Negen jaar geleden stond RC Genk in de Champions League tegenover Real Madrid, AS Roma en AEK Athene. Was er toen ook al bij: Pierre Denier. De assistent van Mario Been blikt terug: ‘Pas achteraf besef je: wat was het mooi.’

Door Jan Hauspie

Hij is “een beetje een verzamelaar”, zegt hij, maar behalve dat alle wedstrijden van toen zich thuis in zijn ruime vi- deocollectie bevinden, heeft Pierre Denier geen tastbare souvenirs overgehouden aan de eerste Champions Leaguedeelname van RC Genk. Het zal hem geen tweede keer overkomen. Na de kwalificatie ten koste van Maccabi Haifa eigende hij zich de bordjes met clubembleem toe die door de UEFA aan beide kleedkamerdeuren waren opgehangen. “’s Nachts om halfdrie liep ik nog door het stadion. De mensen van de UEFA waren aan het opruimen en ik dacht: die neem ik wel mee. Het stelt niet veel voor, maar ach. Ze staan nu in mijn garage. Binnenkort krijgen we een nieuw tuinhuis. Het oude is afgebrand. Misschien dat ik ze daar tegen de muur plek. Zo zie ik ze af en toe eens”, lacht hij.

Net als nu tegen Maccabi Haifa was het toen tegen Sparta Praag met de hakken over de sloot. Gevraagd naar wat hem het eerst te binnen schiet terugdenkend aan negen jaar geleden, is het dát. “Thuis hadden we met 2-0 gewonnen, maar ginder stonden we in een schiettent. In blessuretijd alleen al hadden zij nog drie doelpunten kunnen maken. Corners! Vrije trappen! Paal! Moons! Maar het bleef 4-2. Die avond in Praag hebben we geluk gehad voor vier jaar. Ongelooflijk. Nog meer dan tegen Partizan en Maccabi. Jos Vaessen kwam de kleedkamer binnen. Dolgelukkig. Voor de club was het ook toen een match van ik-weet-niet-hoeveel miljoen.”

Dat verhaal is bekend. Voorzitter Jos Vaessen had tegen elke gezonde bedrijfslogica in zwaar in de voltooiing van het stadion geïnvesteerd en daarbij een voorschot genomen op de miljoenen van de Champions League. Een gok die maar net goed uitdraaide.

De tweede herinnering van Pierre Denier ligt ook al vóór de eigenlijke deelname: de loting. “In wat nu de perszaal is, volgden we die met spelers en staf samen live op televisie. Real kwam uit de bus. En Roma, met Totti als de grote vedette. In Genk is dat iets. Genk is Italiaans. De trainingen van Roma werden bijgewoond door een paar duizend man. Zwart van het volk liep het hier toen. Ik vermoed zelfs dat er Italiaanse fans met de hulp van mensen van hier tussen de Genkfans terecht zijn gekomen. Stel dat we nu opnieuw een Italiaanse ploeg hadden geloot, was het hier een overrompeling geweest.”

AEK Athene rolde als derde tegenstander uit de trommel. Genk begon met een thuisopdracht tegen de Grieken. “Een wedstrijd die we hoopten te winnen. Het was de enige ploeg waartegen we kans maakten om misschien punten te rapen. Dat we niet verder kwamen dan 0-0 was een beetje ontgoochelend.”

Imposante luxe

Real Madrid, dat zonder Zinédine Zidane en Ronaldo aantrad, was vervolgens meer dan een maatje te groot voor de Belgische landskampioen. “We speelden nog een heel goede eerste helft, kwamen er zelfs geregeld uit, maar kort voor de rust pakten we twee doelpunten. Goed mogelijk dat Real tot dan niet had doorgeduwd, dat weet je natuurlijk nooit. Ik herinner me nog een discussie in de rust met Jos Daerden, die de coaching deed voor de Franstalige spelers, omdat we het in die paar minuten hadden weggegooid. De tweede helft zijn we overlopen. Een echte pletwals. Gelukkig konden we de schade beperken tot zes doelpunten.

“Als je 6-0 verliest, kun je niet meer zeggen: spelen in Bernabéu was het hoogtepunt. Op training de dag voordien waren we verrast door de snelheid van de bal. Ze hebben daar half kunstgras half gewoon gras. De bal ging razendsnel. Voor Real was dat een enorm voordeel, maar wij hadden grote moeite met die balsnelheid.

