Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Na zijn twee doelpunten tegen Anderlecht werd het opvallend snel weer stil rond Kevin Vandenbergh. Waarom ziet de voetbalwereld in hem niet de topaanvaller die hij zelf wel denkt te zijn ?

Eensgezindheid over Kevin Vandenbergh heeft er nooit bestaan. Wanneer RC Genk hem in de lente van 2002 aantrekt, is hij een cadeau van de club aan Sef Vergoossen voor het behalen van de landstitel. Buiten bij de trainer is er weinig enthousiasme voor zijn transfer. Vandenbergh is negentien en heeft een wisselvallig seizoen achter de rug bij middenmoter Westerlo.

De jonge aanvaller steekt als zestienjarige zijn neus aan het venster bij de Kempense club. Januari 2000 debuteert hij voor de (inmiddels opgedoekte) ligabeker op het veld van Genk. Westerlo wint met 0-1, een doelpunt van … Vandenbergh. Het duurt nadien nog tot april 2001, een maand voor zijn achttiende verjaardag, vóór hij voor het eerst aan de aftrap van een competitieduel verschijnt. Hij verzamelt dat seizoen een tiental speelbeurten en drie doelpunten, alle drie gemaakt in de met 4-6 verloren partij tegen Sint-Truiden.

Het volgende kampioenschap begint Vandenbergh nog als wisselspeler. Lang duurt dat niet. Na drie speeldagen staat Westerlo met nul op negen en vanaf dan speelt hij vrijwel de hele eerste seizoenshelft als titularis. Maar de opgang stokt. Na de winterstop verzeilt hij tien opeenvolgende wedstrijden naar de bank. Vaker dan hem lief was, valt hij niet eens in. Tot Jan Ceulemans hem de laatste maand plots weer wel laat starten en meestal zelfs de negentig minuten laat uitspelen. Vandenbergh scoort nog twee keer en komt zo uit op elf treffers, waarvan vier in een met winst afgesloten spektakelstuk tegen Lierse (5-4).

Dan trekt Sef Vergoossen hem aan.

Afwachtende spits

In Genk blijkt hoe groen Vandenbergh nog is. Met Wesley Sonck en Moumouni Dagano staat er een sterk aanvalsduo, waaraan hij niet kan tippen. De eerste acht speeldagen komt hij geen minuut in actie.

“De voorbije maanden hebben hem en mij alvast geleerd dat hij nog een lange weg te gaan heeft”, oordeelt Vergoossen streng in een interview met Het Belang van Limburg. “Ik ben er rotsvast van overtuigd dat het een getalenteerde jongen is, maar op een aantal vlakken moet hij nog serieus worden bijgeschaafd.” Concreet : “Kevin is van nature een afwachtende spits, maar afwachten volstaat in het moderne voetbal niet meer. Wij proberen Kevin nu aan zijn verstand te brengen dat hij meer aanspeelbaar moet worden.”

Eind oktober mag Vandenbergh twee keer invallen, waarbij hij telkens scoort, waarna hij op de elfde speeldag voor het eerst in de basis staat. Basisplaatsen en invalbeurten blijven elkaar nadien afwisselen. Slechts vier keer speelt hij een wedstrijd uit. Van zijn veertien goals vallen er vijf tegen KV Mechelen (9-0 en 2-6), dat in vereffening is gegaan en het seizoen uitdoet met onervaren jongeren. “Ik ben lang niet meer de voetballer van vroeger”, vat Vandenbergh zijn situatie samen. “Ik ben enorm gegroeid en dat wil ik graag elke week aan iedereen laten zien.”

Het vertrek van Sonck én Dagano effent het pad. Vergoossen kiest voor een aanvalsduo Vandenbergh- Cédric Roussel, dat na dertien speeldagen plots moet wijken voor Paul Kpaka als enige aanvaller. Van dan af leidt Vandenbergh opnieuw een jojobestaan : nu eens spelen, dan weer niet. Van november tot maart verschijnt hij slechts vier keer aan de aftrap. Tot Genk Vergoossen ontslaat en hulptrainer Pierre Denier en jeugdcoördinator Ronny Van Geneugden overnemen. Van de zes resterende duels vatten zij er vijf aan met Vandenbergh in de aanval. Alleen voor de topper op Anderlecht gebruiken ze hem niet. Met nog vier doelpunten in dat competitieslot, waarvan twee leiden tot nipte 1-0-winst, brengt Vandenbergh zijn totaal op elf.

In diezelfde periode roept bondscoach Aimé Anthuenis hem voor het eerst op voor de nationale ploeg. Tegen Nederland blijft de dan net 21 geworden aanvaller negentig minuten op de bank.

