Terwijl Johan Vansummeren zich in de legende fietste, trotseerden diep in de achtergrond tientallen geradbraakte renners hun kruisgang over 27 kasseistaties. In geen enkele andere koers is la petite histoire van die achterblijvers zo kleurrijk. Daarom zette Sport/Voetbalmagazine zich zeven uur lang in de bezemwagen. Een verslag uit De Hel met een Oekraïense held in een hoofdrol.

Een verslag uit De Hel met een Oekraïense held in een hoofdrol.

9 uur. Terwijl speaker Daniel Mangeas op zijn eigen, bombastische manier het publiek in Compiègne warm maakt voor een nieuwe Helletocht, gestresseerde renners het startblad tekenen en haastige journalisten hun accreditaties ophalen, controleert chauffeur Stéphane Bezault nog een laatste keer de aanhangwagen van zijn voiture balai. Hier moeten straks de fietsen van de opgevers vastgesnoerd worden. “Stel je voor dat een van de fietsen in het publiek belandt, ik zou het niet op mijn geweten willen hebben.”

In de bezemwagen, een busje met negen zitplaatsen, liggen alle benodigdheden al klaar: een paar wielen en een fiets met klassieke voetriempjes, een koelbox met twintig flesjes water, drie vuilniszakken én een deken. “Ik vermoed dat de renners dat vandaag niet nodig zullen hebben”, lacht Bezault terwijl hij naar de staalblauwe hemel tuurt. Voor de zelfstandige chauffagiste wordt het zijn vijfde Parijs-Roubaix als bestuurder van de bezemwagen. Een job die hij bemachtigde via zijn broer Laurent, profrenner van 1988 tot 1994 en nu assistent van koersdirecteur Jean-François Pescheux. “Mijn eerste keer was in 2004. Ondertussen ben ik ook al een paar keer chauffeur van een koerscommissaris geweest, op de motor of in een gewone wagen. Het is geen nadeel als je drie rijbewijzen hebt.”

Een aantal minuten na het startschot op het Place du Palais manoeuvreert ook Bezault zijn bezemwagen door de smalle straatjes van Compiègne, geholpen door een gloednieuw systeem waarbij hij op een schermpje zijn remorque ziet. Helaas geen tv’tje, om de koers te volgen wordt Radio Tour onze enige informatiebron. Of hij dan niet de actie van de wedstrijd mist? Een verongelijkte blik: “Missen? We zitten ín de koers. Ik ken tientallen mensen die mijn plaats zouden willen innemen. Ik zal de beelden straks wel zien. Thuis, in mijn zetel.”

Vast in verkeer

Behalve drie renners die gedepanneerd worden na een lekke band, ploegleiders die een sanitaire stop inlassen en hier en daar enkele tientallen toeschouwers, is er de eerste twee uur weinig te beleven. Pas na 67 kilometer kunnen we, op de top van een heuveltje, een eerste keer het peloton aanschouwen. “Profiteer er maar van, het is de laatste maal dat je dat beeld zult zien”, lacht Bezault.

De fan van Tom Boonen – “Ik hou van kampioenen die soms eens uit de bocht gaan” – vertelt over zijn debuut als chauffeur van de voiture balai, toen hij in de finale zo’n grote achterstand had, dat hij op een kruispunt vastraakte in het verkeer en pas na een kwartier, met de hulp van een paar Franse renners, weer op het parcours belandde. Of over die keer toen hij van Victor Hugo Peña een truitje cadeau kreeg omdat hij hem gesteund had nadat de Colombiaan zijn sleutelbeen gebroken had. “Een mooie herinnering.” Nochtans is het contact met de renners meestal beperkt, zegt Bezault. “Ik spreek alleen Frans … Bovendien praten de meesten niet veel. Te ontgoocheld of te moe. Sommigen huilen zelfs. Zeker jongeren die hun eerste Parijs-Roubaix wilden uitrijden.”

Op Radio Tour meldt een stem – ” Écoutez, mon frère” – dat er langs de eerste kasseistroken bijzonder veel volk staat. De nervositeit neemt toe en nog voor de eerste secteur in Troisvilles gaan er twee renners tegen de vlakte: Vladimir Goesev en Renaud Dion. De Rus stapt versuft in de bezemwagen, de Fransman wordt met een elleboogbreuk naar het ziekenhuis gebracht. “Voor mij is dit het gevaarlijkste deel van het parcours”, merkt Bezault op. “We zitten nog vrij dicht bij het peloton, waardoor er nog veel toeschouwers langs de kant staan. Zodra de renners gepasseerd zijn, lopen die terug naar hun wagen, zonder te beseffen dat ook wij er nog aankomen.”

Stéphanes voorspelling wordt bewaarheid: om de vijftig meter moeten we stoppen voor onvoorzichtige fans – met bakken bier, vlaggen of kinderen in de hand – en voor auto’s die uit de tegenovergestelde richting komen. ” Voilà, le bordel“, schuddebolt Bezault, die ondanks een steeds warmer wordende bezemwagen de vensters gesloten houdt. Voor ons rijdt immers een tweede voiture balai, met alleen fietsen. Die werpt het stof op als was het een zandstorm in de Sahara. Twee dames in bikini duiken te laat weg en worden getrakteerd op une douche de poussière, zoals Stéphane het omschrijft. Ook de geparkeerde wagens liggen al bedekt onder een dikke laag stof.

