Het gaat weer goed met Standard en ook de stad Luik legt stilaan de oude, grauwe gewaden af. Louis Smal, rasecht Luikenaar, Waals politicus en beheerder van de club, gidst ons door zijn stad.

Het is aanschuiven aan de ijsbaan op de Place Saint Paul ; aan de kerststalletjes rond de baan worden schnaps, Glühwein en champagne geschonken. Aanschuiven is het ook om aan een warme Luikse wafel te geraken of om een plaatsje te vinden op één van de verwarmde terrasjes op de hoek van het plein met de Rue de la Cathédrale. De houten stalletjes lopen als een lange kraal van de kathedraal door het hart van de oude stadskern langs de Opéra tot de Place du Marché aan de voet van het stadhuis en het Perron, de fontein-met-monument die sinds de Middeleeuwen de Luikse vrijheden symboliseert.

Nee, ook op een doordeweekse middag doet de sfeer op de kerstmarkt van Luik, de grootste in Wallonië, in niets onder voor die van Brussel of Gent – er valt zelfs veel Nederlands en Duits te horen.

Vlak voor het stadhuis ligt de mooi gerestaureerde Place Saint Lambert, twintig jaar lang één grote bouwwerf geweest. Ze reikt tot aan het mooi opgeknapte oude paleis van waaruit de prinsbisschop, tot aan de Franse revolutie, het prinsbisdom Luik bestuurde. Binnen de muren van dit enorme complex wordt sinds enkele weken het assisenproces rond de moord op André Cools gevoerd.

Aan de overkant werd vorig jaar het nieuwe Maison du Tourisme geopend. Een paar huizen verder is sinds 1 december een speciale shop gevestigd, die zes maanden lang van dinsdag tot zaterdagmiddag geopend zal zijn. Être Rouge is een project van de Luikse kunstenaar Vincent Solheid die de buitenzijde van de hoofdtribune op Sclessin verfraaide en over zes maanden een hele muur aan die tribune wil volhangen met rode bordjes waarin fans en sympathisanten hun naam of een wens kunnen vereeuwigen. Hij heeft er al 500 van de 7500 verkocht. De officiële opening van de shop donderdagavond werd bijgewoond door een delegatie van de Standardspelers. Niet moeilijk : de buitenlanders Carini, Mumlek, Mutavdzic en Sorondo wonen in een appartement net om de hoek.

Maar hun aanwezigheid onderstreept de band die er bestaat tussen club en stad. Bijna dagelijks passeren er spelers in het winkelcentrum Galerie de l’Opéra aan de bar Le Clemenceau, waar truitjes en ploegfoto’s aan de muur hangen. Vandaag drinkt grote baas én Luikenaar Luciano D’Onofrio er een koffie, samen met zijn vrouw en de vrouw van Emile Mpenza ; morgen komt aanvoerder Ivica Dragutinovic langs. D’Onofrio kocht onlangs een huis pal in het stadscentrum.

Is Luik voor hem en Standard hun thuis, voor de buitenwereld is het nog vaak een stad met een negatief imago. Vuil en met verouderde industrie. Haard van syndicale onrust. De gemiddelde voetbalfan associeert Luik met wat hij ziet op zijn weg naar Sclessin : via Seraing voert het naar beneden, langs de Maas en de vuurspuwende fabrieken van Cockerill-Sambre. Dat was ook het beeld dat een nieuwkomer als Alexandros Kaklamanos had van Luik, geeft hij toe, tot hij het centrum bezocht en aangenaam verrast was.

Net als Standard dat na twintig magere jaren opnieuw wil aanknopen met succes, heeft Luik nood aan nieuwe impulsen voor de toekomst. Want Luik heeft in de eerste plaats een imagoprobleem. Dat weet ook Louis Smal, geboren Luikenaar, beheerder van Standard en sinds de laatste verkiezingen federaal parlementslid namens de Franstalige christen-democraten (CdH). Smal is dé Luikenaar bij uitstek : doelman geweest van toenmalig derdeklasser Herstal, waar zijn wieg stond, twaalf jaar werknemer bij FN Herstal, en vervolgens via de christelijke vakbond bij de zieltogende metaalnijverheid terechtgekomen, waarna Standard hem – eind jaren tachtig – vroeg om toe te treden tot een pr-comité.

Toen Standard werd overgenomen door de groep rond Robert Louis-Dreyfus, die in zijn eentje 1,1 miljard oude Belgische frank investeerde, kreeg Smal door Luciano D’Onofrio een plaats in het bestuur aangeboden om de banden tussen club en regio aan te halen. In 2000 richtte hij de Famille des Rouches op. Die leidt hij als voorzitter, samen met vier mensen van Standard en vijf afgevaardigden van de supportersclubs, waaronder sowieso één Vlaming. De taal zorgt op Sclessin alvast niét voor verdeeldheid. Alle aankondigingen in het stadion gebeuren vlekkeloos in de twee landstalen. In de Famille des Rouches peilt Smal naar wat er leeft bij de fans. Een minder bemiddelde supporter stopt hij al eens wat geld toe voor een ticket en hij helpt sponsors zoeken opdat de fans hun op Italiaans voorbeeld geschoeide ’tifo’ kunnen opvoeren bij de thuismatchen.

