Sponsor: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid

© Getty Images

Een profvoetballer betaalt in België minder aan de RSZ dan u en ik. De politiek, voor een keer unaniem, wil dat gunstregime voor het voetbal graag droogleggen. Tot ongerustheid van de Pro League. Want als sommige partijen hun zin krijgen, dreigt het Belgische voetbal het zwaarst belaste in Europa te worden.

Niet BNP Paribas of Unibet is de royaalste sponsor binnen het profvoetbal, wel de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). Zo’n 80 miljoen euro krijgen de 24 profclubs uit 1A en 1B elk jaar vanuit die hoek. Niet rechtstreeks, wel via een korting op de te betalen sociale bijdragen. In België draagt een profvoetballer 885 euro per maand af aan de RSZ, ongeacht of die nu 100.000 dan wel één miljoen euro verdient. Voor vele vet betaalde voetballers niet meer dan wisselgeld. Hoe komt dat? Net als u, ik en elke andere werknemer in ons land betaalt een profvoetballer een sociale bijdrage op zijn loon. Ook de werkgever – in dit geval zijn club – doet een duit in het zakje. Met dat geld financiert de RSZ werklozen, gepensioneerden en zieken. Het standaardtarief bedraagt 13,07 procent van het brutoloon voor de werknemers, dat weet u als u ooit al een halve blik hebt geworpen op uw eigen loonbriefje. De werkgever stort 25 procent van uw brutoloon door aan de RSZ. Tot zover alles in orde.

Alleen: de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid berekent de bijdrage voor de heren profvoetballers niet op hun werkelijke inkomen, wel op een fictief minimumloon van 2352 euro per maand. Kruimels in de Belgische voetbalwereld, waar de gemiddelde voetballer vier jaar geleden luidens Het Nieuwsblad 21.263 euro per maand verdiende. Zelfs beloften zonder ervaring, die nog maar net toegang kregen tot de kleedkamer van het eerste elftal, verdienen vaak al meer dan dat. Enkel de grootste armoezaaier op noppen haalt dat minimum niet. Gevolg: een voetballer betaalt 307 euro per maand (13,07 procent van 2352 euro) aan de sociale zekerheid, zijn club doet daar nog 588 euro bovenop. Het maakt niet uit of die speler luistert naar de naam Calvin Dekuyper, die net zijn eerste profcontract tekende bij Cercle Brugge, dan wel Simon Mignolet of Vincent Kompany, grootverdieners van de eerste klasse die elk jaar ettelijke miljoenen bijschrijven op hun bankrekening. De sociale bijdrage blijft dezelfde. De sterke schouders dragen de zwaarste lasten? In dit geval lijkt het eerder alsof Arnold Schwarzenegger op de hort gaat met een handtasje van Louis Vuitton.

Gewicht in chocolade

Het gunsttarief is een anachronisme, een erfenis van ruim veertig jaar geleden. En geldt voor alle sporters met een professioneel statuut. Wielrenners waren in de jaren 60 de eerste beroepssporters in België. Als ‘zelfstandigen’ reden ze voor eigen rekening, wat eveneens betekende dat ze soms – letterlijk – zonder inkomsten vielen als ze na een valpartij tijdelijk hun fiets op stal dienden te houden. De politiek wilde de coureurs het vangnet van de sociale zekerheid bieden, maar in de praktijk bleek dat moeilijker dan verwacht. Want: als een wielrenner in een koers een horloge of zijn gewicht in bier of chocolade won, wat in die tijd niet ongebruikelijk was, hoeveel moest hij daarvoor dan bijdragen aan de RSZ? Een berekening op basis van een vast bedrag bracht soelaas.

Het systeem sloeg aan en werd uitgebreid naar andere sporten. Door jonge, beginnende sporters een korting te geven op hun bijdrage aan de RSZ, zo redeneerde de politiek, zou het voor hen gemakkelijker zijn om door te stromen naar de topsport. Ze moesten namelijk minder vaak een extra job zoeken om rond te komen. ‘Het idee was ook dat talentvolle voetballers langer in België zouden blijven’, stelt Stefan Kesenne, professor emeritus sporteconomie aan de Universiteit Antwerpen. ‘Maar de beste spelers zijn toch vertrokken naar het buitenland. Nu is dat dus een drogreden.’

Onze topclubs zijn anno 2020 ook uitgegroeid tot grote bedrijven, die elk jaar fameuze bedragen uitgeven aan transfersommen en lonen. Hen een korting op de RSZ geven, zo grommelt de onderbuik van de samenleving, is niet enkel niet meer van deze tijd, maar ook ronduit asociaal. De steunmaatregel stond al wel vaker op de politieke agenda, maar nu schijnt het de partijen menens te zijn. N-VA, CD&V, SP.A en Open VLD willen allen komaf maken met het gunsttarief, al verschilt hun aanpak wel.

