Michel Preud’homme is met Twente nog steeds in de running voor titel en beker. Maar het succes komt niet vanzelf. ‘Ik heb vaak nachten doorgewerkt om matchen voor te bereiden.’

Blauwe hemel, zomers warm, zonnende supporters en spelers die met de tasjes in de hand naar hun indrukwekkende wagens terugkeren: in dit Club Medsfeertje zit de training erop voor de mannen van Michel Preud’homme. Van enige spanning is nauwelijks sprake. In deze rustige omgeving ontmoet Sport/Voetbalmagazine de gewezen succescoach van Standard en AA Gent. Zijn rust wordt enkel even onderbroken door de kokkin van de club, die hem aanmaant zijn kom groentesoep te komen eten. Kortom, een sfeer die mijlenver af staat van de drukte bij bepaalde Belgische clubs, die nochtans slechts zouden kunnen dromen van een deelname aan de Champions League en een kwartfinale in de Europa League …

Bij het begin van het seizoen heb je vaak herhaald dat de titel geen must was, maar we nemen aan dat de ontgoocheling groot zou zijn, mocht die jullie nu toch nog ontglippen …

Michel Preud’homme: “Nu moeten we proberen het af te maken. Maar niemand had verwacht dat we op twee speeldagen van het einde voor de titel zouden meedoen. Bij de start van het seizoen moesten we een nieuwe ploeg opbouwen, of toch minstens een halve nieuwe ploeg. Het was dus de bedoeling als derde of vierde te eindigen en een Europese plaats te pakken. En te overwinteren in de Europabeker, zonder te weten dat we in een poule met Tottenham, Inter en Werder Bremen zouden zitten.”

Wat onthoud je van de ChampionsLeaguecampagne?

“Het was een fantastische ervaring, vooral omdat we mooie dingen hebben laten zien tegen zeer goede ploegen. In de Europa League hebben we er nog twee grote kleppers uitgekegeld: Zenit Sint-Petersburg, dat ze in België zeer goed kennen (lacht), en Roebin Kazan, een ploeg van hetzelfde kaliber. Maar de Champions League is inderdaad nog iets anders. Onlangs herinnerde mijn zoon me eraan dat we die competitie tot voor kort enkel op Playstation of op tv konden meemaken. Deze keer waren we er live bij.”

Je kwam er in contact met mannen als Harry Redknapp en Rafael Benítez. Hebben deze ontmoetingen je veranderd?

“Het viel me op dat ze als topcoaches toch zeer eenvoudig blijven. Het was mijn eerste Champions League, ik zette dus mijn eerste stappen in dat milieu, maar ik werd er fantastisch goed ontvangen. Zo had ik een babbel met Benítez, die toen al op de wip zat bij Inter. Het was alsof hij er nood aan had om te praten. Weet je, een trainer is een eenzaat die makkelijker iemand in vertrouwen zal nemen die dezelfde job uitoefent. Dat gesprek was zelfs verrassend, want het vond vlak voor de match plaats. Hij vertelde mij over de interne keuken van de club en toen ik hem op een bepaald moment antwoord gaf, zei hij me: ‘Doe je hand voor je mond.’ We moesten vermijden dat iemand zou kunnen liplezen.”

Hollandse arbitrage

Heb je je aangepast aan het Hollandse spel dat traditioneel veeleer aanvallend is?

“Weet je, toen ik bij Gent kwam, zegden ze me: ‘Bouw een team op zoals je dat met Standard hebt gedaan.’ Hier kwam ik toe bij de kampioen van Nederland, dus de basis was enorm. Het zou stom geweest zijn om daar geen gebruik van te maken. Ik heb me gebaseerd op wat er was en heb er mijn handelsmerk aan toegevoegd, namelijk iets meer diepte. Ik moet zeggen dat de mengeling de eerste zes maanden prima heeft gewerkt. Daarna hadden we het wat moeilijker, want mijn manier van spelen vereist veel fysieke inzet en de opeenstapeling van wedstrijden in de Europese bekers maakte alles zwaarder.”

Door die fysieke inspanning kon je van iemand als Theo Jansen een totaal andere speler maken. Hij kent nu misschien wel het mooiste seizoen uit zijn carrière.

“Vorig jaar speelde hij meer in het defensieve tweemansblok op het middenveld en liet hij de aanval aan anderen over. Ik heb hem uitgelegd dat hij meer zou scoren als hij met zijn kwaliteiten wat hoger kon spelen. Voor het eerst in zijn carrière zit hij aan meer dan tien goals en heeft hij nog meer assists gegeven.”

Beleef je het voetbal over het algemeen op een meer ontspannen manier dan in België?

“Laat ons zeggen dat het bestuur van Twente me meteen verzocht heeft wat op te letten met de arbitrage. Tot nu toe is alles goed verlopen, behalve een keer bij AZ toen de scheidsrechter vergat ons drie penalty’s te geven. Maar voor de rest moet ik zeggen dat ik geen reden heb gehad om me op te winden.”

De arbitrage in Nederland is dus beter?

“Ik weet niet of ze beter is. Misschien was ik minder zenuwachtig omdat ik de mensen minder goed ken, omdat ik verdraagzamer was. Als je lang in dezelfde omgeving vertoeft, zoals dat in België het geval was, dan kan je al eens vooroordelen hebben.

“De Belgische pers maakte de situatie ook erger dan ze was. Al heeft de pers mij hier ook afgemaakt toen ik me tegen AZ zo druk maakte. In België, waar ik als speler en als trainer heb gewerkt, aanvaardde ik misschien minder kritiek van mensen die ik goed had leren kennen.”

Leren delegeren

Van Standard naar Gent en van Gent naar Twente. Heb je telkens een nieuwe uitdaging nodig?

