Zondag bekampten Standard en Club Brugge mekaar in de Hel van Sclessin. Die sfeer maakt van Standard een echte cultclub. Sport/Voetbalmagazine peilde in Luik naar de ziel van de Rouches.

In café-restaurant La Maison du Péket is op een doordeweekse middag geen plek om te eten. Afgeladen vol zit het etablissement achter het Luikse stadhuis, in het historische hart van de Cité Ardente. De nabijgelegen Place Lambermont oogt na jaren mooi gerestaureerd, met het bisschoppelijk paleis en de fundamenten van de oude, door de Fransen met de grond gelijk gemaakte kathedraal. Aan de zijkanten wordt nu gebouwd door bouwheer Duchêne. Luik bloeit.

André Duchêne was de vorige sterke man van Standard, die tussen 1985 en 1999 Sclessin verbouwde. Toen hij in augustus 1998 Standard verkocht aan Robert Louis-Dreyfus, was de club een slapende reus. In competitie net negende. Het speelde zijn thuiswedstrijden voor gemiddeld 12.600 kijkers. Nu lokken de Rouches bijna dubbel zoveel volk (zie tabel) en eindigden de laatste vier jaar bij de eerste drie.

Een paar honderd meter voorbij de Place Lambermont en de Place de l’Opéra is, aan de Boulevard de la Sauvenière de redactie van La Meuse gevestigd. Hier volgen geboren Luikenaars Daniel Renard en Patrice Sintzen de voetbalperikelen in de Vurige Stede.

Wat hebben Club Brugge en Standard gemeen ?

Patrice Sinzen : “De supporters van Club en Standard hebben twee zaken gemeen : de strijd tegen Anderlecht, tegen de club uit de hoofdstad. Beide houden van Angelsaksisch voetbal, met veel inzet. De supporters van Club komen niet echt uit de stad Brugge, die van Standard komen evenmin uit Luik. Men zegt wel eens dat, net zoals inwoners van Brugge voor Cercle supporteren, echte Luikenaars voor Club Luik zijn, maar dat klopt niet meer. Toen ze nog in de eerste klasse speelden, telde Club Luik in de stad meer fans dan Standard, maar sindsdien is een hele generatie voetballiefhebbers uit Luik, als ze eersteklassevoetbal willen zien, aangewezen op Standard. Een paar gaan naar Genk, maar veel zijn dat er niet. Club Luik zat een paar jaar geleden in de vierde klasse, terwijl Seraing op het vlak van aanhang nooit een concurrent voor Standard was. Zelfs toen ze in eerste tegen Beveren de supporters gratis binnen lieten, waren er maar 8000 kijkers. Toen had eigenaar Gérald Blaton het ook begrepen.”

“Naar derdeklassenormen heeft Club Luik met een gemiddelde van 1200 kijkers en pieken tot 2500 een enorme aanhang. Keren ze ooit naar de eerste klasse terug, schat ik hun potentieel op 6000. In twee klasse haalden ze dat, toen ze nog in het oude stadion van Tilleur voetbalden.”

Daniel Renard : “Ik associeer Club Brugge met de Kop van Liverpool, met dezelfde gezangen. Standard is qua beleving rond het veld meer Italiaans. Maar de voetbalbeleving is dezelfde bij beide clubs : bij Club en Standard houdt men van inzet. Het team in de tijd van Ernst Happel had talent, maar voetbalde ook met inzet en een hart. Bij Standard houden ze eigenlijk wel van Club Brugge, net zoals de fans van Club Luik en Cercle Brugge een hechte band hebben. Als Standard tegen Club speelt, is het hard tegen hard, maar als Club en niet Anderlecht kampioen wordt, supportert elke Standardfan voor Club. Niet Club Brugge is voor ons het symbool van het nationalistische Vlaanderen. Voor ons is dat Beerschot, de club die hier geassocieerd wordt met het Vlaams Belang.”

Waar komen de supporters van Standard vandaan ?

Patrice Sinzen : “Voor de helft uit de omgeving van Luik. Er zijn er ook heel veel uit het westen van Henegouwen, waar je met Moeskroen, Bergen en Charleroi toch drie eersteklassers hebt. Maar het klopt dat Standard in het Waalse landsgedeelte in de hoogste afdeling weinig concurrentie heeft. In Vlaanderen heb je om de twintig kilometer een eersteklasser.”

Daniel Renard : “De clubnamen zeggen het zelf : Football Club Liège was en is de club van de stad, Standard is altijd de club geweest van het industriële bekken rondom Luik : Seraing, Herstal, Ougrée, de Condroz, en tot in Limburg. Tot voor een paar jaar heette de club ook Standard Club Liégeois. De club van het oude Prinsbisdom Luik was het.”

Vlaamse aanhang

Wanneer heeft Standard het verschil gemaakt met Club Luik ?

