Als Standard werkelijk zo’n slechtgeleide club is, wat dan met de rest van het land ? “D’Onofrio,” vindt Michel Preud’homme, “krijgt niet het respect dat hij verdient.”

Als de roep van een mannetjeseland klinken de orders van Dominique D’Onofrio over de ijsvlakten van Knokke – zo krachtig, zo levensblij, zo vol van gevoel van eigenwaarde, alsof de assistent-coach de hele kuststreek wil laten meegenieten van het succes van Standard.

Een West-Vlaamse vader met fototoestel en twee kinderen in zijn zog waagt zich tijdens de opwarming zelfs op het gras. ” Avant ou aprés, pas pendant“, glimlacht Michel Preud’homme.

Het is minus twee graden Celsius en de ballen springen alle kanten op. “Ik heb gevraagd om er met de rol zolang over te rijden tot het veld effen is,” zal Preud’homme na afloop van de eerste training van het jaar vertellen, “maar het stadspersoneel is nog met vakantie.”

De glimlach wijkt niet. Standard overtreft de verwachtingen, het is halfweg de competitie co-leider. Niet, zo vindt Preud’homme, omdat Club Brugge en Anderlecht het laten afweten. “Want dat kan evengoed van ons gezegd worden”, benadrukt hij. “Vergeet niet dat wij tegen La Louvière en Beveren, de nummers 17 en 18 in de klassering, maar 1 op 6 haalden.” Het gebeurde in de periode van Straatsburg en Bordeaux, toen Lukunku, Moreira en Dragutinovic in de lappenmand lagen. “Jongens als Enakarhire en Walasiak moesten toen alles spelen, en wel om de drie dagen, nog wel op zeer hoog niveau. Dan kan het gebeuren dat je bij momenten een beetje tekort komt. Hadden we toen de volledige kern ter beschikking gehad, stonden we nu misschien nòg beter gerangschikt. Anderszijds, het kostte ons punten, maar bracht ons ook iets bij. Misschien wonnen we daarna juist daarom wel op Gent, op Brugge en op Westerlo. We leerden op wilskracht te spelen. In Bordeaux was het nog : ha, we zijn in Bordeaux, we zijn blij dat we hier zijn. De mentaliteit is veranderd.”

Standard heeft zo zijn gewoontes. ’s Avonds worden in La Reserve de vijf jongeren gedoopt die ter gelegenheid van deze winterstage in de kern zijn opgenomen. Michaël Goossens, Didier Ernst, Ali Lukunku en Gonzague Van Dooren kwijten zich van deze taak. Onder dwang worden de jonkies van hun hoofdhaar ontdaan. Er is verzet, niet alle vijf kunnen ze er namelijk om lachen. Eric Van Meir toont begrip voor de jeugd. “Plezierig is dat dan ook niet echt, zeker bij deze buitentemperaturen, maar het is ook het einde van de wereld niet. Voor mij was het ook een shock toen ik vijf, zes jaar geleden mijn haar liet millimeteren, maar je raakt eraan gewoon”, krijgt hij tijdens een niesbui nog net gezegd.

’s A

nderendaags trotseert een paar honderd man een polaire zeebries voor de oefenwedstrijd tegen eersteprovincialer FC Knokke. Onder hen een groepje fans van Jurgen Cavens, die deze avond warempel al aan zijn tweede debuut van het seizoen voor Standard toe is. “We moeten ons haasten, willen we hem zien,” lacht er één, “want straks is hij misschien weer weg naar Marseille.”

Bij le Standard de Liège weet je maar nooit. Een beetje veel Standard Delhaize, weet je wel. “Ach, tachtig procent van de mensen denkt dat wie bij Standard het beleid bepaalt dat doet om zijn zakken te vullen, heb ik de indruk, maar hun enige doel is Standard weer groot te maken”, verdedigt Michel Preud’homme zijn maatje Luciano d’Onofrio. “Ik kan je verzekeren dat iemand als d’Onofrio Standard niet nodig heeft om veel geld te verdienen. Aan Standard verliest hij, want door zijn engagement als adviseur hier is hij steeds minder met zijn job van spelersmakelaar bezig. Hij is namelijk àltijd op Standard. Standard weer aan de top brengen, is een droom van d’Onofrio. Hij is een man van Luik en houdt van Standard. Ik ken d’Onofrio, hij was mijn makelaar, ik heb hem leren kennen als een hele betrouwbare man en zo is hij een echte vriend geworden. Vergeet niet dat zonder hem en Dreyfus Standard niet meer bestond. Eén miljard frank investeerden ze in de redding van Standard. Bovendien is d’Onofrio iemand met heel veel voetbalverstand.