“De choreografie voor de wedstrijd tegen Club Brugge”, vertelt Smal, “kostte Standard 120.000 Belgische frank en twee weken voorbereiding. Ik zoek dat geld graag bijeen. Zolang ze zich met die voorbereidingen bezighouden, doen ze op straat ten minste niks verkeerd.”

Al overstijgt Standard met zijn dertien supportersclubs in Vlaanderen en vijftig in Wallonië de grenzen van de Cité Ardente, voor de Luikse regio is de voetbalclub een baken. Zal de nakende sluiting van de cokesfabrieken van Cockerill-Sambre vast voor onrust zorgen, als Standard ooit zou worden opgedoekt, breekt in de straten van Luik regelrechte oproer uit.

Het gaat goed met Standard. In Luik loopt iedereen weer goed gezind door de straten. Club Luik en Seraing, inmiddels weggezakt naar derde klasse, slaagden er nooit in dezelfde emotie op te wekken, ook niet toen Standard na het omkoopschandaal van 1984 enkele seizoenen achter Club Luik eindigde. “Omdat”, verklaart Louis Smal, “Standard een mythe is. Die mythische proporties kreeg het door de grote Europese wedstrijden uit de jaren vijftig, toen het af en toe gerenommeerde tegenstanders uitschakelde. Dat viel samen met de opkomst van televisie. Die zeges van Standard behoren tot de eerste beelden die in het collectieve geheugen van de mensen gegrift staan.”

Standard moet een ontmoetingsplaats worden voor alles wat leeft in het Luikse. Toen bandenfabriek Uniroyale de deuren sloot, werd een delegatie van de arbeiders in het stadion ontvangen en onthaald op warm applaus. Voor elke thuismatch krijgt Cockerill-Sambre 400 tickets voor zijn de werknemers. Maar er kan nog meer gebeuren, vindt Smal.

Die middag trekt hij met persverantwoordelijke Frédéric Leidgens en drie spelers (Dragutinovic, Emile Mpenza en Moreira) naar een nabijgelegen school voor achtergestelde jongeren tussen 13 en 20 jaar, in de buitenwijk Froidmont. De spelers zullen er de finale van het zaalvoetbaltoernooi van de school bijwonen en er de trofeeën uitreiken. De directeur en een paar leraars staan al aan de poort te wachten (“De leerlingen zijn zo nerveus, mijnheer !”). In de te kleine sportzaal krijgen de spelers een staande ovatie. Van pure nervositeit wordt er de eerste vijf minuten geen enkele pass goed gegeven.

Het is een emotioneel half uurtje, zo tussen twee dagtrainingen in. Ook de leraars lopen te bibberen van de spanning. De directeur is Smal oneindig dankbaar. “Bedankt dat u dat wilde doen, mijnheer,” zegt hij, “dat die spelers écht zijn gekomen. Weet u : toen wij dat tegen de jongens zegden, geloofden ze ons niet. Dit betekent zo veel voor ons.”

Louis Smal wil dat Standard zijn sociale rol vervult. Omdat het meer impact heeft dan de spelers vaak zelf beseffen. “Standard”, zegt hij, “is de barometer van Luik. Als Standard wint, ligt de productiviteit in de bedrijven plots een stuk hoger. Het is een lichtbaken, het wekt emotie op. De regio Luik lijkt op wat Standard de afgelopen twintig jaar heeft meegemaakt : na de crisis jaren van instabiliteit. Ook nu nog zal Luik economisch bloeden. Niet alleen zit er geen groei meer in, er komen ook nog sluitingen in de metaalnijverheid. Op dat probleem moeten we ons voorbereiden door te zoeken naar nieuwe uitwegen.”

De afgelopen tien jaar heeft Luik alvast hard gewerkt aan de verkeersinfrastructuur, waardoor de naam Liège Métropole geen loos begrip meer is. Luik had al de Maas en het Albertkanaal én de tweede grootste binnenhaven van Europa. In 2005 gaat ook het TGV-station aan Liège-Guillemins open dat de verbinding met Parijs en Brussel aan de ene en met Keulen aan de andere kant verzorgt. Via de nieuwe tunnel kan het verkeer uit Nederland recht de Ardennen in, richting Frankrijk, zonder dat het nog langer langs de oevers van de Maas en via het stadcentrum moet.

Nu staan er langs de uitvalswegen aan de oevers van de Maas even buiten het centrum nog de staalfabrieken, ondanks hun lelijkheid toch lang een symbool geweest voor de economische welvaart van de streek. Maar de sidérurgie à chaud die niet aan zee is gelegen, is ten dode opgeschreven. Ten laatste in 2009 gaan alle overgebleven afdelingen in het Luikse dicht. Ook de 7000 werknemers – twintig jaar geleden waren ze nog met 30.000 – die er nog aan de slag zijn, zullen dan op zoek moeten naar een nieuwe job. Psychologisch vraagt dat een hele omslag.

