‘SPELEN IS FUN EN PASSIE, COACHEN IS EEN JOB’

Zondag, net voor ‘zijn’ Roeselare nog maar eens met Maaseik in de clinch gaat voor de beker van België, stelt Dominique Baeyens zijn boek voor. Een gesprek.

Het is iets na tien uur, wanneer Dominique Baeyens de deur van Eurovolleycenter in Vilvoorde openduwt. Sneakers, lange mantel, boekentasje in de hand. Hij viert straks zijn 62e verjaardag, maar dat is hem niet aan te zien. Fit en afgetraind stapt hij naar zijn sobere kantoor, gaat enkele medewerkers groeten en vleit zich dan in een zetel. Koffie. ‘De voorbije maanden vroegen veel mensen mij hoe ik me voelde nu ik met pensioen was… ( lacht) Of, in de winkel in Ternat: ‘Hele dagen thuiszitten, kan je daar een beetje van genieten?’ Ik ben uit beeld verdwenen, ja, maar ik mis de schijnwerpers absoluut niet.’

De grote wereldproblemen werden vooral aan de toog van de jeugdclub opgelost.’ Dominique Baeyens

Hij heeft zich geschikt in zijn tweede leven. Als sportief coördinator van de Vlaamse Topsportschool Volleybal glijdt zijn blik af en toe naar de zaal, waar tieners na hun lessen aan het college in Vilvoorde aan de opwarming beginnen. ‘De Red Dragons en de Yellow Tigers voor binnen tien of vijftien jaar. Topniveau.’

In september 2016 nam de Vlaams-Brabander na vier jaar afscheid als bondscoach van de Red Dragons en trok hij doelbewust een dikke streep achter een trainerscarrière van goed dertig jaar. ‘Zestig jaar én opa worden, dat was een barrière. De passie was er nog – nog altijd -, maar ik was vooral het gevecht met het scorebord beu.’

Een paar maanden na zijn afscheid liet hij zich toch opnieuw verleiden, toen de coach van de meisjes (U20) zwanger was en hij de nationale selectie op het WK-kwalificatietoernooi in Portugal voorbij het gastland en Polen naar de volgende ronde moest duwen. Dat lukte, maar tegen de op papier sterkere Polen leek het alsof hij jaren terug in de tijd werd gekatapulteerd. ‘Ik werd minuut na minuut zenuwachtiger. Dat was voor mij de bevestiging dat ik de goede beslissing had genomen.’

En toch. In april 2017 kreeg hij, out of the blue, een telefoontje van een manager. Of hij interesse had om in Polen een club te trainen? Neen. ‘Ook niet voor Skra Belchatów?’ De twijfel sloeg toe: een topteam, recordkampioen in een van de sterkste competities van Europa, de Champions League. ‘Dat streelt je ego. ‘Ze denken nog aan mij.’ En, een normale reflex van een competitiebeest: de oudere mens wil het nóg eens laten zien. Ik kon er meer verdienen dan ik als coach ooit heb verdiend, maar na een week nadenken heeft het gezond verstand gezegevierd.

‘Dat ik nooit in het buitenland heb gecoacht, is geen gemis. Er was belangstelling van Franse topclubs, waardoor ik wellicht veel geld – nooit een drijfveer geweest – heb laten schieten. En: in een andere competitie had ik mijn houdbaarheidsdatum misschien verlengd. Elk jaar weer die strijd tussen Roeselare en Maaseik. En de verplaatsingen naar de kleinere clubs, waarvan je wist dat je langer in de bus zou zitten dan op het veld te staan. Maar ik voelde me daar zó goed.’

Een clubman

Dominique Baeyens en de Knack, zo onafscheidelijk als Lucky Luke en Jolly Jumper, Bert en Ernie of Laurel en Hardy. Legendarische ‘onderhandelingen’ in het kantoor van Rik De Nolf, de grote baas van Roularta en geestelijke vader van de club, die amper onderhandelingen te noemen waren.

