Verwacht van Toby Alderweireld geen fantasietjes, bij Ajax wil de twintigjarige verdediger in de eerste plaats de nul houden. ‘Een spits aan banden leggen, daar haal ik mijn voldoening uit.’

Weet u wie dit seizoen bij Ajax Amsterdam al de meeste minuten gespeeld heeft? Toby Alderweireld. Twintig jaar, Belg, verdediger, uitstekende lange trap, goed positiespel. Iedereen die dacht dat de Amsterdamse defensie helemaal een zeef zou worden na het vertrek van Thomas Vermaelen had het mis. Sinds Alderweireld centraal een duo vormt met die andere Belg, Jan Vertonghen, hield Ajax in elf wedstrijden al acht keer de nul en lijkt de club zo eindelijk stabiel genoeg om nog eens een gooi te doen naar de Nederlandse titel. In 2004 werd Ajax een laatste keer kampioen.

“Ik denk dat we er allemaal op gebrand zijn om een goed seizoen te draaien”, zegt Alderweireld. “Vorig seizoen lieten we bij een voorsprong misschien te snel de concentratie verslappen. Nu wordt er echt op gehamerd om geen goals tegen te krijgen. Het systeem is nochtans niet veranderd, als verdediger spelen we nog steeds met veertig meter ruimte in onze rug.”

Bovendien zijn er in de selectie geen verdedigers bijgekomen, op Atouba na, maar die staat niet eens vast in de basis. Waarom werkt het nu wel?

Toby Alderweireld: “De keeper inbegrepen spelen we achterin nu met vijf jongens uit de eigen opleiding. UrbyEmanuelson links en Gregory van der Wiel rechts. Zelfs al speelden we niet samen in de jeugd, toch voel je elkaar dan aan. Ook het middenveld staat nu goed, dat is belangrijk, want Ajax zijnde weet je dat je bijna altijd scoort. Zeker met LuisSuárez voorin.”

Op welke manier vullen Jan Ver-tonghen en jij elkaar aan?

“We begrijpen elkaar gewoon heel snel. Wanneer de ene een steek laat vallen, raapt de andere die op. Hoe meer we de nul houden, hoe gemotiveerder we de volgende keer aan de aftrap komen. De nul is ons doel geworden.”

Had je zo veel vertrouwen verwacht van de nieuwe trainer Martin Jol?

“Ik wist wel dat de verdediging vorig seizoen geen voldoening schonk en dat er dus kansen lagen. In de voorbereiding speelde ik meteen alles, daar legde ik een goede basis. Sindsdien draait de ploeg en bleef ik erin staan. Ik miste tot nog toe geen enkele minuut.

“Eigenlijk praten de trainer en ik niet zo veel, maar dat hoeft ook niet: als je steeds mag starten, weet je genoeg. In de kranten lees ik wel dat hij vol lof is over mij, dan begin je natuurlijk met vertrouwen aan de volgende partij. Misschien is het wel een bewuste tactiek van hem. ( glimlacht) Het werkt in ieder geval.”

Leren van Bogarde

Twee zomers geleden mocht je een eerste keer proeven van het grote werk. Dat was meteen tegen Inter Milaan in het kader van jullie Amsterdam Tournament.

“In feite vond ik dat wat te vroeg. De stap van jeugd naar meteen Europese top was iets te groot. Na die wedstrijden op het Amsterdam Tournament keerde ik terug naar Jong Ajax, dat was zo afgesproken, maar tijdens de winterstop werd ik toch weer bij de A-kern gehaald. Ik speelde vorig seizoen Europees nog mee tegen Fiorentina en Marseille.”

Tegen Inter stond je daar als broekventje tegenover vedetten als Ibrahimovic en Adriano. Wat doe je dan: er hard ingaan om te tonen dat je er staat, of ben je op zo een moment toch te veel onder de indruk?

“Het was mijn bedoeling om er meteen stevig in te vliegen en te tonen dat ik niet bang was, maar dat is het net: die mannen zijn sterker en sneller dan jij. Je kunt daar echt niet op verdedigen zoals bij de jeugd. Daar kon je een foutje nog rechtzetten op kracht of snelheid. Het eerste kwartier zag ik sterretjes, maar dan had ik door dat je tegen zulke toppers niet steeds in duel moet gaan. Soms is het beter wat afstand te houden en je goed te plaatsen. Als je er kort op zit, draaien ze weg en ben je gezien.”

Was het geen ontgoocheling dat je na die sterke prestatie tegen Inter terug moest naar de jeugd?

