Stijn Stijnen : prachtige naam, betrouwbaar sluitstuk van Club Brugge en achtvoudig international. Allemaal te danken aan de gemiste transfer van vader Jean-Pierre naar Berchem Sport.

Eén keer heeft Jean-Pierre Stijnen de bloemetjes buitengezet tijdens zijn loopbaan als voetballer. Hij speelt dan voor Sporting Hasselt en doet dat zo goed dat hij naar eersteklasser Berchem kan. Eén probleem, het bestuur van Hasselt ziet dat niet zitten. “Toen heb ik ‘foert’ gezegd”, vertelt Jempi Stijnen. “Ik ging naar taverne De Witte hier wat verder in de straat en leerde daar die avond mijn vrouw kennen.”

Die vrouw is Anna De Notarpietro, een charmante Italiaanse dame afkomstig uit Lecce. Ze runt in hartje Hasselt broodjeszaak Pierre en noemt de Belgische nationale doelman gewoon ‘ons Stijntje’.

Overal, maar niet in de living

Jempi Stijnen kreeg later toch zijn transfer naar Berchem en speelde nadien ook nog voor Sint-Truiden. Op een kast in het ouderlijke huis staat zijn indrukwekkende verzameling porseleinen soldaten. Het leger telde aanvankelijk zes extra leden, maar het is algemeen bekend dat soldaten van porselein een lage levensverwachting hebben in de nabijheid van een voetbal. Steven, voetballer in derde provinciale en de oudere broer van Stijn, was de schuldige, weet Jempi nog. “Die kan niet sjotten hé. ( lacht) Nadien hebben we een voetbalregel ingevoerd : overal, maar niet in de living.”

In die living bladert mama Anna ondertussen door het familiealbum en vist er nu en dan een mooie foto uit. Die voorzien de fiere ouders dan van deskundig commentaar. Het eerste kiekje dat we te zien krijgen is genomen op een familievakantie in Zwitserland, maar de traditionele bergen en koebellen zijn nergens te bespeuren. Wel zien we de twaalfjarige Stijn die een handtekening krijgt van Gianluca Pagliuca, de voormalige doelman van de Italiaanse nationale ploeg. Hij is met Inter op trainingskamp in Zwitserland.

“Stijn heeft altijd een fascinatie gehad voor doelmannen”, vertelt Jean-Pierre. “Eén enkele keer heeft hij nagedacht over een andere positie. Bij Runkst VV, Stijns eerste club, was er een veldspeler te kort en toen bleek dat Stijn ook een vlotscorende spits kon zijn. Hij was na die wedstrijd natuurlijk heel opgewonden. De trainer had gezegd dat hij daar moest blijven staan en ook mijn vrouw zag dat wel zitten. ‘Je moet goals maken’, zei ze, het is een commerçante hé ( lacht). Maar na een nachtje slaap zei Stijn aan de ontbijttafel : ‘Papa, ik ga dat niet doen hoor, ik ga in de goal blijven staan.’ Sindsdien heeft hij nooit op een andere positie gespeeld.”

Maar mama Anna had niet alleen commerciële overwegingen toen ze haar zoon de positie van spits probeerde aan te praten. “Ik heb altijd schrik als ik naar een wedstrijd kijk. Een keeper, die incasseert toch veel. Goh, die wedstrijd waarin hij zijn kaakbeen brak … Mijn zus was ziek en voor één keer kon ik niet gaan kijken. Ik belde dan maar om de uitslag te horen en de man aan de andere kant van de lijn begint te wenen. ‘Ze hebben Stijntje naar de kliniek gebracht’, zei hij. Ik ben toen tegenrichting naar het ziekenhuis gereden, uiteindelijk ben ik zelfs voor Stijn aangekomen.”

Meester Ceulemans

Tijd voor foto nummer twee uit het familiealbum. Daaruit blijkt dat kleine Stijn niet alleen voorbestemd was om doelman te worden, ook zou hij op een dag de kleuren verdedigen van Club Brugge. Op een klasfoto uit de lagere school poseert hij in een blauw-wit-zwarte trui, de ietwat nors voor zich uit starende leerkracht blijkt ‘meester Ceulemans’ te heten.