‘Dominique, een kopje koffie?’

‘Graag, mijnheer Rik.’

‘De ploeg draait goed, hé?’

‘We mogen niet klagen, maar het beste moet nog komen.’

‘Ja, het ziet er goed uit. Hoeveel jaar gaan we erbij doen? Twee of drie?’

‘Drie is oké voor mij.’

‘Goed zo, ik laat de papieren in orde brengen. Spring maar eens binnen om te tekenen.’

‘Bedankt, mijnheer Rik, tot zaterdag op de wedstrijd.’

Niet te vatten voor een buitenstaander, beseft Baeyens. ‘Ik was een stuk van die club, kende iedereen die in de tribune zat. Een topclub in alle geledingen, waar heel veel onderling vertrouwen was. Er kwam geen enkele speler zonder dat ik op de hoogte was, ik besliste mee wie genoeg of te weinig verdiende. Als je dat statuut hebt, dan weten spelers dat je macht hebt. Dat helpt je, want ze weten: hij geeft me straks een nieuw contract of niet.’

Vier seizoenen als speler en vijftien als trainer. Zes keer landskampioen, vier bekers, de Top Teams Cup in 2002 – als enige Belgische club -, twee keer zilver (1998,1999) op de CEV Cup, acht keer Trainer van het Jaar. Roeselare en Baeyens, het lijkt één langgerekt succesverhaal. Schijn bedriegt.

In zijn derde seizoen, ergens in december 1999, stapte kapitein Walter Engelen zijn kantoor binnen. ‘De groep zag het niet meer zitten om met mij verder te gaan. We hebben die dag nog getraind, ’s avonds reed ik naar de voorzitter – Edwin Blauwblomme. Ik mócht niet vertrekken, wat hij de dag erna ook aan de groep zei: ‘Baeyens blijft trainer.’ Onwezenlijk, want je moet meteen weer aan de slag met mannen die je buiten willen. Vijf à zes uur trainen per dag, lange afzonderingen… Dat was een snelcursus in coaching en teamprocessen. Het strafste van het verhaal? Een paar maanden erna wonnen we de beker van België en werden we kampioen. Van de hel in december naar een tocht in een open bus door Roeselare.’

Ben je dan niet rancuneus?

Dominique Baeyens: ‘Het doet iets met een mens, maar ik had het in mijn eerste seizoen in Zellik (1990-1991) ook al meegemaakt. De club had zwaar geïnvesteerd om kampioen te spelen, maar ik had al snel door dat we die ambitie nooit konden waarmaken. Ik wist dat sommige spelers me buiten wilden. Te jong en amper een paar seizoenen coach van een middenmoter ( Cera Ternat, nvdr) op de teller. Elke dag weer sleuren en trekken, de confrontatie moeten aangaan en te weinig tools of ervaring hebben om dat te kunnen plaatsen.

‘Een coach kan bepaalde zaken uit boeken halen, maar je moet vooral miserie meegemaakt hebben. Ik ben dikwijls tegen mijn zin naar de training gereden, maar het bestuur bleef achter mij staan (de club werd onder Baeyens drie keer kampioen en pakte in 1994 brons in de European Champions Cup, de voorloper van de Champions League, nvdr).

‘De tweede keer ging ik er iets beter mee om. Als coach kweek je elk jaar een beetje meer eelt. Ik had iets van: ze kunnen me niet meer ontgoochelen, geen enkele speler kan mij nog uit evenwicht brengen. Zo moest ik denken, want als je daar emotioneel in meegaat, dan ga je kapot.’

In je boek schets je een allesbehalve romantisch beeld van een coach.

