Zo stapsgewijs als de zijne wordt een trainerscarrière haast niet meer opgebouwd. ‘Het is een erg betrekkelijke stelling dat je aan de top moeten hebben gespeeld om trainer te kunnen zijn in eerste klasse’, zegt Ariël Jacobs. Bijna 57 jaar is ‘het trainerke uit Diegem’ en eindelijk landskampioen met Anderlecht.

De mensen kennen hem niet, zegt hij. En dan moeten wij onwillekeurig terugdenken aan Roger Lam-brecht die, nadat hij hem had ontslagen, Ariël Jacobs “te braaf” noemde en hem verder veel succes toewenste. De brave Diegemnaar keek op noch om en won sindsdien de beker van België en nu ook de landstitel, met Anderlecht nota bene, een net iets grotere club nog dan die van de beklagenswaardige bandenmagnaat uit Lokeren. Jacobs heeft zijn voor- en tegenstanders, hij voedde ook dit seizoen ruimschoots de discussies en blijft ook nu zijn prikkelende zelf: “Je bent kampioen, maar so what? So what?!”

Zegt u eens: dit is de titel van …

Ariël Jacobs: “… de regelmaat, van hele grote stukken kwaliteit en van efficiëntie. Van rust ook. Er zijn toch wat kantelmomenten geweest. De druk voor Sivasspor. De ontgoocheling van Lyon. De match tegen Standard. Het feit dat Anderlecht de kaart van jonge spelers trok. De ups en downs met Frutos en de komst van Mendoza. Dat heeft allemaal voor deining gezorgd, maar toch is het rustig gebleven rond de club.”

Hoe hebt u dat klaargespeeld?

“Door gewoon te doen. Mensen vragen dikwijls naar recepten, maar die heb ik niet.”

De indruk is dat de incidenten met Standard de spelersgroep dichter bij elkaar hebben gebracht. Klopt dat?

“Wat sportpsychologen ook mogen beweren: het beste cement in een groep zijn de resultaten. Iedereen steekt graag een beker omhoog, maar het is pas in de moeilijke momenten dat je kunt zeggen hoe sterk een groep staat. Als het minder draaide, waren we nog altijd in staat de overwinning te behalen. Dat was anders vorig jaar. Toen kenden we uitschuivers waarna ik een donderpreek moest houden omdat de wedstrijdmentaliteit niet goed zat. Dat was veel beter nu, ondanks de minder ervaren spelers. Misschien kwam het ook door de nieuwe competitieformule en heeft die ons rustiger gemaakt. Toen we verloren op Club Brugge werd daar ik-weet-niet-wat van gemaakt, terwijl het maar om anderhalf punt ging. De groep was niet uit balans door die nederlaag. In zulke momenten heb ik hen ook altijd voorgehouden: laten we terugvallen op de basis, het voetballen dus, en onze honger. Die twee samen moesten ons naar de overwinning leiden.”

Hebt u de wedstrijd tegen Standard gebruikt nadien?

“Nooit. Ik had voor de terugwedstrijd revanchegevoelens kunnen opwekken, maar ik vond het nuttiger om de betrokken spelers, Wasilewski en Polák, met een positieve boodschap aan het woord te laten. Het waren maar twee zinnen – meer wilden ze niet, waarschijnlijk omdat het onwennig aandeed. Die van Polák luidde: ‘Denk niet terug aan de heenwedstrijd, agressie bekamp je niet met agressie.’ En Wasyl schreef: ‘Zorg ervoor dat jullie winnen, waardoor ook wij nog ons steentje aan de titel kunnen bijdragen zodra we terug zijn.'”

Tape op de mond

Een mooi voorbeeld van de grote solidariteit onder de spelers is dat Gillet zich zonder morren neerlegde bij zijn nieuwe verwijzing naar de rechtsachter. In het teambelang, zou je denken.

“Of uit eigenbelang. (lachje) Ik denk dat hij tot het besef is gekomen dat de kern breder en sterker is geworden en dat hij op het middenveld nog meer zou moeten knokken dan op de rechtsachter. Dan kiest een speler misschien eieren voor zijn geld. Ik heb Guillaume altijd beschermd omdat ik vond dat hij vaak kritiek kreeg en niemand het zei wanneer hij het goed deed. Niet vergeten ook dat Anderlecht hem is gaan halen als rechtsachter. Ik ben hem nadien anders gaan gebruiken en heb gezegd: als het mislukt, is het voor mijn rekening.”