Net na de tweede strook staat Vicente Reynes te voet. De geschaafde Omega Pharma-Lottorenner stapt heel voorzichtig in de bezemwagen. “Ik kan niet meer op mijn zadel zitten”, zucht hij terwijl hij schuin op de stoel gaat zitten. Iets in de buurt van zijn edele delen is geraakt … “Vorige keer brak ik ook al drie ribben. Mij zien ze hier niet meer terug”, moppert de Spanjaard. Hij vreest dat niemand van de ploeg op de hoogte is van zijn opgave. We besluiten zijn ploegmanager Marc Sergeant op te bellen. Of hij aan de soigneur kan laten weten dat hij moet wachten bij de eerste bevoorrading? “Geen probleem …” Enkele kilometers later zetten we Reynes af. ” Muchas gracias.” Ook zijn landgenoot, Jonathan Castroviejo, heeft ondertussen opgegeven. Gevallen. Een geldig excuus om zijn strafkamp te beëindigen. “Mijn eerste Parijs-Roubaix. Ik had er geen zin in, maar was toch van plan om uit te rijden”, vertelt de Euskaltelrenner. Jaja …

Bezault probeert na het oponthoud de achterstand op het peloton te verkleinen en scheurt met een rotvaart door de bochten. “Er schuilt een Sébastien Loeb ( zevenvoudig wereldkampioen rally, nvdr) in mij”, lacht hij. Toch moet Stéphane bijna om de vijf kilometer halt houden voor de ene opgever na de andere: Wouter Mol (“Werk gedaan in dienst van Stijn Devolder en Björn Leukemans“), Francisco Pérez (geen uitleg, alleen een boze blik), Simon Clarke (“Op een wagen van Lampre gebotst, ik ga die chauffeur straks op zijn gezicht slaan”) en Ion Izagirre (” No English“).

Mobiel toilet

Net na secteur 19, van Quérénaing naar Maing, botsen we op Vacansoleilrenner Gorik Gardeyn. Hij heeft een wiel moeten afgeven aan kopman Leukemans, maar weigert van de fiets te stappen. “Ik wil doorrijden tot aan het Bos van Wallers, daar staan mijn supporters”, puft de West-Vlaming, die vooraleer hij zijn tocht voortzet, een mobiel toilet op een bouwwerf opzoekt. “Maagproblemen? Neen, ik moet gewoon dringend …” Een Dieter Deleusje ( acteur uit de tv-serie De Ronde, nvdr) doen, noemen ze dat.

Gardeyn neemt zijn tijd en vertrekt dan richting het Bos. Twintig kilometer lang rijdt hij moederziel alleen van het ene slaapdorp naar het andere. Ondertussen spuwt Radio Tour onheilspellende berichten over de Belgen uit: materiaalpech voor Tom Boonen op la Trouée d’Arenberg, valpartij van Stijn Devolder … Ook Gardeyn treft het niet: de asfaltstrook voor het Bos is bezaaid met toeschouwers die terugkeren na de passage van het peloton. Een politieagent moet de fans aan de kant houden, waarna Gorki een droom in vervulling ziet gaan: alleen door de Drève des Boules d’Hérin rijden. Helaas niet als koploper … Na 2,4 kilometer dokkeren stapt hij toch in de bezemwagen. Geen supporters te zien. Stéphane schenkt ondertussen de bidon van de West-Vlaming aan een niet onknappe dame en krijgt in ruil drie zoenen. “De voordelen van het vak”, lacht hij.

Aan de tweede bevoorrading wordt Gardeyn opgepikt door ‘kennissen van zijn moeder’ en ook Francisco Pérez kan mee met zijn verzorger, al moet die even wachten want de Spanjaard wil plassen en dat kost véél moeite. De tol van de kasseien … De rest heeft pech en moet blijven zitten. De lege plekken worden ingevuld door Valentin Iglinskiy, Mikhail Ignatyev en Balint Szeghalmi. Zij vliegen op de koelbox als vliegen op een pot honing. ” Acqua, acqua.” Bestofte onderlijfjes en schoenen worden uitgetrokken, waardoor de zweetgeur die al een tijdje in het busje hangt, steeds sterker wordt. Zeker als Iglinskiy zijn voeten, met welriekende kousen, op de koelbox net naast ons laat rusten …

Enkele kilometers later pikken we een renner op die we hier nooit hadden verwacht: Filippo Pozzato. Zijn fiets is kapot nadat hij over Peter Sagan is getuimeld. “Hij was naar de vogeltjes aan het kijken”, briest een boze Italiaan, al kan er wel nog een lach af als hij zijn ploegmaats Goesev en Ignatyev ziet zitten. Het Katushatrio wordt even later een kwartet wanneer ook Serguei Ivanov de remmen dichtknijpt. Alle zitplaatsen zijn bezet, maar de Rus wil blijven rechtstaan. Een andere opgever, Jens Debusschere, verkiest het tweede busje. “Tweemaal lek gereden en een wiel afgestaan aan Marcel Sieberg“, zucht de neoprof van Omega Pharma-Lotto, vorig jaar nog tweede bij de beloften. “Een wereld van verschil …”