Baeyens: ‘Het is dubbel. Coachen is een job, spelen was fun. Ik was als speler ook met mijn sport bezig, maar niet dag en nacht zoals een coach. Zelf volleyballen was een passie: zweten, plezier maken, beter willen worden. Zelfs op mijn 25e trainde ik nog met de geestdrift van een kind, helemaal alleen úren ballen tegen de muur slaan. Als speler ben ik nooit tegen mijn zin de zaal binnengestapt. Spelen was kind zijn, als coach word je heel snel volwassen. Te snel. Als ex-international en licentiaat lichamelijke opvoeding leek het vanzelfsprekend dat ik coach zou worden, al was het zeker mijn droom niet. Maar: ik heb het wel 30 jaar gedaan. Een coach die kiest voor de topsport, zal moeten incasseren.’

De passie was er nog – nog altijd -, maar ik was vooral het gevecht met het scorebord beu.’ Dominique Baeyens

Er is geen plaats voor een leven naast de sport?

Baeyens: ‘Je wordt opgeslorpt door winnen en probeert zo veel mogelijk onder controle te krijgen, maar gaandeweg ontdek je dat je niet alles kan controleren. Voor een coach is dat de hel. Dat maakt je een triestige mens voor je omgeving. Het is heel confronterend om jaren later van je kinderen te moeten horen dat ze niets durfden te zeggen of op de dag van de match geen vriendinnetjes uitnodigden omdat ik me op de match moest concentreren. Dat gaat ver.

‘Je moet het leren om de dag na de match iets te gaan eten met je vrouw, zonder te denken: hoe los ik dat op? Alleen ervaring legt een cordon sanitaire rond het stressvirus. Ik wilde de job niet te rooskleurig voorstellen, ik hoop alleen dat ik niet te veel mensen afschrik . (lacht) Natuurlijk heb ik veel plezier beleefd. Negen titels… Dat laatste fluitsignaal was altijd ongelofelijk. Volstromen.’

Ooit werd je door enkele spelers uit je kantoor gehaald, toen je tijdens de kampioenenviering de beelden aan het analyseren was.

Baeyens: ‘Ik heb moeten leren genieten, maar dat was er echt over. Ik zat me zelfs te ergeren. Wie altijd focust op wat er fout gaat, geraakt verbitterd. Dat was niet meer normaal, net zoals die match in Rotterdam. Mijn stiefmoeder, met wie ik een heel goede band had, was in de namiddag overleden. Mijn eerste gedachte was: ik wil coachen. Vader ging akkoord, maar het was een complete ramp. Totaal geen energie. Achteraf besefte ik: dit is niet meer normaal, Dominique. Hoe wereldvreemd kan je zijn?’

Ersatzcoaches

In vergelijking met voelbaltrainers moeten volleybalcoaches zich minder verantwoorden voor de media. Een voordeel?

Baeyens: ‘Ik zou het niet in mijn hoofd halen om te zeggen hoe jij een stuk moet schrijven, want het is jouw job. In de sport is dat blijkbaar geen belemmering. In het voetbal zitten de tribunes en de persbanken vol met ersatzcoaches. Daar hebben wij minder last van, al gebeurt het toch af en toe. Vorige week heb ik nog een wedstrijd van de Vlaamse beloften gecoacht. We wonnen op Puurs, een topploeg in Liga B, waar mijn collega door een supporter in het bijzijn van iedereen op zijn coaching werd aangesproken. Mijn boodschap aan jonge trainers is: ga na een wedstrijd nooit in discussie met supporters of bestuursleden. Het is me weinig overkomen, maar als een bestuurder zijn mening ventileerde, zei ik: ‘Kom morgen naar mijn bureau, dan praten we twee uur.’ Ik reed na een match naar huis en trok daar een goede fles wijn open. Een glas, de match herbekijken en analyseren met een tweede glas. En als ik klaar was, soms rond één of twee uur ’s nachts, dronk ik de rest van de fles uit.

