Na zijn carrière als hulptrainer bij Anderlecht leefde Martin Lippens bij Bordeaux als God in Frankrijk. Terug in België wilde hij dat ook zo houden. Het zwarte gat is hem volkomen vreemd.

Een anoniem huis in een anonieme straat, vlakbij de lawaaierige Ninoofse steenweg in Anderlecht. Als het verkeer minder is in het weekend en de wind goed zit, waait de kolkende sfeer van het Constant Vanden Stockstadion tot hier. Martin Lippens betrekt een bescheiden bel-etage. Het keurig opgeknapte tuintje verraadt een passie. “Tuinieren,” bekent hij, “naast reizen, vissen, fietsen en mijn vrouw. In die volgorde (lacht). Geregeld trek ik er met enkele vrienden op uit om in Ierland op zalm te gaan vissen. Dan amuseren we ons kostelijk. Mijn vrouw blijft meestal thuis : als ze om vier uur ’s ochtends moet opstaan, valt ze bij het avondeten al in slaap. Grote reizen zijn evenmin aan haar besteed. Ze heeft vliegangst en dus trek ik er geregeld alleen op uit. Vorig jaar schreef ik me in voor een georganiseerde groepsreis naar China. Onvergetelijk ! Nieuwe culturen ontdekken en nieuwe vrienden maken, daar geniet ik van. Mijn volgende doel is Australië, maar daar moet ik eerst nog een beetje voor sparen.”

Het voetbal volgt hij nog met evenveel passie als vroeger. “Op televisie mis ik nauwelijks een wedstrijd.”

In het weekend zit Martin Lippens vaker op de tribune van tweedeklasser FC Brussels dan in het Vanden Stockstadion, waar hij een halve eeuw actief was. “Ik zal je eens wat tonen”, zegt hij en haalt uit een omslag vier seizoenskaarten en een parkeerkaart van FC Brussels tevoorschijn. Lachend : “Gekregen. En zeggen dat ik er amper zes maanden als een soort technisch directeur heb gefungeerd, een titel die ik overigens niet graag gebruik. Bovendien was dat nog bij RWDM. Het zegt veel over hoe Anderlecht met zijn oude gloriën omgaat.”

Zijn vertrek uit het Astridpark noemt hij “een slag in het gezicht” : ” Aad de Mos bracht zijn eigen staf mee en voor mij was er geen plaats meer. Ik zou een administratieve functie krijgen, maar die werd nooit goed omlijnd. Ik trok mijn conclusies en ben op een aanbieding van Bordeaux ingegaan. Samen met Raymond Goethals. Bordeaux was met niks te vergelijken. Heel bijzonder, al was het wennen aan de Franse mentaliteit. Hoe ze daar met een nederlaag omgingen, dat konden wij als Belgen moeilijk begrijpen. Zot werden we ervan. Maar voor je het goed en wel beseft, word je ook door die mentaliteit aangestoken. Toen Goethals naar Marseille vertrok en ik in Bordeaux bleef, gingen we niet echt in vriendschap uit elkaar. Ik had net bijgetekend en wilde niet direct weg. We hebben jarenlang niet met elkaar gesproken. Pas sinds een jaar of twee is de ‘ruzie’ bijgelegd.”

Martin Lippens maakte alle grote periodes van Anderlecht mee. Als speler was hij een overgangsfiguur : toen het professionalisme zijn intrede maakte in het Belgische voetbal, zat hij al in de herfst van zijn loopbaan. Hij koos het zekere voor het onzekere en verdiende tien jaar lang de kost als eigenaar-uitbater, en vooral uithangbord, van een café-dancing in hartje Brussel. “De Pim’s, in de Oppemstraat. Open van zeven uur ’s avonds tot het ochtendgloren. Bekend bij Jan en alleman. Wie ’s nachts in dronken toestand door de Brusselse straten scheurde, kon alleen maar van bij ons komen. We verdienden goed, maar het was hard labeur. In het weekend sliep ik nauwelijks. Van vrijdagavond zeven uur tot zaterdagochtend stond ik achter de tapkraan. Als de zaak sloot, snelde ik naar de Heizel, waar om negen uur de trainerscursus begon. ’s Namiddags ging ik naar een wedstrijd en ’s avonds weer naar de Pim’s, tot zondagochtend. Dan snel naar huis en vandaar naar de de kadetten van Anderlecht, die ik trainde. Op zondagmiddag speelde ik zelf bij tweedeklasser Vigor Hamme, maar daar hield ik het niet lang vol. Uit eigen zak betaalde ik de som terug die de club voor mij aan Anderlecht had betaald. Van Hamme ging het terug naar Brussel centrum, voor een nieuw nachtje Pim’s.”

Toen hij als jeugdtrainer naar de reserven werd overgeheveld en nadien hulptrainer van het eerste elftal werd, begon hij weer een normaal leven te leiden. Een leven in de schaduw van de allergrootste trainers uit de geschiedenis van de Brusselse trots : Tomislav Ivic, Goethals, Arie Haan, Paul Van Himst. Lippens zag talenten komen en gaan. ” Robby Rensenbrink werd een wereldvoetballer bij ons. Het is mij een raadsel waarom hij niet in de Platina 11 staat. Nog een raadsel : Alin Stoica. Door de fans en de pers de hoogte ingeduwd terwijl hij nog aan het groeien was. Te vroeg dus. Het is zoals wel bij meer spelers van zijn generatie : kwaliteit zat, maar mentaal niet sterk genoeg om het waar te maken.”

door Stefan Van Loock

‘Het café verdiende goed, maar het was hard labeur. In het weekend sliep ik nauwelijks.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content