door Michel D’Hooghe

Een veertiental dagen geleden verbleef ik in Rome voor het jaarlijks congres van de Uefa. Vermits het om een congres in een onpaar jaar ging, waren er geen verkiezingen. Dat betekent meteen minder emoties, minder intriges en minder valse beloften. Ooit na een niet-verkiezing, zei een vroegere Oostenrijkse voorzitter me: “Ik begrijp het niet goed : voor de verkiezing was ik verzekerd van 24 stemmen, bij de verkiezing had ik er maar 7, en na de verkiezing kwamen 18 landen mij verzekeren dat ze voor mij hadden gestemd.” Zo gaat dat.

Heb ik u vroeger al niet eens verteld dat sport en politiek veel raakpunten kennen ? Het voornaamste nieuws dat er dit jaar te rapen viel, was het aangekondigde afscheid van Gerd Aigner. De baas van de Uefa verlaat op 31 december het schitterende glazen gebouw in Nyon aan het meer van Genève. Hij wordt 60 jaar en wil zich volledig aan zijn familiale taken wijden. Hij startte, zo’n 30 jaar geleden, als bediende van de Uefa, toen nog (kleintjes) gehuisvest te Bern. Vanuit deze positie maakte hij de omwenteling in de Europese voetbalwereld mee, om uiteindelijk Secretaris-Generaal te worden.

Een drietal jaar geleden, toen de administratieve inbreng in het beleid veel groter werd, benoemde de Uefa hem tot Chief Executive Officer, met andere woorden tot dagdagelijkse baas van het Europese voetbal. Het zal niet gemakkelijk zijn een man met een dergelijke kennis, ervaring en uitstraling te vervangen. Overigens is het congres van de Uefa elk jaar weer een markt, waar jammer genoeg meer over geld dan over voetbal wordt gesproken.

Het voornaamste nieuws was dat het overal slecht gaat. Clubs gaan, overal in Europa, over de kop. Op het einde van het seizoen vallen honderden profvoetballers, van Nantes tot Wladivostok, van Reykjavik tot Nicosia, zonder werk. Wat me vooral opviel, was dat de tv-inkomsten voor de Champions League op de helling staan. Cijfers die amper één maand geleden realistische prognoses werden genoemd, worden nu “de meest optimistische visie.”

Ik denk dat we daar met z’n allen rekening mee moeten houden : vermits de voetbalsport een spiegel is van de maatschappij, worden de economische mogelijkheden in deze benarde tijden duidelijk afgetopt. Spelers en bestuursleden zullen een verdieping lager moeten gaan wonen. Rijden kan morgen ook, al zal het misschien niet meer met een Ferrari zijn… De slinger is wellicht wat te hoog opgewipt en komt nu, aangezogen door de zwaartekracht van de economische terugval, pijnlijk terug.

Omdat ik weer, tot over mijn oren, in het concrete voetbalbeleid sta, heb ik tijdens de voorbije weken meermaals gemerkt dat dit nog niet tot iedereen is doorgedrongen. Ik weet echter zeker dat wie niet horen wil, zal moeten voelen. Overal waar gezond verstand heerst, worden kranen dichtgedraaid en de transfermarkt zal zich veeleer toespitsen op verkopen dan op kopen. Maar, voetbalvrienden, troost u : ook morgen zal er nog gevoetbald worden. Er is immers veel talent voorhanden, onze mensen zijn creatief, en met minder middelen zullen ze een tandje bijsteken opdat de prestaties niet zouden lijden onder de watervallen in de geldstroom.

Clubs die deze realiteit naast zich neerleggen en verder boeren zoals in de vette jaren, riskeren binnenkort met de rechtlijnige principes van de licentiecommissie geconfronteerd te worden. Dit is ook waar op Europees niveau. De Europese licentie zal immers binnenkort een feit zijn, zodat het woekeren met vaak utopische latere inkomsten kordaat afgestraft zal worden. Misschien is dit wel de meest positieve gevolgtrekking uit deze moeilijke tijden. Het is inderdaad zo: “Waar nadelen zijn, zijn ook voordelen.”

Spelers en bestuursleden zullen een verdieping lager moeten gaan wonen. Rijden kan morgen ook, al zal het misschien niet meer met een Ferrari zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content