“Niet noodzakelijk, maar je hebt feeling, een positief contact nodig. Met Standard was dat er van bij het begin, daarna ervaarde ik het ook bij Gent met Ivan De Witte en Michel Louwagie. Een club kan met miljoenen euro’s komen aandraven, maar als die feeling er niet is, zal ik er niet naartoe gaan. Afgelopen zomer was het Saoedische Al Shabab tot heel veel bereid, vooral voor mijn gezin. Het was redelijk indrukwekkend. Maar ik had beslist dat ik mijn taak bij Twente moest vervullen en er tot het uiterste moest gaan. Tot de volgende keer dus.” (lacht)

Is je manier van werken geëvolueerd sinds je als coach bent begonnen?

“Je leert voortdurend bij. Wie kan zeggen dat hij alles weet? Niemand. Je kan bijvoorbeeld een jeugdtrainer van de U10 bezig zien die zijn jongens een oefening geeft en bij jezelf denken: tiens, ik ga die oefening aanpassen voor mijn spelers.”

Mogen we stellen dat een meer administratieve taak als voorzitter van de Belgische bond, waarvan sprake was, een verspilling geweest zou zijn?

“Hadden ze mij tot bondsvoorzitter verkozen na het plan dat ik had opgesteld, dan zou ik dat nog steeds zijn. Ik zou er mijn hele ziel in hebben gelegd en dan zou ik nooit trainer zijn geworden.”

Je hoeft niet per se op het veld te staan?

“Neen, want ik steek mijn energie in zaken waarin ik geloof.”

Heb je soms niet het gevoel dat je te veel doet? Ze omschrijven je hier als een workaholic. Bij Standard had men het zelfs over gezondheidsproblemen door de stress, door je werk …

“Ik rust als dat nodig is. Maar omdat we dit jaar zeer ver zijn geraakt in de Europese bekers en er om de drie dagen een wedstrijd op ons programma stond, heb ik vaak nachten doorgewerkt om matchen voor te bereiden en sloeg ik dus mijn rust over. Gezien de structuur van deze club denk ik dat ik vooral moet leren meer te delegeren.”

Ben je niet bang dat je op een dag zal vaststellen dat je je gezondheid en je gezin hebt verwaarloosd?

“Mijn gezin is altijd hier bij me in Enschede. Ze hebben zich moeten aanpassen. Dat was niet altijd gemakkelijk, dus probeer ik er vaker te zijn voor hen. Ik praat soms met hen over de mogelijkheid om te stoppen met deze job. Over twee, vijf, tien jaar, ik weet het niet. Als de passie er niet meer is, ga ik er niet nog een jaartje bij doen. Ik ben als speler gestopt toen ik nog in vorm was, maar de goesting was weg.”

Je hebt ook het geluk dat je als coach de kwellingen van een ontslag nog niet hebt meegemaakt.

“Dat klopt, hout vasthouden! Ik probeer eerlijk te zijn als coach. Bij Standard heb ik in februari-maart mijn ontslag aangeboden aan Luciano D’Onofrio. We waren van de eerste naar de vijfde plaats getuimeld. Ik heb hem gezegd: ‘Jij bent mij komen halen, je bent me niks verschuldigd maar het is afgelopen, ik stop ermee.’ En toen antwoordde hij: ‘Denk je dat ik helemaal alleen ten onder ga? Nee, we gaan dat samen doen!’ Aan Ivan De Witte heb ik twee keer mijn ontslag aangeboden. Hij antwoordde: ‘Zoiets zeg je mij nooit meer, je bent niet iemand die opgeeft.'”

Nederland vs België

Je staat nu bijna een seizoen aan het hoofd van Twente. Welk verschil zie je tussen België en Nederland?

“Hier heb je overal een magnifieke infrastructuur. Je hebt zowel stadions van 10.000 als van 50.000 plaatsen, maar het zijn allemaal afgesloten ruimtes, vlak bij het veld, met ruime kleedkamers, wat in België niet altijd het geval is. Alles is goed georganiseerd. Op technisch vlak werkt men veel aan de basis, passes, controles. Bij Gent en Standard deden we hetzelfde, ook al zeiden de spelers me in het begin dat dat dingen voor kinderen waren. Ik antwoordde dat we zouden stoppen als ze alles onder de knie hadden. En we zijn nooit gestopt. Weet je dat alle Spaanse ploegen elke dag 20 minuten lang dit type van passes oefenen? En dan zie je wat dat geeft op technisch gebied. Wat het spel betreft, wordt veel van achteren uitopgebouwd, soms overdreven veel.”

Springen de lacunes op het vlak van opleiding in België duidelijk in het oog ten opzichte van wat wij in Nederland kunnen zien?

“Ik ben geen specialist inzake opleiding, maar ik zie wel dat wij niet dezelfde middelen hebben. Bij Twente zijn alle jeugdtrainers professionals en hebben ze een assistent. Dat is ongeveer wat ik aan de bond had voorgesteld: goede jeugdtrainers hebben die redelijk betaald worden. Maar in België zien we dat die coaches nog steeds mensen zijn die overdag gaan werken en ’s avonds hun training geven. Het gaat niet over de kwaliteiten van die mensen, maar over hun beschikbaarheid. En het spijtige van de zaak is dat die bekwame mensen uiteindelijk in derde of vierde provinciale gaan trainen omdat ze er veel meer verdienen …”

DOOR THOMAS BRICMONT

“Ik heb twee keer mijn ontslag aangeboden aan Ivan De Witte.”

“Een club kan met miljoenen euro’s komen aandraven, maar als de feeling er niet is, zal ik er niet naartoe gaan.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content