Geveld door griep

Ook René Vandereycken, de nieuwe trainer, ziet het aanvankelijk niet zitten in Vandenbergh. Hij geeft de voorkeur aan de combinatie Kpaka- Igor De Camargo en gunt de Kempenaar pas op de vierde speeldag een basisplaats. Die zal hij tot de winterstop behouden, op enkele uitzonderingen na, zoals in de toppers uit bij Club Brugge en Anderlecht. Alleen op Club mag Vandenbergh invallen.

Invallen moet hij na de competitiehervatting in januari niet meer doen. Genk heeft Igor De Camargo aan Standard van de hand gedaan en Nenad Stojanovic aangetrokken. Vandereycken zet Vandenbergh vanaf nu élke wedstrijd in de basis, nu eens gekoppeld aan Stojanovic, dan aan Kpaka, of ook alleen. Het wordt zijn productiefste seizoenshelft ooit : dertien doelpunten, met als orgelpunt ook nog eens twee treffers in de barrageduels tegen Standard, die Genk naar UEFA Cupvoetbal leiden.

Van Anthuenis krijgt Vandenbergh ondertussen ook zijn eerste minuten als Rode Duivel. Na vijf invalbeurten van in totaal 55 minuten volgt tegen San Marino het echte debuut. België peuzelt de amateurs van de ministaat op met 10-1, onder meer door een doelpunt – een knap hieltje – van de Genkse debutant. Het contract bij zijn club wordt tot 2009 verlengd.

Die zomer laat Vandenbergh voor het eerst een nieuw kampioenschap naadloos aansluiten bij het slot van het vorige : hij is meteen titularis, eerst met Orlando Engelaar als offensieve compagnon, daarna algauw met Stojanovic en/of Bob Peeters. Tot aan het allerheiligenweekend zal Hugo Broos hem slechts één keer naar de bank verwijzen. Maar dan mist Vandenbergh door een griepaanval het uitduel tegen Lierse. Wanneer Broos hem een week later weer in de selectie opneemt, houdt hij hem negentig minuten op de bank.

Zonder Vandenbergh is de Genkse machine plots gaan draaien. Bob Peeters blijkt de schakel te zijn die het elftal tot dan node heeft gemist in de spelopbouw. Het is niet langer : bal naar voren, bal weer kwijt. De nieuwe diepe spits is balvast, kan een bal bijhouden of kaatsen, en weegt op een verdediging. Op die manier maakt Peeters vooral de aansluitende spelers, zowel centraal als over de flank (Engelaar, Mirsad Beslija, Steven Defour, Tom Soetaers), beter. Broos heeft de complementariteit in zijn elftal ontdekt. Dat laat hij Vandenbergh ook weten.

Tot midden maart zal die nog slechts drie keer zijn opwachting maken in de basisploeg. In interviews laat hij zijn onbegrip de vrije loop. Maar dan werkt het noodlot ook in zijn voordeel : Peeters valt uit met een achillespeesblessure en Broos grijpt terug naar het duo Vandenbergh-Stojanovic. Wanneer vervolgens de Serviër zich ernstig blesseert aan de knie, heeft de trainer helemaal geen keus meer. Vandenbergh beëindigt het kampioenschap zonder concurrentie.

“Ik hoop dat de club begrijpt dat zo’n seizoen voor mij niet meer kan”, acht de aanvaller het moment gekomen om op zijn strepen te staan. “Ik verwacht snel duidelijkheid. In de matchen die ik dit seizoen mocht spelen, heb ik bewezen dat ik de eerste spits van RC Genk ben.” Voorzitter Jos Vaessen bedient hem op zijn wenken : “RC Genk trekt volgend seizoen opnieuw de kaart Kevin Vandenbergh”, zegt hij. Het is zijn laatste opmerkelijke uitspraak als clubvoorzitter.

Kroatisch duo

In het nieuwe, huidige seizoen valt Broos terug op zijn bekende 4-4-2-systeem. Met Ivan Bosnjak heeft Genk hem een spits aangeleverd die complementair moet zijn met Vandenbergh. De Kroatische international heeft snelheid, een goed kopspel, veel beweging en techniek. Kortom, alles waarin Vandenbergh niet echt uitblinkt. En op de koop toe óók die ene kwaliteit die hij wél heeft : scorend vermogen.