“Imposant was het allemaal wel. Ik weet nog dat Jos Vaessen ons in het hotel kwam opzoeken. Hij keek eens rond en zei: ‘Dat is hier wel een beetje luxueus.’ Robert Raes regelde toen de reizen. Die pakte altijd het beste van het beste. Hoe we door de zwaantjes naar het stadion werden begeleid en die zee van mensen voor ons openging: dat was zonder meer indrukwekkend. Ook een kleedkamer met zo’n luxe had ik nooit eerder gezien. Gigantisch groot, met jacuzzi en zwembad, medisch kabinet … Enkele van onze mensen zijn toen in de kleedkamer van de thuisploeg geweest. Die foto’s heb ik achteraf gezien. Dat was nóg indrukwekkender. Elke speler had op zijn plek een grote foto van zichzelf hangen.”

Grote opsteker

Tegen Roma sloeg al vroeg het noodlot toe. Na tien minuten haalde Jan Moons een doorgebroken Italiaan neer. Rood en Genk verder met z’n tienen. Davy Schollen nam plaats tussen de palen (en zou dat daarna ook ín Italië doen). “We speelden nog een vrij goede partij. Gelijkgespeeld, geloof ik. Nee? Toch verloren? Tegen zo’n ploeg heb je het normaal al moeilijk met elf, laat staan met tien. Toch hebben we uit die tegenslag de energie gehaald om lang stand te houden. Met de hulp van het publiek dat achter ons is blijven staan. Dat was in onze andere thuismatchen niet anders. De ambiance was telkens geweldig.”

In Rome bleef het vervolgens 0-0. “Die wedstrijd kan ik mij nog het best voor de geest halen. Omdat we domineerden en achteraf zo ontgoocheld waren dat we maar gelijk hadden gespeeld. We kregen enkele schitterende kansen. Was het Da-gano niet? Ik herinner me nog een fase waarbij hij alleen op de keeper af ging, maar voorlangs schoot. We hadden er mogelijkheden om op voorsprong te komen. We speelden ook goed, offensief zelfs. Daar zaten we echt heel kort bij de overwinning. Hun trainer heeft me daar in de rust een donderpreek afgestoken, hoho. Hoe heette hij ook alweer? Een grote naam … Fabio Capello, juist. Ik heb de gewoonte om altijd te gaan kijken of iemand van de tegenpartij zich opwarmt. Toen ik voorbij hun kleedkamer kwam, hoorde ik hem roepen en tieren.”

Ook in het tweede duel met AEK jaagde RC Genk vergeefs op de zege, al klom het wel op voorsprong via Wesley Sonck. “In Athene was het een heksenketel. Vurig publiek, bloedheet ook. We stonden onder grote druk, maar bleven boven water. En toch was het een ontgoocheling. We hadden op meer gehoopt en dat zat er ook in.”

Als er dan toch een wedstrijd is waaraan Pierre Denier onverdeeld goede herinneringen bewaart, dan het thuisduel tegen het grote Real. Hoewel, groot. Ook nu lieten de Spanjaarden enkele vedetten aan de kant. “Dat is ons geluk geweest. Zij kwamen naar hier met een redelijk B-elftal. Figo was er wel bij. Dat weet ik, want Igor De Camargo heeft zijn shirtje nog kunnen bemachtigen. Die 1-1 was voor ons een grote opsteker met het oog op de competitie. De supporters waren ook tevreden. Ik herinner me nog hoe we na die wedstrijd op applaus zijn onthaald.”

Eigen groentetuin

Vier gelijke spelen, twee nederlagen. Geen zege. Welk gevoel liet het achter? Pierre Denier: “Toch dat we enkele puntjes meer hadden kunnen sprokkelen. Zeker tegen Roma. Dan hadden we een plaatsje hoger kunnen eindigen. Stiekem hadden we gehoopt om Athene achter ons te houden. Die hoop leefde er wel in de groep. AEK Athene, het Griekse voetbal, daarvan dachten we de evenknie te kunnen zijn. Niet zoals nu. Nu zijn we op papier de vierde, daar moeten we eerlijk in zijn. Mochten we als derde eindigen, zou dat nog meer dan toen een stunt zijn. Stel dat we nu van onze zes wedstrijden er vier niet zouden verliezen. Wat een fantastisch resultaat zou dat niet zijn.”

