Mladen Dabanovic en Sasö Gajser zijn blij dat het Sloveense voetbal zich onder Srecko Katanec op de wereldkaart plaatste. “Wij zijn een beetje zoals België, ja.”

Slovenië eindigde in zijn voorrondegroep als tweede achter Rusland, maar voor Joegoslavië, Zwitserland, de Faröer en Luxemburg. In Azië zal het Spanje weer in de ogen kijken, en verder ook Paraguay en Zuid-Afrika. Dat grote broer Joegoslavië zich niet wist te plaatsen, ontlokt een glimlach aan Mladen Dabanovic (Lokeren), samen met Sasö Gajser (AA Gent), Nastja Ceh, Dejan Nemec (allebei Club Brugge) en Danijel Brezic (RWDM) één van de vijf Slovenen in de Belgische competitie. “Ach,” opent Dabanovic, “we werden vroeger altijd een beetje als minderwaardig beschouwd. We didn’t know how to play football, we were the skiers. Niet veel Slovenen slaagden erin om voor de Joegoslavische nationale ploeg te spelen. Katanec, Branko Oblak en Djoni Novak waren eigenlijk de enigen die door hun klasse standhielden en een vooraanstaande rol vertolkten.”

Het respect dat zij toen wisten af te dwingen, valt Slovenië nu weer te beurt door de goede prestaties van de laatste vier jaar. “Straks zullen de Joego’s wel voor ons supporteren”, meent Dabanovic, die al sinds 1991 deel uitmaakt van de Sloveense selectie. “We hebben toch jarenlang samengeleefd, hé. Nu zijn wij de ambassadeurs.”

“Er is op voetbalvlak een groot verschil tussen Joegoslavië en Slovenië”, zegt Sasö Gajser. “De Joegoslaven hebben meer talent, hebben techniek te over, maar zijn mentaal makkelijk te beïnvloeden. Slovenen zijn meer strijders, spelers die het van hun werkkracht, winnaarsmentaliteit en inzet moeten hebben. Wij geven onze ogen de kost, kijken naar de goede voorbeelden en proberen het, in de mate van het mogelijke, ook zo te doen. You have to take the opportunities. Stilaan profiteert ook ons clubvoetbal, dat nog heel amateuristisch wordt bedreven, van het succes.”

n de aanloop naar het vorige WK, in Frankrijk, behaalde Slovenië in een poule met Kroatië, Denemarken, Griekenland en Bosnië amper één punt uit acht ontmoetingen. Om de plotse opmars van de nationale ploeg te verklaren, hoeven Dabanovic en Gajser niet lang na te denken. “Katanec !”, antwoorden ze bijna in koor.

Dabanovic : “Voor zijn aanstelling waren we een van de meest dramatische nationale ploegen van Europa. Er zat totaal geen structuur in onder Zdenka Verdenik, nu trainer in Japan. Hij was doctor in football, maar daar viel weinig van te merken. Op theoretisch vlak kon hij ons iets bijbrengen, maar tactisch was het een ramp. Zijn enige doelstelling was zo weinig mogelijk doelpunten te slikken en hopen op een counter. Puur amateurisme. Niet onlogisch, want we hadden in Slovenië helemaal geen professionele competitie. Waar moesten we onze internationale ervaring halen ? Alleen Sasö Udovic speelde in het buitenland, bij Beveren. Dat was onze maatstaf. Dan ben je snel uitgepraat, hé. Pas sinds het vertrek van enkele spelers naar het buitenland, zag je meer rust en organisatie in de ploeg komen.”

Gajser : “Katanec heeft ons misschien wat gebrainwasht. Toen hij de eerste keer in de kleedkamer verscheen, sprak hij klare taal : it is my way or no way. Iedereen was meteen onder de indruk. Zijn recept is duidelijk : we moesten in onze eigen mogelijkheden geloven, niet langer losers zijn. Alleen het team interesseert hem. Op basis van onze positieve instelling zouden we goede resultaten behalen, zei hij. Al snel kreeg hij gelijk, wat dan weer het vertrouwen deed stijgen. Waren we vroeger tevreden als we tegen een ploeg als Frankrijk drie keer de bal raakten, dan proberen we nu ons eigen spel te spelen. Als het nodig is, kunnen we ook terugvallen op een ijzersterke verdediging. Katanec streeft ook naar voetballende oplossingen over de grond, zo weinig mogelijk lange ballen.

“Soms doet hij me aan Trond Sollied denken : heel rustig, beredeneerd en er niet voor terugschrikkend om iemand na een mindere prestatie toch opnieuw te laten spelen. Maar hij is ook streng : als iemand zijn opdrachten niet uitoefent, kan hij na twintig minuten al vervangen worden. Je zal bij Katanec niet snel zweven. Voeten op de grond, daar ben je het best mee af.”