Ook vanop de bank zijn er geen wanklanken naar buiten gesijpeld. Of hebben we ze gemist?

“Ik heb ze genoeg tape op de mond geplakt. (lacht) De groep die minder of niet speelt, is begrijpelijkerwijs een kwetsbare groep. Ik heb altijd geprobeerd om daarop te anticiperen door te stellen dat een groep pas een groep is als iedereen er deel van uitmaakt. Ik wilde dat de spelers op de bank supporters zijn voor hun ploegmaats, al moesten ze tegelijk genoeg concurrentie aan de dag blijven leggen ook. Ik moet eerlijk zeggen: er zijn momenten geweest dat ze héél goede supporters waren. Ik heb ze zelfs moeten afremmen. Op Standard zijn er bankzitters gewoonweg uit hun dak gegaan. Dat doet plezier, maar het was er bijna over. Iedereen wilde winnen, om het even wie er op het veld stond.”

Het lijkt wel of iedereen kan leven met uw keuzes.

“Niet altijd. De meeste contacten met bankzitters of spelers die denken meer te spelen, zijn niet aangenaam. Ik stel me vaak open en bloot op. Dat maakt me ook kwetsbaar. Soms liggen de standpunten diametraal tegenover elkaar. Een argument dat ik heel vaak gebruik, is dat een speler die zijn ongenoegen naar buiten brengt, het mij gemakkelijk maakt. Een speler die zwijgt, keihard werkt en denkt ‘ik ga de trainer bewijzen dat ik mijn plaats waard ben’, doet mij twijfelen. Dat zeg ik hen ook. Als er dus geen onvrede is geuit, is het misschien omdat ze dat standpunt van mij kennen. En omdat ze voelen dat er grote eendracht heerst in de staf.”

Slechts zestien jongens speelden meer dan 25 procent van alle speelminuten. U hebt weinig moeten sleutelen aan uw elftal.

“Toen we ons plaatsten voor de poules van de Europa League, heb ik erover nagedacht om te roteren. Maar omdat je daar niet altijd voldoening uit haalt, ben ik ervan afgestapt. Er bestaat geen gouden regel, zo simpel is het. Ik ben dikwijls teruggevallen op dezelfde basis, met links en rechts iemand die inspringt. Spelers die voldoening geven, laat ik staan. En er ís veel voldoening gebracht.

“Maar als je mij nu vraagt wat ik volgend seizoen ga doen, denk ik toch dat ik het anders ga aanpakken en de krachten beter ga verdelen. Je hoort het overal en je ziet het ook bij ons: zo ’n play-off op het einde is slopend. Misschien moet je dus spaarzamer te werk gaan tijdens de reguliere competitie, ook al besef ik dat ik word tegengesproken door wat Standard is overkomen. Wat nog maar eens bewijst: er is geen waarheid in het voetbal.”

Het is toch net dankzij al die anderhalve punten dat jullie zo comfortabel in die play-off zaten?

“Twaalf punten zijn véél anderhalve punten. En al die inspanningen vreten energie. Zijn die zes punten dat wel waard? Die vraag stel ik me, kampioen of niet. Ik heb begrip voor Standard, en minder voor de kritiek die het kreeg.”

Moeilijke gesprekken

De grote continuïteit in de prestaties is des te opvallender gezien de erg jonge en vernieuwde ploeg waarmee u het deed.

“Het voordeel is dat jonge gasten alles geven wat in hen zit. Hun bobijntje is af na de match, maar ze recupereren sneller. Tegen Ajax waren er die me vroegen of mijn ploeg niet te jong was. Nee, zei ik. Een oude speler komt naar Ajax met een pamper om, voor een jonge speler is het zijn dróóm. En wat blijkt? Lukaku scoort twee keer en Mazuch speelt een berematch. Eén keer hebben we een weerbots gehad: na Bilbao thuis, toen we naar Roeselare moesten. Dat was echt niet goed. De mentale belasting door de opeenvolging van wedstrijden, dát is het gevaarlijkst. Het is geen toeval dat tijdens de play-off de ene na de andere speler is uitgevallen.”