Samen vormen ze in de eerste vijf wedstrijden de Genkse voorlinie. Bosnjak maakt daarin drie doelpunten, Vandenbergh twee, allebei tegen vogel voor de kat Lierse. Vier keer wordt hij voortijdig gewisseld, Bosnjak één keer. Dat laatste gebeurt helemaal op het eind tegen AA Gent, wanneer Vandenbergh al niet meer op het veld staat en Broos de pas aangetrokken Goran Ljubojevic zijn eerste speelminuten gunt. Een week later, uit bij Roeselare, grijpt de trainer terug naar het systeem-Bob Peeters en speelt hij Bosnjak als enige diepe spits uit. Die treft twee keer raak. Vandenbergh komt niet van de bank af.

Tegen Beveren keert Vandenbergh terug in de ploeg, maar wordt hij nog voor het uur gewisseld voor Ljubojevic. Wat die waard is aan de zijde van zijn landgenoot, blijft nog een raadsel, want drie minuten later valt Bosnjak uit met een schouderblessure. En zo komt het dat Broos voor de grote confrontatie met Anderlecht zijn plan noodgedwongen bijstuurt. Spelen met één diepe spits is sowieso de bedoeling, maar de invulling nu moet anders : niet met Bosnjak, maar met Vandenbergh. Niet uit overtuiging, wel uit noodzaak. Had Ljubojevinc niet zo’n problematische voorbereiding gekend bij Dinamo Zagreb, Broos had hém zelfs in de basis gezet. Hij durft het nog niet.

Het draait allemaal goed uit : Vandenberghs eerste twee balcontacten leveren evenveel doelpunten op. Na het tweede loopt hij bij de trainer langs voor een high five, als wil hij hem bedanken voor het vertrouwen. Insiders doorzien de huichelarij. Ook wanneer Broos na afloop de werklust van Vandenbergh looft. “Misschien is dat wel de verandering die Kevin heeft ondergaan”, zegt hij. In werkelijkheid trapt Vandenbergh voor de rust nog één keer op doel. Zijn andere elf balcontacten leiden zonder uitzondering tot balverlies. In de tweede helft speelt hij amper vijf keer de bal, waarvan drie keer risicoloos achteruit. Na een halfuur mag hij naar de kant.

In het resterende kwartier speelt zijn vervanger Ljubojevic Vandenbergh helemaal in de schaduw. Plots stáát er iemand die duels wint, ballen recupereert, ze kan bijhouden en zijn ploeg onder de druk laat uitkomen. En die nog scoort ook.

Lichtgewicht

Conclusie : met Bosnjak en Ljubojevic heeft Vandenbergh zijn scorend vermogen gemeen. Verder heeft hij – vooral letterlijk – heel wat minder in de weegschaal te leggen dan zijn Kroatische ploegmaats. Verwacht wordt dat dit de komende weken duidelijk wordt in de pikorde van Broos, hoe hard Vandenbergh ook wil laten geloven dat die steeds in hem heeft geloofd.

Hetzelfde beweert hij van Vandereycken, onder wie hij het vaakst speelde in Genk, maar ook bij de huidige bondscoach is de pikorde duidelijk. Te vrezen valt dat Vandenbergh op de internationale scène wordt weggeblazen : tegen Serviërs kan je er niets mee, thuis tegen Azerbeidzjan misschien nog wel. Ook in Genk vond Vandereycken hem al een lichtgewicht, maar dat waren toen ook de alternatieven, Kpaka en De Camargo. Lood om oud ijzer, en daarom kwam Stojanovic erbij in de winterstop. Een sterkere aanvaller naast wie Vandenbergh plots wel rendeerde. Ook Stojanovic scoorde nog zeven keer.

Vandenbergh neemt het Vergoossen nog steeds kwalijk dat hij hem het etiket van afwachtende voetballer heeft opgespeld. Hij is het helaas nog steeds. Blessures bij zijn concurrenten bepaalden vaak de speelkansen die hij kreeg. Zelf is hij vrijwel nooit geblesseerd. Omdat, zo wordt gezegd, hij speelt zoals hij traint : niet overlopend van ijver en de duels schuwend. Het Franse Sochaux scoutte hem vorig seizoen, maar haakte snel af : in Frankrijk (én Duitsland én Engeland én Italië én Spanje) zijn voetballers in de eerste plaats atleten.

Vandenbergh legt de lat niettemin hoog voor zichzelf. Vorige winter wilde Spartak Moskou tot vier miljoen euro voor hem neertellen. Hij was zijn leven nog niet moe, was zijn – volstrekt begrijpelijke – reactie. Vervolgens had de Spaanse staartploeg Málaga twee miljoen euro veil. Vandenbergh, die weg wilde én mocht, haalde zijn neus eens op. “Degradatievoetbal is niet aan mij besteed”, zei hij.

JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content