‘Een coach kan niet alles zeggen. Voor de buitenwereld moet je de groep in bescherming nemen en binnenskamers de problemen benoemen. Zoals ik Francky Dury, na de slechte reeks van Zulte Waregem hoorde zeggen: ‘Het is mijn verantwoordelijkheid.’ Dát is een coach. Als een team niet goed presteert, dan moet je de problemen niet op het bestuur, spelers of supporters projecteren. Net zoals het not done is om te roepen dat je zelf de spelers niet hebt gekozen. Teken dan geen contract, hé.’

Moet je een band met de spelers hebben?

Baeyens: ‘Als speler haatte ik het dat een coach zich in mijn privéleven wilde verdiepen. Het klinkt cynisch, maar ik moet niet weten dat de hond van mijn speler ziek is. Ik probeerde afstand te bewaren, zonder afstandelijk te zijn. Als een speler thuis problemen had, dan luisterde ik. Je bent een mens, hé. En: sommige spelers hadden nood aan meer aandacht. Je probeert authentiek te zijn, maar anders moet je ook een beetje kunnen acteren.

‘Ik heb met jongens gewerkt met wie ik totaal geen band had. Goede volleyballers, maar met wie ik als mens geen raakpunten had en geen vijf minuten kon praten als het niet over volleybal ging. Dat is een valkuil, want dat kan je niet laten blijken. Met bepaalde jongens kon ik een hele namiddag samenzitten, zonder dat we over volleybal praatten. Hendrik Tuerlinckx, Frank Depestele of Iván Márquez, een bad boy. Wat ik met die jongen heb meegemaakt. Te laat komen, uitgaan… Maar tegelijk een ongelofelijk talent en iemand die het team verbond. Ik zie hem nog komen: een speler van 2m10, die zich zo klein als een kabouter maakte om zich te verontschuldigen. Ik was enorm kwaad, maar moest me toch omdraaien om niet in een lach te schieten. Ook in winnende teams zijn er conflicten. Van harmonie naar apathie is een kleine stap, dat maakte mij als coach achterdochtig.’

Je bent een exponent van de flowerpowergeneratie, heeft dat je manier van coachen beïnvloed?

Baeyens: ‘Als tiener vond ik niet alles vanzelfsprekend en had ik het moeilijk met gezag. Nog altijd. Vlaggengezwaai of uniformen, niet mijn dada. En als iemand me zegt wat ik moet doen, dan word ik al nerveus. Ik zeg niet dat ik een linkse gedachtegang heb, maar het ecologisch bewuste en kritische gaat toch terug naar mijn jeugd.

‘Ik was een pseudohippie die hield van ruige muziek – The Who, Led Zeppelin, Jimi Hendrix, Jethro Tull… – en rebelleerde met lang haar. Niet vanzelfsprekend in een dorp of op ’t college, maar dat was mijn manier om te zeggen: ‘Ik ben niet zoals de anderen.’ Ik was geen dwarsligger. Betogen voor Leuven Vlaams of tegen de kernraketten, ja, maar de grote wereldproblemen werden vooral aan de toog van de jeugdclub opgelost. ( lacht)

‘Na mijn humaniora lag de rode loper naar de Katholieke Universiteit van Leuven uitgerold, maar ik ging naar de VUB. Niet vanzelfsprekend, want vader was politicus voor de CVP en ik had in ’t college gezeten. Mijn keuze was niet idealistisch bepaald – ik kon blijven trainen bij Kruikenburg -, maar ik heb er wel kritisch leren nadenken. Ik houd niet van het paplepelken…’

Slotvraag. Hoe viel het mee om enkele weken de Vlaamse beloften te coachen?

Baeyens: ‘Plezant hé. Ik ben gestart met het wedstrijdplan en de basiszes die Kris Eyckmans, de vaste coach, op papier had gezet. Dat respecteer ik altijd, maar elke wedstrijd heeft zijn verhaal. ( lacht) Terug naar de basis. Coachen op instinct, zonder assistent of scoutinggegevens. 0-1 voor, 1-1, 2-1. ‘Die vierde set wil ik toch winnen.’ 2-2. ‘Tja, nu wil ik die tiebreak ook wel pakken.’ 2-3. Goedgemutst naar huis gereden, zonder dat ik aan de volgende match moest denken. Echt genieten. Meer dan vroeger.’

