Sinds 1 augustus is de transfermarkt in het wielrennen officieel open, maar het valt op hoe rustig de carrousel voorlopig draait. Op een paar uitzonderingen na – Rui Costa (naar Lampre-Merida), Sylvain Chavanel (naar IAM Cycling) en Rigoberto Urán (naar Omega Pharma – Quick-Step) – passeerden nog maar weinig klinkende namen de revue.

Dat de markt zo traag op gang komt, heeft alles te maken met de wet van vraag en aanbod. Uitkijkend naar koopjes kunnen de ploegen en hun managers zich een afwachtende houding veroorloven. Ze bevinden zich in een luxueuze onderhandelingspositie doordat het aantal vrije renners ruim het aantal vacatures overtreft.

Het profpeloton is aan het krimpen en dat is eigenlijk niet eens een nieuw gegeven. Sinds de eeuwwisseling is het aantal profploegen met 45 procent geslonken: van 71 in 2000 naar 39 dit seizoen. Daar heeft ook zelden een haan naar gekraaid, want het waren veelal de kleintjes die er van tussen moesten omdat ze de budgetwedloop niet konden volgen.

Die wedloop was nu eenmaal het belangrijkste: dat er steeds meer geld omging in de wielersport (zelfs al bleven het peanuts vergeleken met voetbal). Het voorbije decennium is de som van de budgetten van alle profteams nagenoeg verdubbeld: van 162 miljoen euro in 2003 naar 321 miljoen euro in 2012. Ook al bleef de loonkloof tussen de kop en de staart van het peloton groot, je hoorde weinig renners morren. In tien jaar tijd steeg het gemiddelde brutojaarloon van een renner in de WorldTour van gemiddeld 100.000 euro naar 264.000 euro.

Eind 2011 al wees rennersmanager Paul De Geyter in dit magazine echter op een trendbreuk. Voor het eerst, zo stelde hij vast, zat er geen groei meer op de loonmassa in het peloton. “Gemiddeld blijven de lonen status quo”, sprak hij toen. Vandaag gaat De Geyter nog een stap verder en heeft hij het almaar vaker, bijvoorbeeld als Thomas De Gendt ter sprake komt, over renners die in 2014 loon zullen moeten inleveren.

Nu steeds meer grote namen in hun portefeuille geraakt worden, luidt de wielerwereld de alarmbel. Zelfs de UCI WorldTour, ooit gelanceerd als de Champions League van het wielrennen, staat op afslanken. Door het verdwijnen van Vacansoleil-DCM en Euskaltel-Euskadi zal de hoogste klasse volgend jaar waarschijnlijk nog maar zeventien ploegen huisvesten. Ook Trek en Team Saxo zagen met RadioShack en de mecenassen Flavio Becca en Oleg Tinkov belangrijke geldschieters afhaken.

Het wielrennen heeft al altijd zijn dopingimago tegen om grote multinationals te kunnen aantrekken. Dat RadioShack er de stekker uittrok precies in de nasleep van de storm rond Lance Armstrong, was uiteraard geen toeval. Maar ten gevolge van de slabakkende economie is de sponsorcrisis steeds verder aan het uitdijen. Zo heeft de Baskische overheid Euskadi momenteel urgentere taken dan een wielerploeg in stand houden.

De sponsorcrisis maakt eens te meer duidelijk hoezeer de wielerwereld dringend nood heeft aan een globaal toekomstplan dat door alle belangengroepen samen gedragen wordt: van de ploegen en de renners tot de organisatoren en de bonden. Zolang dat er niet komt, zullen de meeste ploegen voor hun voortbestaan afhangen van onberekenbare mecenassen als Tinkov en Becca en/of het (relatief) beperkte kapitaal van fietsenconstructeurs als Trek.

Maar zelfs nu de nood het hoogst is, primeert het eigenbelang en gaat de aandacht van de teammanagers voluit naar de strijd om de vrijgekomen renners. De rust op de transfermarkt is dan ook slechts stilte voor de storm. ?

DOOR BENEDICT VANCLOOSTER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content