“Ik kreeg veel complimentjes. Na de wedstrijd kwam Marco Materazzi zelfs om mijn truitje vragen … Helaas had ik dat al aan mijn broer beloofd. ( grijnst) Marco van Basten was ook tevreden, hij zei dat hij nu wist dat ze op mij konden rekenen. Ik verdween dus niet helemaal uit beeld.”

Bij Jong Ajax had je Adrie Koster als trainer. Klikte dat?

“Zeker. Na mijn eerste jaar onder hem heb ik wel wat problemen gekend, ik had het moeilijk met het feit dat spelers van de eerste ploeg onze plaats bij Jong Ajax inpikten om ritme op te doen, terwijl ik dan tijdens de week op training keihard had gewerkt voor een basisplaats. Daar heb ik met Koster over gepraat. Achteraf bekeken was het een goede leerschool, het is net goed dat je als jongere niet zeker bent van een basisplaats, want dan leer je knokken. Een tegenslag maakt je mentaal sterker. Met Koster kon je daar heel open over praten, hij draaide niet rond de pot. Hij zei: je presteert minder, dus sta je naast de ploeg. Zo simpel.”

Bij Jong Ajax heb je wel meer gereputeerde trainers lopen. Wie heeft jou zoal getraind?

Aron Winter, Winston Bogarde, Sonny Silooy, Danny Blind, … Bogarde heeft van mij een echte verdediger gemaakt. Hij wees mij voortdurend op mijn positionering en stak veel tijd in mij.”

Fan van Iron Mike

Je komt uit de jeugd van Germinal Beerschot en daarvoor speelde je bij Germinal Ekeren. Was je als jong kereltje supporter van Germinal?

“Absoluut. Ik ging met mijn broers en mijn bompa naar zowel thuis- als uitwedstrijden. De bekerfinale van 1997 tussen Germinal en Anderlecht ligt nog vers in mijn geheugen, 4-2 werd het. Tomasz Radzinski en Mike Verstraeten waren mijn helden. Zeker als verdediger keek ik op naar Iron Mike.”

Naar verluidt was je bij de jeugd al een grote jongen?

“Ja, en dan heb je de neiging om het op kracht te forceren. Soms werd ik op het middenveld uitgespeeld. In het begin vloek je dan wel eens omdat je er niet meteen je beste wedstrijden speelt, maar achteraf ben je dankbaar want je steekt veel op van die ervaringen. Kijk, ik ben geen wereldvoetballer als Suárez, maar ik pik wel snel nieuwe dingen op.”

Waarom ben je zo zeker dat je geen wereldvoetballer bent?

“Je hebt spelers die puur op instinct kunnen voetballen, zo ben ik niet. Vroeger stond ik wel eens in de aanval, maar ik geniet er nu evenveel van om een spits een hele wedstrijd aan banden te leggen. Daar haal ik mijn voldoening uit.”

Jij bleek uiteindelijk de laatste jeugdspeler die van Germinal Beerschot naar Ajax mocht.

“In het begin waren mijn ouders daar-tegen. Ik was pas vijftien en heel familiegezind, dus er was twijfel. Anderzijds stond Ajax bekend om zijn uitstekende jeugdopleiding. Ik mocht zelf beslissen.

“Het eerste jaar had ik het heel moeilijk in Amsterdam. Ik ging naar school aan de Bijlmer. Ik weet niet of je die buurt kent, maar alle culturen zitten daar bij elkaar. Heel weinig Nederlanders. Niet dat het slechte mensen waren, maar het was toch heel moeilijk om je te profileren. Ik had last van heimwee. Een slechte periode. Gelukkig liep het op voetbalgebied uitstekend, dat was wat me me overeind hield.”

Je moeder was blijkbaar een bepalende figuur in je jeugd. Bij Germinal Beerschot herinneren ze zich nog goed hoe zij heel kort op je hielen zat.

“Ze zat er kort op, ja. Ik had misschien niet altijd goesting om te trainen, maar dan zette zij me op mijn plaats: ik moest gaan en daarmee klaar! Later heeft mijn vriendin die rol wat overgenomen. Joyce bracht rust in mijn leven. Ik leerde haar kennen tijdens mijn tweede jaar bij Ajax, net op een moment dat ik weer twijfelde over mijn toekomst bij de club. Zij hielp me daar overheen en sindsdien loopt alles perfect.”

Waar twijfelde je dan aan?

“Soms piekerde ik. Wat als ik het niet haal? Dan heb ik al deze opofferingen voor niets gedaan? Gelukkig evolueerde alles naar wens.”

In een interview liet je je eens ontvallen: ‘Ik ben niet het type dat gemaakt is om in een harde wereld te overleven.’ Wat bedoelde je daarmee?