Zou de jeugd zonder de blessures van Polák en Wasilew-ski dezelfde kansen hebben gekregen?

“Veel mensen zeggen dat Kouyaté maar heeft kunnen spelen omdat Polák geblesseerd uitviel. Dan antwoord ik dat wij hebben gespeeld met Lukaku terwijl Frutos en De Sutter op de bank zaten. Frutos was daar niet blij mee en De Sutter ook niet. Romelu is blijven staan. Sorry, maar hij prestéérde. Wie zegt dat Kou-yaté zonder zijn neusbeenbreuk niet had gespeeld ten koste van Polák? Polák hád al eens op de bank gezeten.”

Is ervaring dan minder belangrijk dan gedacht? Trainers vragen vaak geduld omdat ze aan een nieuwe ploeg bouwen.

“Mensen die praten over projecten van twee of drie jaar zijn onzekere mensen. In Anderlecht heb je een project van een week. Ik zou kunnen zeggen dat dit het eerste jaar is van een project, maar hier bestáát geen project. De dagelijkse praktijk, dat is het project.

“Wat wél niet dik loopt bij ons, is echt leiderschap op het veld. Zowel in euforie als in problemen hebben we niemand die zegt: we maken de match efkes dood. Dat heeft niks te maken met jong of oud, maar met overzicht bewaren. Dat vind ik zó belangrijk. Te vaak haalt de impulsiviteit het nog van de organisatie. Ons kwetsbare punt is vaak dat we met veel offensief volk zitten dat ook offensief gaat lopen. Als we dan verdedigend en positioneel onze taken niet uitvoeren, stevenen we recht op een catastrofe af. En een catastrofe wil zeggen dat ik ingrijp. Ik ben daar heel duidelijk in, de spelers weten dat.

“Bij Suárez is die evolutie het meest opvallend. Het is iets waarvan hij een jaar geleden niet eens wist dat het bestond. Als hij het nu doet, is dat niet voor mijn plezier, maar omdat hij beseft dat het Europese voetbal dat vereist en dat het niet ten koste van zijn offensieve kwaliteiten gaat.”

Het klassieke excuus van spitsen: dat ze niet fris meer zijn voor de goal als ze te veel werk moeten opknappen.

“Zegt Rooney dat ook? Toppers zeggen zoiets niet, die doen dat gewoon.”

Knappe trainers die dat van hun artiesten gedaan krijgen.

Ferguson is een knappe trainer.”

Zoals de trainer van Suárez.

(onverstoord) Het zijn geen aangename gesprekken met Mati. Met Boussoufa heb ik er ook nog geregeld discussies over. Dat hij die knop zélf moet omdraaien.”

U bent hem blijven uitspelen op de linkerflank. Heeft hij zich al neergelegd bij uw gelijk?

“Het is mijn gelijk niet. Ik heb hem zover gekregen dat wanneer je hem naar zijn beste positie vraagt, hij zelf antwoordt: links. Er zijn wel eens ambetante gesprekskes tussen ons. Dat ik zeg: ‘Mbark, ik was weer kwaad op u!’ En dat hij antwoordt: ‘Ja, en ik op u!’ Maar je kunt met hem praten, dat is óók Bous. Met Hassan kon je dat niet.”

Hij lijkt het er moeilijk mee te hebben dat zijn prestaties wat minder weerklank krijgen door alle aandacht die naar Lukaku is gegaan.

Bous heeft een gevoelig ego. Het belangrijkste is dat het weinig zichtbaar is op het veld, al vind ik het niet abnormaal dat het soms tot uiting komt. Zolang hij presteert, is het geen probleem. De groep moet beseffen dat hij op bepaalde momenten ook iets meer brengt.”

In de zon liggen

Een titel, een beker en twee tweede plaatsen: u hebt het niet slecht gedaan in drie jaar Anderlecht.

“Zonder die titel was het een heel slecht palmares geweest. En voor hetzelfde geld waren we vorig jaar al kampioen. Dat is scorebordjournalistiek. Een trainer heeft ook altijd als opdracht om spelers beter te maken. Dat is hier gebeurd. Ik ben uiteraard heel blij voor Romelu, maar spijtig genoeg werpt hij een schaduw over de prestaties van anderen. De progressie die Saré in die drie jaar heeft gemaakt, is enorm. En wie staat er nog bij stil dat Mazuch maar 21 is en uit het niets zo’n seizoen maakt? Hetzelfde met Kouyaté en Suárez.”