Dabanovic is blij met Katanec te kunnen samenwerken. “Vroeger was een trainingskamp een opdracht, nu is het een voorrecht, ondanks de discipline. Het voelt aan als een leuk tussendoortje. Alles is heel doelgericht georganiseerd. Je traint bijvoorbeeld een hele week op automatismen met de verdediging. Een voordeel is ook dat we al enkele jaren met een vaste kern werken, spelers die actief zijn in het buitenland. Slechts twee spelers komen nog uit de Sloveense competitie. Dat wordt straks het grootste probleem voor de toekomst : er staan weinig of geen opvolgers klaar. Onze jongste speler is nu 25, denk ik. Aangezien de meeste jongeren in eigen land blijven voetballen, kunnen zij het niveau niet oppikken.”

abanovic en Gajser laten zich voorzichtig uit over de kansen van Slovenië om naar de tweede ronde door te stoten. “Moeilijk om daar uitspraken over te doen,” vindt Dabanovic, “want wij kennen onze tegenstanders niet echt. Bovendien blijven wij nog altijd een rariteit op een WK, een klein land met een middelmatige nationale ploeg. De kwalificatie is al een succes op zich. Groot voordeel is dat wij geen druk voelen, alles is meegenomen.” Gajser zegt het liever anders : ” We are not kings at this moment, just soldiers who need to fight. We zullen onze huid duur verkopen.”

Allebei denken ze dat de werkelijke waarde van Slovenië pas tot uiting zal komen tijdens het EK van 2004 in Portugal. Dabanovic : “Geef ons nog wat tijd. Onze ster is aan het stijgen, vooral in Europa. Tegen kleppers als Brazilië of Argentinië zijn we helemaal nog niet opgewassen, ook al gaan we altijd voluit onze kans. Basisvoorwaarde is wel dat de bondscoach blijft. Een aantal clubs trekt nu al serieus aan zijn mouw.”

Gajser : “Ik heb geen schrik voor zijn vertrek. Katanec is een echte vakman, elk moment met hem is het genieten geblazen. Maar in voetbal kan alles snel veranderen. Als hij de kans heeft om zich te verbeteren, moet hij dat maar doen. Laten we dan dankbaar zijn voor de goede basis waarvoor hij heeft gezorgd.”

Sinds het zijn zelfstandigheid verwierf, geldt Slovenië als een van de welvarendste Balkanlanden, zeker in vergelijking met Servië, Bosnië en Montenegro. Ook het voetbal vindt daarin stilaan zijn plaats. Voor het WK werd de Sloveense voetbalbond overstelpt met een nooit geziene vraag naar tickets. De drieduizend kaartjes waarover ze beschikte, waren in een mum van tijd verkocht. Alleen het skiën, de meest beoefende sport in Slovenië, gaat het voetbal qua populariteit nog vooraf.

“Na de winst tegen Roemenië werden we onthaald als echte helden”, herinnert Gajser zich. “Zo’n volksfeest hadden we sinds de onafhankelijkheid nog niet meegemaakt. Maar het kan snel verkeren. Once you are hero, afterwards you become a big zero.” Ook Dabanovic tempert elke vorm van euforie : “De verwachtingen liggen erg hoog. Men verwacht sowieso een tweede ronde van ons. Daarom was het goed dat we in Hong Kong met 5-1 werden verslagen door Honduras. Een betere waarschuwing konden we ons niet indenken.”

ie aan Slovenië denkt, kan niet buiten de namen van Miran Pavlin (30, FC Porto) en Zlatko Zahovic (31, Benfica). Die laatste wordt dan wel graag vergeleken met Michel Platini, hij is vaak geblesseerd en heeft meer dan goed voor hem is last van een opvliegend karakter. Daarom ook is hij niet echt de leider van de nationale ploeg, al krijgt hij van bondscoach Katanec op het veld vaak wel een vrije rol toebedeeld.

Dabanovic en Gajser zeggen geen moeite te hebben met de grillen van de sterspeler. Gajser : “Hij is enorm populair bij ons en zorgt altijd voor een toegevoegde waarde. Je moet je vedetten koesteren. Iedereen van ons is bereid om voor hem het vuile werk op te knappen. ( Lachend) Ik denk dat Mladen Rudonja per wedstrijd wel tien kilometer loopt voor hem. Want we weten dat hij met een geniale flits een wedstrijd open kan breken. Wat ben je met een ploeg van alleen maar topspelers ? Kijk maar naar Nederland. Zij zijn er straks niet bij op het WK, omdat ze de mouwen niet willen opstropen voor elkaar.”

Dabanovic : “Je mag hem ook niet over het paard tillen. Wij zijn niet afhankelijk van Zlatko, ons team kan ook zonder hem. Dat hebben we in de laatste kwalificatiecampagne meermaals bewezen. Hij is belangrijk, maar andere spelers namen zonder veel problemen zijn rol over. We vormen een hecht collectief blok. Een beetje zoals België, ja. Niet de grootste voetballers, maar wel knokkers die nooit opgeven. Dat is toch ook jullie handelsmerk, hé ( lacht luid).”

door Frédéric Vanheule,

“Wij zijn niet de grootste voetballers, wel knokkers die nooit opgeven.”

“Wij blijven een klein land met een middelmatige nationale ploeg.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content