“Stijn was een heel slechte student”, vertelt Jean-Pierre. “We hebben ongeveer alle scholen van Hasselt geprobeerd, maar het interesseerde hem gewoon niet. Op één bepaalde school dachten ze de oplossing te hebben gevonden : het voetbal verbieden. Dat vond ik verschrikkelijk. Dat was het enige wat hij echt graag deed, als je dat dan nog eens gaat verbieden …”

Uiteindelijk brengt het Limburgs Centrum voor Sportopleiding in Neerpelt soelaas. Daar kan hij zijn studies combineren met een voetbalopleiding.

“Hij werd er een ander mens”, vertelt Anna. “Hij was goed gezind, kwam blij thuis. De gewone school, dat lag hem gewoon niet. Ik herinner me nog dat op een dag Enzo Scifo en René Vandereycken te gast waren in onze sportwinkel in Runkst, waar we vroeger woonden. Ik wilde Stijn toen naar school brengen en leidde hem door onze winkel. Plots zei hij : ‘Mama, zoals die mannen wil ik worden, wie die school heeft uitgevonden die … Grrr ( grijpt met beide handen naar de keel, nvdr).’

“Eigenlijk heb ik me nooit zorgen gemaakt over zijn mindere schoolprestaties”, zegt Jean-Pierre. “Ik had precies hetzelfde probleem, kon me perfect inleven in zijn situatie. De scholen doen graag alsof een opleiding de enige weg is om het te maken in het leven, maar dat is niet zo. Zolang je maar fatsoenlijk en beleefd bent, dat is het voornaamste. Hij leefde echt voor het voetbal en ik had snel door dat hij op een degelijk niveau zou kunnen spelen. Dan heb je altijd wel iemand met veel relaties die je aan een job kan helpen.”

Uit een derde foto blijkt dat het in de sterren stond geschreven dat Stijn Stijnen ook bij de Rode Duivels de nummer één zou worden. Hij showt samen met broer Steven een gewonnen beker en draagt het voetbalshirt van de nationale ploeg.

“Stijn en Steven hebben het eigenlijk altijd goed kunnen vinden met elkaar”, zegt Jean-Pierre. “Alleen als ze samen speelden dan moest Stijn altijd winnen. Hoe vaak ik Steven niet heb horen zeggen : ‘Allé, Stijn, het is goed jong, we doen verder.’ Dat zinnetje kan ik me nog zo voor de geest halen. Steven moest altijd inbinden. We zeiden dat ook tegen hem : ‘Jij bent de oudste en de verstandigste.'”

Anna : “Hij had daar nooit problemen mee. Steven is nu ook heel fier op zijn broer.”

Jean-Pierre : “Je merkte snel dat Stijn meer aanleg had voor het voetbal dan Steven. Hij had wat meer talent, maar vooral het verschil in gedrevenheid viel op.”

Anna bevestigt : “Ik zei vaak : ‘Stijntje, train eens wat mínder jong.’ Ik moest altijd die vuile was doen, hé.”

“Dat zou bij alle jonge spelertjes zo moeten zijn”, besluit Jean-Pierre.

De zwevende keeper

Tijd voor de tweede helft van onze zoektocht naar de roots van de nationale doelman. We begeven ons naar het stadion van Sporting Hasselt, de club waar Stijnen als miniem naartoe trok om er op zijn zeventiende in de eerste ploeg te debuteren. Daar zijn vijf jeugdvrienden in blijde verwachting van zijn komst. Hun geduld wordt op de proef gesteld, want onderweg houden we even halt bij VV Runkst, Stijns allereerste club. Helaas, het terrein waarop de kleine Stijn debuteerde is slachtoffer geworden van de Vlaamse verkavelingsdrang. Over de toenmalige middenstip loopt nu een macadamweg. “Dat doet me wel iets om daar zo over te rijden”, geeft chauffeur Stijn aan. “Hier moet ongeveer mijn doel hebben gestaan.” Op de plaats waar de nationale doelman voor het eerst zijn netten trachtte schoon te houden, staat een stevige villa.