Bent u tevreden?

“Ik ben nooit tevreden. Maar weet je wat mij opvalt? Dat in play-off 1 drie clubs worden getraind door trainers die 650.000 selecties hebben voor de nationale ploeg van De Post en er toch maar mooi bij zijn: Brepoels, Dury en Jacobs.”

Wat wil dat zeggen?

“Dat de stelling dat je aan de top moet hebben gespeeld om trainer te kunnen zijn in eerste klasse, heel betrekkelijk is. Het is een meerwaarde als je dat kunt omzetten naar het trainerschap. Velen echter blijven denken en handelen als speler terwijl het twee totaal verschillende jobs zijn. Het ene vloeit niet voort uit het andere. Het is stoppen als speler en van nul af aan beginnen als trainer.”

U hebt komaf gemaakt met het verdoemde derde seizoen.

“Wie zegt dat?”

U bent niet ontslagen. Misschien wel doordat u in tegenstelling tot uw voorgangers niet meteen kampioen werd en deze groep na twee jaar nog hongerig genoeg was.

“Dit is wel een groep die serieuze veranderingen heeft ondergaan. Proto, Mazuch, Kouyaté en Lukaku waren er niet bij vorig seizoen.”

Hoe zit het met uw goesting om door te gaan?

“Blijkbaar krijg ik de gevoelens die ik nog altijd heb, moeilijk verkocht. Ik zit met een dubbel gevoel. Enerzijds de passie die ik altijd heb gehad en waarbij het volstaat dat je kinderen op een paasstage ziet trainen om je weer te verzoenen met het voetbal zoals we allemaal denken dat het is. En anderzijds honderden kleine zaken die … Ik praat vaak met mensen die me zeggen: hoe is het mogelijk dat je het volhoudt? Ik geef een voorbeeld. Voetbal is een ploegsport. Je probeert een groep te vormen, maar iedereen weet: spelers zijn ego’s. Die denken alleen aan zichzelf. Maar niet alleen de spelers, je vindt het terug in alle geledingen van een club. Iedereen wil bruin zijn, maar niemand wil in de zon gaan liggen. Met zulke zaken word je dagelijks geconfronteerd. Dat weegt op mij.”

U hebt nog contract voor twee jaar. Bijgetekend nadat u na de beenbreuk van Wasilewski nochtans had verklaard er na dit seizoen mee te stoppen.

“Ik kan begrijpen dat mensen dat hypocriet vinden. Waar ik het wel moeilijk mee heb, is dat meningen die afwijken van de gangbare vluchtige clichés blijkbaar niet worden aanvaard. De voorzitter is me toen komen vinden. Niet om me over de streep te trekken, maar om me te laten inzien dat het normaal was dat ik me zo voelde. Hij vroeg me: ‘Denk je dat er zaken gaan veranderen als jij stopt?’ Dat heeft me doen nadenken. Ik weet dat er mensen zullen zeggen ‘wat een hypocriet’, maar net zo goed waren er die me zegden dat ik een dikke stommerik was geweest als ik niet had bijgetekend.”

Herman Van Holsbeeck heeft u vaak gevraagd of u het nog graag doet. Uw antwoord is dan altijd: ‘Ik heb het nooit graag gedaan.’

“Dat is de dualiteit die in mij zit. Enerzijds werk je graag met spelers omdat je plezier haalt uit de minste vooruitgang die je iemand ziet maken. Ik denk dat nergens in het bedrijfsleven de impact die je kunt hebben op iemand zo zichtbaar is. Anderzijds blijf ik zitten met dat onbegrip voor de houding van veel mensen. Dat weegt op mij.”

Ook op uw gezondheid?