“Ik was een heel aanhankelijke jongen vroeger, liefst van al zat ik thuis. Maar op een gegeven moment leer je een schild rond je te bouwen en ga je jezelf juist heel zelfbewust opstellen.”

Inderdaad, want Jol roemde je net omwille van je natuurlijke durf en flair.

“In feite moet je schijt aan iedereen hebben, in België zijn we te bescheiden. In Amsterdam hebben ze dan weer te veel bluf. Een beetje van beide lijkt me ideaal. In het begin werd ik op school geïntimideerd, na verloop van tijd gooi je dat van je af.”

De immense druk bij Ajax

Germinal Beerschot zou een halve nationale ploeg kunnen opstellen met de jongens die uit hun jeugdopleiding komen: De Mul, Vermaelen, Ver-tonghen, Van Damme, Dembélé, jij. Hoe komt dat? Een uitzonderlijke generatie of gewoon het geluk gekend naar Nederland te kunnen gaan?

“Ik stel me die vraag ook. Ik betwijfel of ik in België een gelijkaardige evolutie had kunnen maken. Die opleiding bij Germinal Beerschot onder Urbain Haesaert en Simon Tahamata was wel erg goed, bijna puur gericht op techniek. Daarna kreeg ik bij Ajax een ideale voortzetting, daar werd ik groot.”

Henk Mariman, ex-jeugdcoördinator bij GBA, legde onlangs in Knack uit dat het verschil tussen GBA en de andere Belgische jeugdploegen was dat zij niet voor het resultaat speelden. Jullie kregen bijvoorbeeld vaak een pak slaag van Anderlecht of Club Brugge.

“Wij speelden lang niet altijd op onze beste positie, dat werd bewust zo gedaan om meer bij te leren. Of we speelden een jaar hoger. Zelfs van Lierse kregen wij klop, want die speelden met grote, sterke jongens, maar wij werden individueel wel beter.”

Wat opvalt: op Tom De Mul na zijn het enkel verdedigend ingestelde spelers die erin slaagden om bij Ajax door te breken. Heb jij daar een verklaring voor?

“Ik denk dat het vooral belangrijk is dat je uit de jeugd van Ajax komt, dan weet je veel beter met de immense druk in deze club om te gaan. In feite zijn wij halve Amsterdammers geworden. In de nationale ploeg heb ik het daar met Wesley Sonck over gehad. Hij zei zelf: de druk bij Ajax is niet normaal. Win je 8-0 dan is dat gewoon, speel je gelijk dan is het een drama.

“Ajax wil altijd druk zetten op de tegenstander, als verdediger speel je er constant met veertig meter in je rug. Tegen topploegen is dat heel lastig, want je moet echt afwegen: plak ik op mijn tegenstander of laat ik hem ruimte? Het makkelijkste zou zijn om helemaal terug te plooien, zoals Timisoara dat deed, dat kan iedereen.”

Over de Europa League gesproken, morgen treffen jullie Anderlecht. Wat weet je eigenlijk van hen?

“Ik heb Anderlecht al een paar keer zien spelen. Door hun zege tegen Zagreb is bij hen de druk er wel een beetje af, maar ik ben ervan overtuigd dat we daar een goed resultaat kunnen halen. Van hun ploeg ken ik uiteraard Tom De Sutter, verder vind ik Suárez een aardige voetballer, hoewel die nu een dipje kent. Verder Boussoufa, Van Damme, Biglia, Proto … Een aardig ploegje. Ik kijk ernaar uit om eens in Anderlecht te spelen, waar ik vroeger als fan van Germinal Beerschot in de tribune zat.”

Vermaelen kroop met Arsenal op Standard door het oog van de naald. Hoor je hem nog af en toe?

“Ja, bij de nationale ploeg onder meer. Ik was trouwens niet verrast door zijn snelle aanpassing, ik vond vorig seizoen al dat er veel te weinig over hem werd gesproken. Hij was simpelweg de beste verdediger van Nederland.”

Je weet nu dat die stap mogelijk is van Ajax naar Arsenal. Jij droomt toch ook van de Premier League, niet?

“Het is een erg plezante competitie om naar te kijken, maar ik kan nu nog niet zeggen of ik daar zou passen. Ik ben heel graag bij Ajax, ik zou het niet erg vinden om heel mijn carrière bij deze club te spelen. Je weet dat je, als je bij Ajax speelt, in de picture loopt. Ik ben twintig, ik ben gewoon al blij dat ik in de basis sta. Stap voor stap is mijn devies.”

door matthias stockmans

Zelfs Wesley Sonck gaf toe: de druk bij Ajax is niet normaal.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content