Maar niet getreurd, het terrein van Sporting Hasselt blijkt intact. Te oordelen aan het gemak waarmee de Brugse doelman zich een weg baant naar de plaats van de afspraak, blijkt dat de infrastructuur weinig is veranderd sinds hij er vertrok.

Aanwezig op de afspraak : Hubert ‘Bert’ Bourguignon, Stijns eerste keeperstrainer en dankzij de elastiekmethode verantwoordelijk voor de stevige sprongkracht van onze nationale doelman. Romain Bernaers, Stijns trainer bij de scholieren, die destijds twee keer kampioen speelden. Maurice Vandereyt en Gilbert Cosemans, oud-spelers van Sporting Hasselt en nu terreinverzorgers. Destijds de privéchauffeurs van de kleine Stijn, die geen voetbalwedstrijd wilde missen. Johny Jorissen sluit de rij. Hij is een diehardsupporter van Sporting Hasselt in het algemeen en Stijn Stijnen in het bijzonder. In die hoedanigheid ook bedenker van de profetische slogan ‘Stijnen in de nationale ploeg’ ( op de tonen van a yellow submarine, nvdr). Wanneer de eerste voetbalpassen van Stijnen ter sprake komen, is een moderator al snel overbodig.

Hubert opent de debatten. “Ik zag direct : daar zit iets in. Pas op, ik heb veel goede keepers gehad hé. Patrick Nijs, André Van Baelen ( oud-doelman van Standard, nvdr). Maar Stijn, dat was toch nog iets anders. Ik spande een elastiek tussen twee palen en daar moesten ze dan over zweven.”

Gilbert : “De zwevende keeper noemde ik Stijn.”

Hubert : “Alsmaar hoger schoof ik die elastiek. Stijn deed dat graag, hij was echt een trainingsbeest.”

“Hij trainde eigenlijk dubbel zoveel als de rest”, vult Romain aan. “Eerst keeperstraining en daarna nog eens de gewone training. Maar altijd deed hij dat met evenveel plezier. Een echte winnaar was hij ook. Ik weet het nog goed, we wonnen met 7-1, maar dan was hij woedend door die tegengoal. Maar zijn medespelers aanvaardden dat van hem. Een keeper moet dat doen, vind ik. Twee keer speelden we kampioen, voor Sint-Truiden en Genk. Stijn pakte elk jaar vijftien, zestien punten.”

“De wedstrijden tegen Tongeren, dat waren de beste.” Stijnen zegt het met minstens evenveel enthousiasme als zijn gesprekspartners. “Daarbij speelde Koen Daerden, maar ook de zonen van Guy Vandersmissen en Simon Tahamata. Nooit hebben ze kunnen winnen van ons. Daar pest ik Koen nu nog vaak mee ( lacht).”

Romain is opnieuw aan de beurt. “Weet je nog dat toernooi in Nederland ? We speelden er tegen een ploeg, de naam weer ik niet meer, maar ze hadden in vijf jaar niet verloren. Hun trainer kwam me voor de match uitlachen, we hadden geen schijn van kans. In de eerste minuut scoorden we 1-0 en voor de rest van de wedstrijd zijn ze nauwelijks gevaarlijk geweest. Al moet ik wel toegeven dat Stijn op hoekschop twee of drie gemaakte goals heeft gepakt.”

‘De volgende keer pak ik u’

De kleine Stijn is niet alleen een getalenteerde keeper, zijn kindertijd staat ook volledig in teken van Koning Voetbal. Gilbert en Maurice werden daar het gewillige slachtoffer van.

Gilbert : “Zaterdags na zijn wedstrijd vroeg hij ons altijd : ‘Gaan we naar een match vanavond ?’ Dan sloegen we de krant open en pikten er een wedstrijd uit. Afwisselend Maurice of ik haalden hem thuis op en dan reden we naar de wedstrijd. Meestal waren het ploegen uit de lagere reeksen. Uitzonderlijk eens uit de eerste klasse.”

Maurice : “In Genk hebben ze ons eens liggen gehad hé, hoe zat dat weer ?”

Gilbert weet het nog : “Drie verschillende prijzen hadden we betaald voor ons ticket, bleken we toch wel alledrie naast elkaar te zitten zeker.”