“Niet dat hij het zich aantrekt, maar hij krijgt niet het respect dat hij verdient voor wat hij voor Standard doet – én voor het Belgische voetbal, want uiteindelijk is het voor het land een goeie zaak dat Standard weer top is. We moeten blij zijn dat hij bijvoorbeeld Moreira niet elders heeft geplaatst, maar wat zal er gebeuren ? Als Moreira vertrekt, zal het aan d’Onofrio liggen. Neeneen, het is dankzij d’Onofrio dat hij hier minstens twee seizoenen zal spelen. Minstens twee jaar, jaja, dat weet ik zeker, want d’Onofrio en ik doen alles samen. Als één van de twee niet akkoord gaat, doen we het niet.

“Er is momenteel een basis gevormd die we nog zullen verbeteren, met transfers die gericht zijn op mentaliteit. Met polyvalente spelers ook, zoals we er al veel in onze ploeg hebben – wat trouwens ook onze kracht is. Van Dooren is het geworden, Enakarhire ook, Okpara, Meyssen, Walem en Goossens zijn het. Wie er bijkomt, moeten we kennen en moet zich meteen kunnen aanpassen. En : niet voor zes maanden, maar voor twee, drie seizoenen. Zo is onze politiek.”

Te volgen alleszins, gezien het verleden.

D

e tussenstand zegt niet alles. Standard voetbalt niet geweldig, menen waarnemers. Puur countervoetbal, zelfs thuis, heet het; anti-voetbal werd het al genoemd. Nogal rommelig vaak, een beetje sukkelen soms, te weinig collectief gestructureerd. Laat het dan een universele waarheid zijn dat creativiteit uit chaos ontstaat, er is natuurlijk iets meer nodig.

“We hebben inderdaad nog niet echt goed gevoetbald,” geeft Eric Van Meir toe, “maar we konden ook nog maar weinig met de typeploeg spelen. Het is altijd een beetje schipperen geweest, links of rechts een of meer spelers inpassen, en dat betekent sowieso altijd kwaliteitsverlies. Bovendien, als we op voorsprong komen, is er niet die wil om door te gaan. Dan willen we de wedstrijd gewoon uitspelen, laten doodbloeden zeg maar, in plaats van de mensen plezier voor hun geld te geven. Jammer, maar anderzijds is het ook een gave als je zoals op Gent en Brugge een score kunt vasthouden en het dan op de tegenaanval helemaal weet af te maken.

“Momenteel kostte die manier van spelen ons thuis nog geen punten, al zijn we er wel een paar keer heel dicht bij geweest. De schrik om er eentje tegen te krijgen, is groter dan de wil om er nog een bij te maken. Dat is inderdaad iets waar we moeten aan werken. Pressing spelen, is iets wat heel belangrijk is, maar niet simpel, want je moet het collectief doen. Doen er twee of drie niet mee, dan stuikt het als een kaartenhuisje in elkaar. Het is een punt waar we nog in moeten evolueren.”

Het is trainerswerk. “In het begin hebben we wél hoog gepresst”, aldus Michel Preudhomme, die van Trond Sollied-addept Ole-Martin Årst ter inspiratie al het boek van Herman Vermeulen over zonevoetbal toegestopt kreeg. “Maar dat lukt niet elk moment en ook niet iedere wedstrijd. Om nog dominanter te kunnen spelen, heb je spelers nodig die fit, fris en in topconditie zijn – én het zelfvertrouwen dat met de resultaten komt. Misschien vallen we een beetje te veel te diep terug, ja, maar als je zo punten pakt, waarom niet ?

“Kijk je wel eens naar de Champions League ? Dan zie je dat bij balverlies iedereen meeverdedigt en dat het er bij de recuperatie om gaat zo snel mogelijk gevaar voorin te brengen. Wel, de kracht van mijn ploeg is dat iedereen werkt. We leerden collectief te vechten, dat is het positieve. Dat moet je kunnen, dat is een kwaliteit. Sommige momenten zie je gewoon af, dat geldt voor iedere ploeg. Feit is wel dat we er enkele keren bij een voorsprong van twee doelpunten en een tegenstander die risico’s neemt niet in slaagden de wedstrijd definitief te beslissen, maar dat is deel van het groeiproces. Ach, al die kritiek op ons spel… Iederéén krijgt kritiek, dat is Belgisch. Altijd maar focussen op wat niet goed is en blind blijven voor de rest.”