Genk had een voortreffelijk team toen, zegt Denier. Spontaan rolt de naam van Josip Skoko uit z’n mond. “We hebben nadien nooit nog een tweede Skoko gevonden. Een spelmaker die ook nog eens negentig minuten draafde én het verschil maakte. En met Bernd Thijs in steun. Hun samenspel met Wesley Sonck was perfect. Dat was een goede groep, niet alleen de elf die speelden, maar ook de wisselspelers. Als Chatelle uitgeblust was na een uur, kwam Beslija en die maakte dikwijls nog het verschil.”

Anders dan nu zat er amper zelf opgeleid talent in de groep. Kevin Vanbeuren en Hans Leenders zouden nooit doorbreken. “Vanbeuren heeft in Bernabéu tegen de grote vedetten gespeeld. Een paar jaar later speelde hij in derde klasse. Leenders ook. Uit die tijd dateert de uitspraak van SefVergoossen dat we eerst in onze eigen groentetuin moesten kijken voor we ons op de transfermarkt begaven. We hadden toen enkele mindere jaren met de jeugd. Later ging het weer beter met Defour en Pocognoli. Nu is het ook weer even kalm. Uit de beloften kunnen we voorlopig niet zo veel halen, maar uit de U15 verwacht ik over twee, drie jaar wel weer enkele kleppers. We hebben wat pech gehad doordat Praet voor Anderlecht koos en Origi voor Rijsel. Supertalenten die anders nu in onze A-kern hadden gezeten.”

Uitspattingen buiten het veld kan Denier zich niet herinneren. “Na de kwalificatie in Praag was het feest op de kamers. De spelers mochten toen ook een reuzenpremie verdelen. Na de andere wedstrijden bleef het rustig. Sef zei altijd: ‘Verzorg jullie goed, over drie dagen is er weer een wedstrijd.’ Voor Sef moest de knop altijd worden omgedraaid: de competitie had voorrang. We kregen geregeld tikken. Ik herinner me dat we het altijd moeilijk hadden om ons op te laden enkele dagen na zo’n wedstrijd. Daar staan we nu ook voor. We moeten ervoor beducht zijn om de Champions League niet het belangrijkste te gaan vinden.”

Weinig genoten

Hoe je het ook draait of keert, het blijft een uitzonderlijke ervaring. Pierre Denier: “Champions League, hoe vaak maak je dat mee? We hebben er negen jaar op moeten wachten. En weer is het ons maar met veel geluk gelukt. Anders duurt het misschien vijftien jaar, zeker voor een club als Genk. Wij hebben nog niet de traditie van een Anderlecht. Toen was het uniek, en dat is het vandaag eigenlijk ook.

“Ineens zit je in de dug-out van Bernabéu. Ik, een eenvoudig manneke uit een klein dorp. In dat stadion waar vroeger al die grote namen speelden die ik nog kende. Als assistent-trainer ga ik op voorhand de tegenstanders bekijken. Dat zijn ook unieke momenten. Daar is nog mee gelachen hier: ‘Moet gij Real Madrid nog gaan scouten? Zó’n topclub?’ Als je in het olympisch stadion in Rome kunt gaan scouten, blijft dat iets speciaals. Ik zat daar met Roland Janssen. Op een gegeven ogenblik kregen die supporters door dat wij van Genk waren. Zijn die me daar beginnen te lachen. Die hadden nog nooit van Genk gehoord. Natuurlijk niet.”

Het overheersende gevoel? “Dat je er niet bij stilstaat. Dat je te weinig hebt genoten. Je maakt iets unieks mee, maar het gaat zo snel. Scouten, de competitie voorbereiden, de Champions League. Ik weet nog dat we terugkwamen, van de bus afstapten recht het trainingsveld op om uit te lopen. En twee dagen later was er opnieuw een wedstrijd. En zo volgde alles mekaar erg snel op. Je geniet niet op het moment zelf. Pas achteraf besef je: wat was het mooi.”

“Jos Vaessen keek eens rond en zei: ‘Dat is hier wel een beetje luxueus.'”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content