Na de kasseistrook van Mons-en-Pévèle, op 45 kilometer van de finish, stoten we op een eenzame renner van Lampre-ISD: Vitaliy Kondrut. Hoewel hij al meer dan een halfuur achterop ligt, maakt hij nog geen aanstalten om op te geven. Tot grote ergernis van de renners in de bezemwagen, die de chauffeur aanmanen om de Oekraïner voorbij te steken. “Dat mag niet, ik móét bij de laatste renner blijven. Als ik hem achterlaat en er overkomt hem iets, dan ben ik verantwoordelijk”, zegt Stéphane. Ivanov vraagt hem om naast Kondrut te rijden en het venster naar beneden te draaien. In het Russisch steekt hij een scheldtirade af. “Wat ik gezegd heb? Dat hij een stommerik is en van zijn fiets moet stappen!”, schimpt de ex-winnaar van de Amstel Gold Race, die uit woede nog een paar keer claxonneert. Kondrut trekt zich daar niets van aan en zet voort, geholpen door een wagen van de assistance médicale, die hem twee cola’s en een energiegel bezorgt.

Berusting

Ondertussen vertelt de wedstrijdradio dat Johan Vansummeren op weg is naar de overwinning. Dat wordt even later bevestigd als we zien hoe tientallen Vlamingen staan te juichen in een cafeetje. “Straf, voor een helper”, zegt Simon Clarke, de enige renner in de voiture balai die oprecht geïnteresseerd is in het koersverloop. De rest kan het weinig schelen. De boosheid op Kondrut maakt plaats voor berusting. Ivanov gaat op de grond zitten en kijkt naar de deur, Pozzato sluit de ogen, de anderen staren wezenloos door het raam. Nog 25 kilometer in een toeristentempo, want sterk is de eenzame fietser voor ons niet meer. Toch wordt de heldhaftige, maar langzaam stervende Oekraïner fel aangemoedigd. Het respect is bijzonder groot, al hebben de meeste supporters de laatste kasseistroken al verlaten en is er zelfs op Carrefour de l’Arbre geen muziek meer te horen.

Dertien kilometer voor de streep. Een spoorwegovergang. We houden Vladimir Gusev in de gaten, maar hij verpinkt niet. In 2006 negeerde de Rus hier de gesloten slagbomen waardoor hij, net als Leif Hoste en Peter Van Petegem, gediskwalificeerd werd. Of hij aan dat moment terugdacht, vragen we, maar de Katusharenner antwoordt niet. De laatste kilometers kun je een speld horen vallen, maar wanneer Kondrut de Vélodrome de Roubaix nadert, meer dan driekwartier na Vansummeren en ruim over de tijdslimiet, doen we toch nog een poging. “Hebben jullie geen respect voor hem?”, vragen we aan de zeven renners in de bezemwagen. Clarke antwoordt gedecideerd ‘neen’ en ook Pozzato, haalt uit, in gebrekkig Engels: ” Respect? He is stupid animal! He must step of his bike! Why we have to wait for him?” Als egoïsme groter is dan collegialiteit … Of dankbaarheid, want op de parking kan er zelfs geen thank you voor chauffeur Stéphane van af.

Pozzato wordt er meteen aangeklampt door een vrouw die haar hond naar hem genoemd heeft. ” Pippo … Omdat hij tijdens de hondentraining altijd volgt en nooit de leiding neemt”, lacht haar vriend. Tweehonderd meter verder staat de bus van Lampre-ISD waar enkele minuten later Vitaliy Kondrut, vergezeld van zijn verzorger, aankomt. De Oekraïner hoest en kucht het stof uit zijn lijf. We geven hem een schouderklop. ” Hell, hell“, stamelt hij.

Tot onze grote verbazing kan hij ook híér op weinig bijval rekenen. Ploegleider Fabrizio Bontempi geeft zijn renner zelfs een uitbrander van ruim tien minuten. “Het is goed dat je de aankomst gehaald hebt, maar je zou beter eerst voor de ploeg werken”, sakkert de gesticulerende Italiaan. Kondrut kijkt naar hem als een koe naar een trein en stapt in de ploegbus. Schuddebollend van zo veel onbegrip, maar met het zalige gevoel dat hij, in tegenstelling tot veel andere renners, wél de piste gezien heeft. En dat kunnen ze hem, net als het eeuwige respect van een Belgische journalist, nooit meer afnemen.

DOOR JONAS CRETEUR

Om de vijftig meter moeten we stoppen voor onvoorzichtige fans – met bakken bier, vlaggen of kinderen in de hand.

Voor ons rijdt een tweede voiture balai. Die werpt het stof op als was het een zandstorm in de Sahara.

We pikken een renner op die we hier nooit hadden verwacht: Filippo Pozzato.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content