Dominique Baeyens over… Red Dragons

‘De overgang van Roeselare naar de Red Dragons was heel moeilijk. Van een club waar je alle macht in handen heb, naar de nationale ploeg waar je alleen kon rekenen op de goodwill en drive van de spelers. En: je ziet elkaar maar vier maanden per jaar. Maar dat we ons in 2016 konden plaatsen voor het WK, exact 36 jaar nadat ik als speler op een WK stond, was een van de hoogtepunten.’

Groepsgesprekken

‘Met de komst van de Nederlanders naar Roeselare, nam ook het aantal groepsgesprekken toe. Debatcultuur! Week na week úrenlang de wedstrijden voorbereiden, ik durfde geen bespreking meer afsluiten met de woorden: ‘Zijn er nog vragen?’ Anders waren ze weer vertrokken… ( lacht) Dat heb ik teruggeschroefd. Als je echt iets wil veranderen of doen vooruitgaan, dan moet je één op één of in kleine groepjes praten.’

Underdogs

‘Ik word gek van coaches die zich voor een seizoen of een match indekken, wat in het voetbal schering en inslag is. ‘Zij hebben een veel groter budget…’ Als ik vond dat we een kans hadden om te winnen of kampioen te worden, dan zei ik dat. Ik ben nooit een match begonnen om maar één set te winnen, ook niet tegen Russische of Italiaanse topploegen. Er liggen altijd mogelijkheden.

‘Weken op voorhand zeggen dat je het truitje van Neymar of Messi wil, daar word ik niet goed van. Je moet van je tegenstander geen god maken, hé. Ik noemde nooit namen. Thessaloniki speelde met Lloy Ball en Clayton Stanley, twee olympische kampioenen, maar in de voorbereiding sprak ik over nummer 9 en nummer 3. Op die manier valt het aureool weg.’

Coachen met gezond verstand

‘Een biografie van Dominique Baeyens schrijven, dat wilde ik niet. Wie zit daarop te wachten?’ lacht de Vlaams-Brabander, die in Coachen met gezond verstand vooral dieper ingaat op zijn ideeën en visie over teamwork en coaching. ‘In de loop der jaren heb ik notities bijgehouden, die – samen met de lezingen – dienden als geraamte van het boek. ‘Mijn mening is zeker niet heilig. Ik heb vroeger piano gespeeld en dat leer je door te oefenen, niet door er een boek over te lezen. Net zoals je alleen coach wordt door te coachen en ervaring op te doen. Maar ik ben er wel zeker van dat ik de moeilijke situaties en valkuilen heb geschetst waar iedere coach vroeg of laat mee te maken krijgt.’

Coachen met gezond verstand (272 pagina’s) is uitgegeven bij Manteau en kost 19,99 euro.

Dominique Baeyens: 'Dat je niet alles kan controleren, is voor een coach de hel. Dat maakt je een triestige mens voor je omgeving.'
Dominique Baeyens: ‘Dat je niet alles kan controleren, is voor een coach de hel. Dat maakt je een triestige mens voor je omgeving.’© BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS
Dominique Baeyens: 'Dat ik nooit in het buitenland heb gecoacht, is geen gemis.
Dominique Baeyens: ‘Dat ik nooit in het buitenland heb gecoacht, is geen gemis.© BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS
Dominique Baeyens: 'Na een match reed ik naar huis en trok daar een goede fles wijn open. Een glas, de match herbekijken en analyseren met een tweede glas. En als ik klaar was, dronk ik de rest van de fles uit.'
Dominique Baeyens: ‘Na een match reed ik naar huis en trok daar een goede fles wijn open. Een glas, de match herbekijken en analyseren met een tweede glas. En als ik klaar was, dronk ik de rest van de fles uit.’© BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content