E

r is nochtans ook lof. Sportief directeur en beginnend trainer Michel Preud’homme wordt in zijn spelerskern geprezen om zijn internationale ervaring, zijn gedrevenheid, zijn naturel en de goed ontwikkelde intuïtie waarmee hij een groep met nogal veel persoonlijkheidstypes en een tiental nationaliteiten samenhoudt.

“Van zodra alles klopt en iedereen zich gedraagt zoals het moet, ben ik een gemakkelijke man,” zegt hij over zichzelf, “maar het maakt mij gek als ze eens niet geconcentreerd zijn. Met druk ben ik al sedert mijn achttiende vertrouwd : spelen voor de titel, de beker, de Europacup, de nationale ploeg, Benfica… àltijd maar moeten winnen, iédere keer weer. Om rustig te zijn, moet je het werk op voorhand doen, je maximaal voorbereiden. Doe je dat, dan ben je in orde met jezelf. Meer kan je niet doen, want je bent ook maar een mens, hé. Er rest in deze job amper nog tijd voor iets anders, inderdaad. Juist om dat te vermijden, dacht ik er nooit aan om trainer te worden. Ik heb het alleen gedaan omdat d’Onofrio het mij gevraagd heeft, omdat het om Standard ging én omdat ik ervan overtuigd ben dat we hier iets heel goeds kunnen creëren.”

Standard kampioen, het zou wat zijn. “Elk van de vijf titelkandidaten heeft zijn stijl, maar we zijn niet minder dan de andere vier”, vindt Michel Preud’homme. “Iedereen heeft zijn kans, denk ik, want tot nu toe liet niemand zien beter te zijn dan de anderen. Misschien hebben Anderlecht en Brugge meer ervaring met strijden voor de titel, maar niet meer spelerskwaliteit. Jammer dat momenteel Lukunku, Årst, Walem en Goossens geblesseerd zijn en dat er wat jongens naar de Afrika Cup zijn, maar we zullen er alles aan doen om voorin te blijven meedraaien. En : als we een kleine kans op de titel behouden, gaan we proberen die te grijpen.

“We moeten met de voeten op de grond blijven, maar ik denk dat iedereen hier nu echt gelooft dat we een kans maken op de eerste plaatsen – let wel : meervoud. Daar heb ik de spelers op een bepaald moment moeten van overtuigen, almaar blijven herhalen dat ze even sterk zijn als die anderen. Uiteindelijk bewezen ze dat zelf in de topwedstrijden.”

Hij stopt een prop Skandinavische tabak achter de bovenlip. “Je kent het fenomeen Standard, hé”, glimlacht hij. “Snel blij, dikwijls denken dat het elders beter is, terwijl het een schitterende club is waar spelers altijd op tijd betaald worden, met schitterende supporters en een schitterende sfeer. Ik bedoel : als ze eens wonnen tegen Anderlecht, ook al hadden ze niet meegedaan, leek het alsof het seizoen al geslaagd was. Misschien is dat mijn grootste verdienste : ik heb ze ambitieuzer gemaakt.”

T

erecht. “Alles is aanwezig, een mix van talent en ervaring”, denkt Eric Van Meir. “Het enige probleem is momenteel de vele geblesseerden. Uiteindelijk zijn we in de heenronde ook maar tot de beste resultaten gekomen van zodra we compleet geraakten. Een hele goeie organisatie in verdedigend opzicht en voorin het onvoorspelbare : het resultaat daarvan is een beetje het succes dat we nu kennen. Of Standard kampioen kan worden ? Ik kaats je de bal terug : kon Standard na de heenronde op de eerste plaats eindigen ? Alles kan, ook de titel, maar dat geldt evenzeer voor de vier andere kandidaten.”

Is de honger voelbaar bij de clubleiding ? Is er al gepraat over een titelpremie ? “Ik denk dat iedereen die Standard-minded is, weet dat het dit seizoen wel eens het moment kan zijn om sedert heel lang nog eens kampioen te worden of via de tweede plaats kans te maken op deelname aan de Champions League, maar premies moeten nog besproken worden”, zegt Van Meir. “Ik denk dat daar binnenkort inderdaad eens over geklapt moet worden, want het is best het ijzer te smeden terwijl het heet is. Uiteindelijk, we zijn 17 matchen voor het einde en theoretisch is het niet moeilijk : als je zeventien keer wint, ben je kampioen. Nu, daar ziet het momenteel niet naar uit, misschien moeten we een week of zeven, acht wachten en dan kijken of we nog op dezelfde plaats staan.”

door Christian Vandenabeele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content