“Ik denk het wel. Het laat allemaal sporen na. Verborgen sporen misschien. Buiten mijn drie maanden werkloosheid na Lokeren heb ik nooit afstand kunnen nemen. Misschien ben ik binnenin wat opgebruikt. Dan kom je op het punt dat je zegt: het is tijd om te leven en niet langer geleefd te worden. Ik mag dat toch zeggen? Ik heb de indruk dat als je een klein beetje afstand neemt, mensen denken dat het je allemaal niet interesseert. Ik geef me nog altijd tweehonderd procent. Vannacht nog ben ik twee keer opgestaan om iets op te schrijven. Niet over de volgende match, maar over volgend seizoen al.”

Drie cruises en een villa

Hoe lang staat u nog op het veld?

(lacht) Dat weet ik niet. (stil) Niet te lang meer. Weet je, aangezien het leven een eeuwig leerproces is, waarbij je soms heel veel leert op korte tijd, wil je dat geleerde altijd gebruiken als basis voor nieuwe ervaringen. Soms echter moet je kunnen zeggen: stop! Ik kan nu met zekerheid zeggen dat ik bij Anderlecht het meest hebt geleerd. En dan zeg ik soms tegen mezelf: volgend jaar word ik trainer in Diegem. Door al mijn ervaring zou het me daar makkelijk afgaan. Maar stel dat ik stop, zal ik dan tegen mezelf kunnen zeggen: je hebt nu zo veel ervaring opgedaan, er zo veel in geïnvesteerd, en nu ga je daar niks meer mee doen?”

Dat kunt u zich ook weer niet voorstellen.

(aarzelt) Ik ben nogal een stijfkop op dat vlak. Mijn vrouw weet dat. De dag dat ik stop, ga ik nooit nog naar een voetbalwedstrijd kijken. Vorige zomer dacht ik eens op een mooie zondag: ik trek eropuit met de motor. Diegem speelde voor de beker van België in Hamoir. Dus ik, zo naïef als wat, daar naartoe. Daar was 50 man, van wie er 49 supporter waren van Standard. Wat je dan allemaal moet horen! Dan kom je eens om je te ontspannen en je eigen zoon aan het werk te zien …”

Het moment dat u wilt gaan leven, is niet veraf meer?

(korte stilte) Dat zou kunnen. Maar ik heb geen plannen. Gewoon leven. En wie denkt dat dit betekent drie cruises rond de wereld maken of een villa in Zuid-Frankrijk gaan bouwen, die vergist zich. Dat is het absoluut niet. Mensen gaan nu misschien zeggen: die weet niet wat hij wil, maar ik zeg ook niet dat ik beide wil combineren. Je moet keuzes maken en ik heb een keuze gemaakt. Alleen voel je dat je dit niet kunt volhouden als je al zo lang bezig bent als ik.”

Bent u hier volgend jaar nog trainer?

“Er is interesse van Union. Ik overweeg dat serieus. (lacht)

Vorige zomer had u een concreet voorstel uit een van de golfstaten.

“Ik heb dat niet overwogen. Eerlijkheidshalve heb ik Anderlecht toen wel ingelicht.”

Een goed bewaard geheim is dat u na uw eerste seizoen twee keer aan de onderhandelingstafel zat met OSC Lille.

“Dat was na het vertrek van Claude Puel en op het moment dat hier de onderhandelingen gingen beginnen voor een verlenging van mijn contract. Ik heb toen twee gesprekken gevoerd met Lille. Na dat tweede gesprek hoorde ik een tijdje niets. Achteraf vernam ik dat dat kwam door veranderingen in het management van Lille. Ondertussen had ik hier bijgetekend. Dat is ook de reden dat ik er in Anderlecht nooit over heb gesproken.”

Noemen ze u hier nog le professeur?

“Ofwel passen ze niet in de cultuur van Anderlecht, ofwel zijn het professeurs. Iets anders hoor ik niet. Ik ben dus in goed gezelschap. Wenger noemen ze ook zo. En wie ben ik om vergeleken te worden met Wenger? Maar ik heb het wel graag natuurlijk.”

door jan hauspie/ reporters – michel gouverneur

“De bankzitters waren de beste supporters.

Ik heb ze zelfs moeten afremmen, het was er soms bijna over.”

“Ik kan begrijpen dat mensen me hypocriet vinden. Blijkbaar krijg ik de gevoelens

die ik nog altijd heb, moeilijk verkocht.”

“Mensen die praten over projecten van twee of drie jaar zijn onzekere mensen. In Anderlecht heb je een project van een week.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content