De minder kapitaalkrachtige sporten vrezen niettemin het ergste. In het wielrennen, volleybal en basketbal klinkt het dat een afschaffing van het fiscale voordeel desastreuze gevolgen zou hebben. ‘Kleine sporten die redelijke lonen uitbetalen, moeten vrijgesteld worden’, zegt sporteconoom Kesenne, die de politieke voorstellen een stap in de goede richting noemt. ‘Ja, de voetbalclubs zullen veel geld verliezen als we hen belasten als andere sectoren. Maar als de voetbalbestuurders op de juiste manier reageren, dan hoeft ons voetbal daar geen nadeel van te ondervinden. Betaal de spelers wat redelijker. Ze gaan echt niet beter voetballen van dat extra half miljoen. En niet te vergeten, de sociale vrijstelling is slechts een van de vele voordelen die het profvoetbal geniet. Geen enkele sector is zo gesubsidieerd als de sport.’

Doodsteek

Op de kantoren van de Pro League schuifelen intussen een aantal mensen nerveus op hun bureaustoel. De vereniging van de 24 Belgische profclubs beseft dat het moeilijk te verantwoorden is dat de acteurs op het veld minder sociaal bijdragen dan de meeste toeschouwers ernaast. Tegelijk willen de clubs niet te veel beknibbelen op het huidige gunstregime. Halverwege november kwam de Pro League met een tegenvoorstel: trek het maximumloon waarop een voetballer RSZ betaalt op van 28.000 naar 60.000 euro per jaar. Een toegeving die de staatskas volgens de Pro League 15 miljoen euro extra oplevert. Maar die vooral de minst verdienende voetballers zou treffen. Ook de werkgeversbijdrage wil de Pro League gerust een beetje optrekken.

Maar nog méér toegeven, beweren de clubs, betekent dat ze niet meer kunnen concurreren met de andere landen. Want bijna elk overheid ondersteunt zijn voetbal met een fiscaal of sociaal gunstregime. In een statement van de Pro League klinkt het dat het professionele voetbal niet doof is voor terechte maatschappelijke verzuchtingen, ‘maar hervormingen die van de Belgische competitie de duurste van Europa maken, met loonlasten die 35 procent hoger liggen dan het tweede duurste land, betekenen de doodsteek voor het Belgische voetbal’. Momenteel zit het Belgische voetbal wat betreft belastingdruk in de middenmoot. Een speler met een nettoloon van 300.000 euro kost een club 502.117,60 euro bruto. Veel meer dan in Turkije, het belastingparadijs bij uitstek voor voetballers, waar een speler met eenzelfde loon een club slechts 364.213,70 euro kost. Maar ook meer dan in buurland Nederland. Als de korting volledig op de schop gaat, zal dezelfde speler in één klap 892.202,35 euro kosten. Wellicht zou dat gevolgen hebben voor de kwaliteit van de spelerskernen.

Bij de Pro League is het alle hens aan dek om dat scenario af te wenden. Het schakelde Tomas Van Den Spiegel van Flanders Classic, UEFA-inspecteur Karl Dhont, politicus Johan Vande Lanotte en Michel Maus in als onafhankelijke experts om een en ander uit te pluizen. Maus is een fiscaal expert die zich in een verleden bijzonder kritisch uitliet over de onverholen korting voor voetballers. ‘De fiscus heeft onze ploegen niet verbeterd, integendeel’, schreef hij in 2018 in een opiniestuk. Dat de Pro League zo iemand aan boord haalt, leek te wijzen op bereidheid tot introspectie.

Maar wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Het fiscale gunstregime blijft overeind in het rapport, dat eerder deze maand verscheen. Wel pleiten de experts voor een heffing van vier procent op alle transfersommen en vergoedingen van spelersmakelaars. Ook sporters met een brutoloon van meer dan 200.000 euro betalen volgens het voorstel voortaan vier procent solidariteitsbijdrage. Daarnaast willen de experts weddenschappen op sport extra belasten. ‘We hebben geprobeerd om een zo evenwichtig mogelijk verhaal te schrijven waarbij verschillende belangen met elkaar verenigd worden’, verklaart Maus. ‘Anders zouden de gevolgen voor de internationale competitiviteit van onze sport zwaar zijn, zeker wat betreft het voetbal.’

Het voorstel moet de staatskas 25 miljoen euro extra opleveren, waarvan het gros (15 miljoen) komt van de extra belasting op sportweddenschappen. De politiek is niet onder de indruk. ‘Ruim onvoldoende’, klinkt het. Volgende ronde van de boksmatch? Wellicht pas na de regeringsvorming.

Alternatieve bron van inkomsten: schaf de transfermarkt af

Als de publieke geldstromen naar het voetbal weg zouden vallen, moet het voetbal op zoek naar andere manieren om zichzelf te financieren. Stefan Kesenne, professor emeritus sporteconomie aan de Universiteit Antwerpen, pleit voor een afschaffing van de transfermarkt. ‘Nu strijken makelaars wereldwijd 900 miljoen euro per jaar op’, zegt hij, ‘Bijna een miljard dat zou vrijkomen als spelers vrij van club kunnen veranderen.’

Volgens Kesenne hebben de woekerprijzen op de transfermarkt geleid tot een gesloten circuit van enkele grote clubs die enkel een speler kunnen kopen als ze er eerst ééntje verkopen. ‘De Champions League is de facto een gesloten competitie, waar altijd dezelfde clubs de laatste fase bereiken. Zo’n maatregel zou de competities evenwichtiger maken. FIFpro, de vakbond voor profvoetballers, vindt dat ook en drong daarop aan, maar sloot uiteindelijk een overeenkomst met de FIFA. Jammer.’

Sponsor: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
© GETTY
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content