Daniel Renard : “Toen ze in de Europabeker resultaten haalden. De zege tegen Hearts of Midlothian in september 1958 was de allereerste zege van een Belgische club in een Europese wedstrijd. Een paar maanden later klopte Standard in diezelfde campagne Stade de Reims, toen samen met Real dé Europese topclub. Die Europese dimensie had Club Luik nooit. Dat die Europese successen samenvielen met de opkomst van de televisie, vergrootte een en ander uit.”

“Dat Standard volk lokte omdat het geen concurrentie had, is fout. Seraing had twee keer de best voetballende ploeg in België in eerste klasse, Club Luik was onder Robert Waseige een topclub die ook Europees voetbalde, maar ook toen was Standard veruit de meest populaire ploeg.”

Hoe zit het met de Vlaamse aanhang van Standard ?

Patrice Sinzen : “Bij verplaatsingen met Standard hoor ik bijna uitsluitend Nederlands praten. De supporters van Standard bij uitwedstrijden zijn vooral Vlamingen. Als ik me niet vergis is in Tienen de grootste supportersclub van Standard gevestigd. In het stadion wordt alles ook in beide landstalen aangekondigd. Ik hoor wel eens reacties van Waalse supporters die zich afvragen of dat nodig is, want in Vlaanderen worden zij nergens in het Frans verwelkomd. Ik denk niet dat het aantal Vlaamse supporters van Standard de laatste jaren verminderd is. Alleen is het aantal supporters van Standard de laatste jaren flink gestegen. Degenen die er bij gekomen zijn, zijn Franstaligen. In Limburg heeft Genk de laatste jaren flink gerekruteerd.”

Waar komt die onvergelijkbare sfeer vandaan ?

Daniel Renard : “Wij noemen dat het mirakel van Tribune 3. De Hel van Sclessin bestaat al 40 jaar, maar Tribune Drie, dat is niet een spionkop, maar drie verdiepingen die samen één groot sfeervak vormen. Een paar jaar geleden kreeg je ook een sfeergroep in de Maastribune, waardoor je ambiance in stereo hebt. Zelfs als de resultaten tegenvallen, komt het publiek nog. Naar Standard kom je voor de sfeer. Dat is niet altijd zo geweest. Tien jaar geleden was de sfeer catastrofaal.”

“De laatste tien jaar zijn de grote drie op sportief vlak Anderlecht, Club en Genk. Maar dé grootste club in België qua sfeer is Standard. Standard heeft een magisch publiek. Door daar te blijven op hameren, lokt de pers nieuwsgierigen die uiteindelijk blijven hangen. Supporters hebben me dat al vaak gezegd : als we geen kampioen kunnen worden op het veld, zijn we het al naast het veld, in de tribunes. Standard wordt elk jaar kampioen, in de tribunes. Als de match om acht uur begint, zitten de tribunes om zeven uur vol. Dat vind je nergens anders meer in België. Dat is de magie van Sclessin.”

De mythe Roger Claessen

Waarom is Standard een mythische club geworden ?

Daniel Renard : “Waarom hangt aan het stadion van Anderlecht geen grote foto van Paul Van Himst ? Als je naar Standard komt, zie je wél de kop van Roger Claessen. C’est ça, le Standard. In 2003 wilde een schilder hét gezicht van Standard schilderen en werd een wedstrijd gehouden waarin je jouw Standardman kon kiezen via internet. Het werd Roger Claessen, een speler uit de jaren zestig.”

“Vraag aan een jonge Standardsupporter van een jaar of dertien wie Roger Claessen is en hij zal het je uitleggen, al heeft hij hem nooit zien spelen. Hij zal je vertellen dat Claessen mooie auto’s in de prak reed, met de mooiste vrouwen op stap ging. Claessen was een rebel, zoals iedereen op jonge leeftijd er van droomt een rebel te zijn. Ook vandaag willen jongeren nog Roger Claessen zijn.”

“Ik zie nog altijd de beelden uit mijn jeugd : Anderlechtdoelman Trappeniers komt uit zijn doel, bokst de bal weg en heeft Claessen mee : neus gebroken, gezicht vol bloed, hij moet naar de kant afgevoerd worden. Drie minuten later staat iemand langs de lijn druk te gesticuleren of hij weer het veld op mag : Roger Claessen ! Met een witte trui, die helemaal onder het bloed zit, gaat hij weer in duel. Dat zijn verhalen die overgaan van vader op zoon. Net zoals het verhaal hoe Claessen zich in Le Carré, de Luikse uitgaansbuurt, achter de toog verborg toen trainer Michel Pavic hem ging zoeken. Vaders vertellen hun zonen hoe Claessen altijd wat geld in zijn zakken had dat hij uitdeelde op straat, aan wie hij vond dat die het nodig had.”

“Waarom vergaf het publiek op Sclessin Sérgio Conceição alles ? Omdat Conceiçao de reïncarnatie was van Roger Claessen, op één aspect na : hij was niet zo gul. Toen men hoorde dat Conceiçao ’s ochtends om vijf uur dronken was geweest in een restaurant, was men hier niet verontwaardigd. De reactie was : et alors ? Want op het veld ging hij er voor. Net als Claessen, Van Moer, Dépireux. Dat waren geen krabbers, maar mannen die technisch voetbal aan een groot hart koppelden. Technisch verfijnde voetballers zonder groot hart mislukken hier. Vraag maar aan Thans, Krupnikovic, Prosinecki.”