Louis Smal : “Door wat er in de ondergrond zat, is Luik altijd welvarend geweest. Tot twintig jaar terug kwam men vanuit Vlaanderen hier werken, bij FN en Cockerill. Vandaag trekt men van hier naar Ford Genk. De Luikenaar heeft lang gedacht dat er hem niets kon overkomen. Maar vandaag zijn we geen prinsen meer, maar kleine, vervangbare radertjes in het grote wiel van de wereldeconomie. Crisis, dacht men hier, was iets wat anderen overkwam, maar niet de mensen van Luik. Terwijl men zich elders, gedwongen door de omstandigheden, leerde aan te passen, leefden wij tot voor kort nog in het verleden. Vandaag maakt de Luikenaar kennis met de twijfel. Wij moeten nu op zoek naar een nieuwe dynamiek in de regio.”

In de richting van Maastricht zullen de grauwe metaalfabrieken worden vervangen door petrochemische bedrijven. Die reserveerden er alvast de grond die rond Antwerpen niet meer te vinden is.

Maar Luik heeft méér troeven. Sinds een paar jaar leeft de universiteit niet meer op zichzelf, maar zorgt het wetenschappelijk onderzoek in de biochemie ervoor dat nieuwe hoogtechnologische bedrijven worden opgericht. Meer in het oog springen de investeringen in de luchthaven van Bierset, aan de overkant van de E25 richting Namen, recht tegenover de brug waar Julie en Mélissa door Marc Dutroux werden ontvoerd. In Bierset werd vanaf 1989 op voorstel van André Cools de toenmalige militaire luchthaven omgevormd tot een nieuwe groeipool op het kruispunt van Europa. Vooral vanuit Zuid-Europa arriveren er al een paar honderdduizend passagiers met chartervliegtuigen.

Trots wijst Louis Smal op de gebouwen van TNT, een Nederlandse transportfirma en concurrent voor DHL, waarvan de naam ook op de truitjes van Standard prijkt. Hij haalde het bedrijf in 1995 naar Luik. “De geografische situatie, naast de snelweg en bij de luchthaven, vonden ze een troef. Maar Luik had niet zo’n goede naam wegens de sociale onrust waarmee de stad geassocieerd werd. In ruil voor een open beleid garandeerden wij hen sociale vrede voor vijf jaar : géén stakingen.”

Een paar jaar geleden overtuigde Smal het bedrijf om Standard te sponsoren. “Ik zei : niemand kent jullie. In de ogen van de plaatselijke bevolkingen zijn jullie buitenlanders die met nachtvluchten voor lawaai zorgen. Treed naar buiten. Standard is voor de stad een ideale handtekening. Met de huidige successen was het bovendien een uitstekende publicitaire zet.”

Via TNT en aanverwante bedrijven werden al 3000 nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd. Maar dat is niet genoeg, weet Smal : “Nog 43.000 inwoners van de agglomeratie wachten op een job.” Dat is veel op een totale bevolking van 600.000 mensen, waarvan één derde in de kernstad. Op een actieve bevolking van 230.000 mensen betekent dit dat één Luikenaar op vijf werkloos is.

“Het zou”, zegt Louis Smal, “voor de reconversie en de mentaliteitsverandering die nodig is in Luik, helpen als Standard een prijs wint en bijvoorbeeld nog eens landskampioen wordt. Het zou de mensen hoop geven en een nieuwe wind door Luik blazen, een wind van winnaars, wat we hier een beetje verloren zijn. Maar vanzelf gaat dat niet, evenmin als de economische ommezwaai. Iedereen moet zijn truitje nat maken. Niet denken dat de overheid alles wel oplost.”

Precies de inbreng van die overheid in Standard is niet erg groot, benadrukt Smal. Komen de ministers van het Waalse Gewest nog gemakkelijk langs, dan bestaat er nauwelijks een band tussen het stadsbestuur en de Rouches. Afgunstig kijkt Smal naar Vlaamse clubs die wél hun burgemeester en schepenen in het stadion krijgen. De Luikse burgemeester echter, Jean Demeyer, is een basketfan. Smal noemt de relaties met de stad “niet echt goed, maar al beter dan voorheen”.

Samen met leden van de supportersfederatie wil Smal de latente Standardsupporters, zij die al lang niet meer naar het stadion afzakken maar nog wel op maandagmorgen in de krant naar het resultaat op zoek gaan, terugwinnen. Met resultaten en met goedkope abonnementen. Want de échte Luikenaar hééft geen abonnement. Na twintig jaar van vooral chaos weet hij toch dat er altijd plaats genoeg is in het stadion, waar alleen de 9000 supporters die van verder komen zich de moeite getroosten een seizoenskaart te kopen.

Smal : “Net als de stad heeft Standard te lang in het verleden geleefd. Denken aan die laatste titel is achteruit denken. Pas als Standard weer eens kampioen wordt, zal men weer vooruit kijken en positief denken. Dat is waar deze club en stad zo’n nood aan hebben. Wilt u dat opschrijven ?”

door Geert Foutré

‘We zijn geen prinsen meer, maar kleine, vervangbare radertjes in het grote wiel van de wereldeconomie.’

‘Net als de stad heeft Standard te lang in het verleden geleefd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content