‘Slik uw fluitje in!’ John, witheet, dreigt het veld op te stormen. Samen met Danny hou ik hem in bedwang. Karsten, zijn stiefzoon, vriendje van ons nageslacht, heeft net tegen een stuk karton aangekeken. Terecht. Tackle. Twee voeten vooruit. Zijn slachtoffer riep meteen om zijn moeder.

‘Rustig, makker’, zeg ik. Hij slaat mijn arm weg. John is de fanatiekste van ons drieën. Het spelletje slokt hem helemaal op. Mij kan het geen bal schelen. Misschien relativeer ik heel het gedoe omdat er behoorlijk wat jaren op mijn teller staan. John en Danny zijn vaders, ik ben een stap verder, grootvader. Het leeftijdsverschil doet er niet toe. Bij elke match van KAA Gent zitten we broederlijk naast elkaar in de tribune onze kelen schor te schreeuwen.

John ziet Karsten al op het veld van de Ghelamco Arena staan. Hoe ontzettend naïef. Het valt nog maar af te wachten of een van onze jongens ooit tot de eerste ploeg doorstoot. De plaatsen in het elftal zijn peperduur. De concurrentie is moordend. Tegenwoordig bulkt het hier van de poen, er dolen zelfs een paar Braziliaanse sterspelers rond.

Maar John beschouwt zijn stiefzoon nu eenmaal als pensioengarantie. Je kan het hem niet kwalijk nemen. Toch wed ik erop dat Karsten het niet ver schopt. Te driftig, te onbesuisd. Telkens hij de bal verspeelt, en dat gebeurt verdraaid vaak, schoffelt hij de tegenstander zonder pardon onderuit om het leer te heroveren.

Mijn kleinzoon, Pjotr, heeft die vuile trucs niet nodig. De jongen heeft fluwelen voeten en tonnen balgevoel. Hij kon nog maar amper op zijn benen staan en twee passen lopen of hij wist al een veelkleurig balletje met zo’n enerverend belletje erin steeds precies in mijn voeten terug te spelen. Linkervoet, rechtervoet, het maakte hem geen donder uit. Het was een mirakel.

Maar van mirakels alleen hangt een topvoetballer niet aan elkaar. Dat weet ik van mijn eigen zonen. Ook zij hadden het in zich, maar net zo goed weigerden ze in hun puberteit koppig de voetbalschoenen nog aan te trekken. Geen zin meer in. Andere interesses. Stiekem roken achter een muurtje. Die dingen. Ik vond het best.

Zoals het mij nu kou laat dat de nummer tien van de bezoekers de bal listig door de benen van Pjotr speelt. Daar leert hij van. Het moet ook allemaal niet te gemakkelijk gaan. Pjotr vloekt, draait zich pijlsnel om en zet de achtervolging in. Te laat. Nummer tien wipt de bal over de doelman. Alles wat blauw-wit is, slingert krachttermen naar het hoofd van mijn bloedeigen kleinzoon. Ik knik hem bemoedigend toe als hij met neerhangende schouders weer naar zijn positie sloft.

‘Zo verspelen we straks godverdomme nog de titel’, foetert John. Het is de laatste, beslissende wedstrijd van het seizoen, het is erop of eronder. Maar we staan 4-1 voor. Nog vier minuten op de klok. Ik lach Johns opmerking weg.

Ik moet denken aan die allereerste landstitel, alweer een jaar of veertig geleden. Sindsdien stapelden de prijzen zich op. Bekers van België, landstitels, tot zelfs drie keer Champions League toe. Met de liters bier die daarop gedronken zijn, kan je de Leie van bron tot monding vullen.

Eindelijk fluit de scheidsrechter af. Als hij van het veld stapt, slingert John hem nog wat scheldwoorden naar het hoofd. Maar de titel hebben onze miniemen wel mooi binnen. De kereltjes vieren het met een ereronde. Al staat er nauwelijks publiek langs de zijlijn, ze doen alsof een afgeladen Ghelamco Arena hen toejuicht. Zodra ze in de kleedkamer zijn verdwenen, spurten we met zijn drieën naar de toog. We hebben verschrikkelijk veel dorst.

DOOR DAVID TROCH

‘Ik moet denken aan die allereerste landstitel, alweer een jaar of veertig geleden.’ – DAVID TROCH (38) IS DE STADSDICHTER VAN GENT.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content