Hoe komt het dat het aantal abonnees in vier jaar tijd meer dan verdubbelde ?

Patrice Sinzen : “Als je op verplaatsing mee wil, moet je lid zijn van een supportersclub en is het beter een abonnement te hebben. Bovendien heeft Standard ferme inspanningen gedaan om het aantal abonnees te verhogen. Zij konden dat, omdat er plaats was. Anderlecht kan dat niet, want het stadion zit al jaren vol. Gevolg ? Standard heeft nu 20.000 abonnees, een absoluut record. In 2004 waren dat er nog maar 10.000, in 2003 8000. In ’96-’97 waren het er hooguit 6000. Toen Pierre Van Hauwaert in ’89 aan de slag ging voor het werven van abonnees, had Standard 2800 seizoenskaarten. Er was toen een systeem waarbij je een abonnement op krediet kon kopen en in maandelijkse schijven afbetalen.”

“Standard wil niet meer dan 20.000 abonnementen verkopen, heeft Pierre François onlangs nog uitgelegd. Het stadion telt 26.000 plaatsen, plus 1300 voor de bezoekers. Standard wil 6000 plaatsen om acties te kunnen voeren, zoals een vrouwen- of kinderdag, of om sociale acties te doen. In dat verband werkt het samen met een vzw ‘Coup d’Envoi’ die zich bezighoudt met minder begoeden. Die kunnen via die vzw aan verlaagde prijzen naar evenementen, ook dingen naast het voetbal. Standard wil ook plaatsen kunnen vrijmaken voor occasionele bezoekers. Stel dat iemand volgend jaar zijn abonnement verkoopt : aan wie verkoop je dat als je stadion elk jaar vol abonnees zit ? Als je nooit het stadion binnen geraakt, kan je niet beoordelen of je iets mist. Daarnaast moet een Standardabonnement op termijn een schaars product worden, zodat de prijzen kunnen stijgen.”

Welke band heeft het publiek van Sclessin met de club en de ploeg ?

Daniel Renard : “Het Standard van Michel Preud’homme is een sympathieke ploeg, die erg dicht bij het publiek staat. Kijk maar naar de vier middenvelders : een blanke Belg, een Vlaming nog wel, een Arabier, een Afrikaan en een Luikenaar die ook nog eens halfbloed is. Het middenveld van Standard is de perfecte weerspiegeling van onze multiculturele maatschappij hier in het Luikse. Voor de arme Afrikaanse jongens uit Sclessin is Mulemo hun held, de Marokkaanse jongeren uit de rand rond de Cité kijken op naar Fellaini. Standard vertegenwoordigt iedereen, net zoals Frankrijk het hele land vertegenwoordigde toen het wereldkampioen werd.”

Heeft Standard een nieuw stadion nodig ?

Patrice Sinzen : “Op de vraag of Sclessin te klein is, luidt het antwoord : nee, want het zit zelden vol. Hooguit twee keer per jaar. Het stadion van Anderlecht zit elke week vol, ook als ze tegen Roeselare voetballen. Pas als je elk jaar Champions League speelt, is een groter stadion aan de orde. Men wil profiteren van de plannen om eventueel het WK 2018 naar hier te halen. Een nieuw stadion is hier meer een opportuniteit dan een noodzaak. Natuurlijk zou Standard op commercieel vlak zijn beleid en de organisatie binnen de tribunes beter kunnen organiseren. Niets op Sclessin is gebouwd in functie van lange termijn. Men zette gewoon de ene tribune na de andere.

Daniel Renard : “Het huidige stadion is geen voorbeeld van moderne architectuur. Een schandaal is het wat men bij de verbouwing met gemeenschapsgeld heeft gedaan. Het dak is aan alle kanten vier meter te kort, waardoor in elke tribune een aantal rijen bij regenweer kletsnat zijn. Waarom heeft men de vier hoeken open gelaten, waarom kan je niet van de ene naar de andere tribune gaan ? Dat is niet de fout van het huidige bestuur, maar van het vorige, onder leiding van Jean Wauters en André Duchêne. Vorig jaar speelde Alemania Aachen in de Bundesliga. Dat is een half uur rijden van hier. Uit Luik ging daar niemand kijken. De fans van AS Roma hebben een mooi gezegde : ‘Roma e basta’ : ‘Roma en verder niets’. Hetzelfde kan je hier zeggen : ‘Standard e basta !’ Daarom moet Standard opletten als het ooit verhuist. De magie van Sclessin verhuis je niet zo maar mee. Als Standard verhuist, zal het de supporters niet verliezen. Die blijven komen. Maar het riskeert zijn ziel te verliezen.”

Door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content