Maurice : “In de auto babbelden we uitsluitend over het voetbal, nooit over de vrouwen. Dat interesseerde hem niet. Na de wedstrijd gingen we ook meteen naar huis.”

De anekdotes volgen elkaar in sneltempo op. “Die keer met dat abces” en “die keer in de onderbroek op het toernooi in Italië”, daar gaat Stijn liever niet op in, maar wanneer de gebroken kaak opnieuw ter sprake komt, is hij in afwezigheid van het ouderlijke gezag wel bereid om de ware toedracht te vertellen. “De aanvaller van de tegenstander had me al twee tikken verkocht en ik zei hem : ‘De volgende keer pak ik u.’ Even later kwam hij alleen op me af en ik ging er met twee voeten vooruit naar toe. Hij kon me ontwijken, sprong omhoog en raakte met zijn knieën mijn kaakbeen. Resultaat : bewusteloos en rode kaart.”

Maurice vult aan : “Scheidsrechter Teeuwes van Lommel, ik vergeet hem nooit.”

In de reconstructie van de carrière van Stijnen zijn we ondertussen beland bij zijn debuut voor de eerste ploeg in Hasselt. Ook dat herinnert het gezelschap zich alsof het gisteren was. Gilbert : “De eerste match van Stijn was tegen Berkenbos, de tweede tegen Veldwezelt.”

“De supporters hadden eigenlijk meteen vertrouwen in hem”, herinnert Joris zich. “Hij was nog heel jong, maar na een paar wedstrijden zongen we hem al in de nationale ploeg. Het is wel grappig dat het later is uitgekomen.”

“In Koersel noemde iemand hem een vliegenvanger, die heb ik een wafel op zijn muil gegeven.” Maurice, duidelijk meer een man van daden dan van woorden, heeft tot dan toe weinig gezegd, maar zorgt nu wel voor hilariteit.

Amper één seizoen later volgt dan de transfer naar Brugge. Een keuze waar iedereen aan tafel zo om zijn eigen specifieke reden best mee kon leven.

Romain : “Ik was trots op hem. Ik was in mijn opzet als jeugdtrainer geslaagd. Spelertjes hogerop brengen, dat is mijn voornaamste taak.”

Hubert : “Brugge was een goede keuze. Dat was toen een club die heel sterk in opgang was. Was ik wat jonger geweest, was ik misschien mee verhuisd. Maar Dany Verlinden, dat is een grote man hé in Brugge.”

Johny : “De supporters vonden het wel jammer, maar ik was al blij dat hij niet naar Genk vertrok. Ik blijf erbij, een echte Hasselaar is tegen Genk.”

Enige nadeel aan de transfer richting Brugge is de grote afstand. Niemand van het gezelschap die Stijn nog regelmatig live aan het werk ziet. Maar op televisie volgen ze de verrichtingen van hun vriend heel nauwgezet. Hubert : “Ik heb schrik, jong, als ik hem bezig zie. Ik volg hem heel goed, hé ( plukt een paar denkbeeldige ballen uit de lucht, nvdr). Hoop dan dat hij geen fouten maakt. Na die goal tegen Lokeren vanop de eigen helft heb ik het hier mogen horen.”

Maurice : “Neem nu die wedstrijd tegen Juventus. Dan zat ik echt met mijn neus tegen de televisie. Als je hem daar ziet schitteren, dat doet goed aan je hart hoor. Twintig jaar jonger word je daarvan.”

Het gesprek kabbelt verder. Gaande van Logan Bailly (Gilbert : “een dikkenek”), de Gouden Schoen (Maurice : “een schande”), de Limburgse mentaliteit (unaniem : “knokken”) tot de sportieve toekomst van Stijn Stijnen. Hubert vindt Engeland geen goed idee, want te veel hoge ballen. Gilbert is meer voorstander van Italië, maar uiteindelijk is het Stijn zelf die met het beste idee op de proppen komt. “Misschien kom ik op het eind van mijn carrière wel terug bij Sporting Hasselt spelen.”

door jan-pieter de vlieger

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content