Papy Kimoto, zo zegt hij zelf, was ‘een speelbal van de maffia’. Maar kapot kregen ze hem niet, al scheelde het maar weinig. Een monoloog over hoe met argeloze voetballers wordt gesold.

Op Papy Kimoto (26) werd met de komst van Georges Leekens eigenlijk niet meer gerekend in Lokeren. Dat was buiten de Congolese spits gerekend : aan de zijde van zijn landgenoot Camille Muzinga vocht hij zich terug in de ploeg. Meer zelfs : na twaalf speeldagen in het huidige kampioenschap is de flankaanvaller, profiterend van de blessure van Patrick Zoundi, topschutter bij Lokeren. Met zeven doelpunten trof hij één keer meer raak dan Sambegou Bangoura. Tijd voor een opmerkelijke monoloog.

Je reviens du désert, monsieur“, steekt Kimoto van wal. “Meer dan eens ben ik hier begraven, ik stond zelfs op het punt om met voetballen te kappen na een maffiose transfer naar het Turkse Bursaspor. Dankzij de hulp van mijn vrouw, mon frère Camille Muzinga, Paul Put en Rudi Cossey ben ik toch uit de put geklommen waarin sommigen mij hadden geduwd. Voor velen ben ik lang de pispaal geweest, maar ik heb op een sportieve manier geantwoord. De tijd dat ze Papy Kimoto voor de gek konden houden, is definitief voorbij : Super Pippo ( zijn bijnaam in de Lokerse spelersgroep, naar zijn idool Filippo Inzaghi, nvdr) est de retour, monsieur.

“In 1999 ben ik hier ingehaald als een held uit Afrika. Willy Reynders geloofde volop in mijn kwaliteiten als centrumspits. Alles verliep perfect : ik speelde, voelde vertrouwen en leerde veel bij van toch wel een ander soort voetbal. Het waren zes gelukkige maanden. De komst van Georges Leekens betekende het begin van het einde. Zonder dat we ook maar een woord met elkaar hadden gewisseld, werd ik samen met Sam Abouo, Sinisa Dobrasinovic, Davy De Beule, Rigo Buayi-Kidoda en Camille Muzinga naar de B-kern verwezen. Ik stond perplex. Had ik, een international, daarvoor mijn land verlaten ?

“Een half jaar lang heb ik mijn conditie moeten onderhouden met de beloften van Freddy Heirman, jongens van zestien, achttien jaar. C’était duret faisait très mal au coeur. Mijn hart bloedde, maar ik hield vol : mentaal stond ik heel sterk. Daarom heb ik ook nooit geweend. Ik wist dat God mij zou belonen, ik mocht niet opgeven. Rudi Cossey was een geweldige steun : hij praatte veel met me, liet me spelen bij de invallers en hield me voor dat ik keihard moest werken voor mijn toekomst. Ik maakte een kleine vijftien doelpunten en mocht als beloning op het einde van dat seizoen een paar keer invallen bij de A-ploeg. Twee keer was ik zelfs matchwinnaar, met telkens twee doelpunten tegen Lierse en Beveren.

“Ik voelde me zo gelukkig, dacht dat ik weer een eerlijke kans zou krijgen. Maar Leekens moest me niet. J’étais insuffisant. Bij de start van het nieuwe seizoen kreeg ik dezelfde boodschap : vertrekken, hij kon me niet gebruiken. Alleen vertelde hij me dat nooit persoonlijk. Wie een sterk karakter heeft, durft ook de confrontatie aan te gaan met de persoon die hij kwetst. Leekens niet.”

On a essayé de me tuer, mais ça n’a pas marché. Na een mislukte transfer naar het Turkse Bursaspor was ik zes maanden werkloos. Toen Willy Verhoost met die aanbieding kwam, viel ik bijna uit mijn stoel. Wat moest ik dáár gaan zoeken ? Alles zou geregeld worden door een zekere meneer Bekir. Misschien was hij makelaar, misschien clubeigenaar, ik weet het echt niet. Maar omdat er nauwelijks nog perspectief was voor mij bij Lokeren, voer ik blind op de raad van Willy Verhoost. Zonder nadenken stemde ik toe.

“Werd ik me daar fameus bedot ! Na het tekenen van de overeenkomst, waarbij ik gelukkig toch wat tekengeld opstreek, kreeg ik van de Bosnische trainer te horen dat hij me eigenlijk niet kon gebruiken. Dat was het toppunt ! Ik speelde nog enkele oefenwedstrijden, maar moest mijn zaken met die Bekir regelen. Die verwees me dan weer door naar Willy Verhoost, die van niks wist. Blijkbaar ben ik daar het voorwerp geweest van een spelletje van de maffia. C’est blaguer avec des gens, hein. De volgende keer dat ik die Bekir tegenkom, sla ik zijn ribben kapot.

“Ik besloot terug te keren naar Lokeren, waar ik nog twee jaar contract had. Toen ik meneer Verhoost toestemming vroeg om weer mee te trainen, kreeg ik een negatief antwoord. Ik was zogezegd eigendom van Bursaspor, hé. Zo raakte ik op de dool, op zoek naar wat geluk. Financiële problemen kende ik niet echt, want we konden terug naar onze woning in Lokeren. En in de moeilijke momenten trok ik me op aan Camille, die hetzelfde meemaakte en bij ons inwoonde. Hij is als een broer voor mij, hij luisterde, was geduldig, motiveerde mij constant. Samen gingen we lopen en fitnessen. Alles stond in het teken van ons gelijk.

“Op een bepaald moment was ik ten einde raad. Ik bevond me in een donkere tunnel en zag geen uitweg meer. Individueel trainen werd een lijdensweg. Ik miste plezier, het scoren, de groepssfeer. Ik sliep veel en keek tv. Boeiend leven, hoor ( grijnst). Ik probeerde mijn vrouw ervan te overtuigen om terug te keren naar Congo. Ik dacht eraan ginder opnieuw mijn studies electriciteit op te nemen en een winkel te beginnen. Maar zij was zwanger, en dus konden we niet halsoverkop vertrekken. Bovendien raadde zij het mij af, omdat zij weet dat voetbal mijn hele leven is. Ze vroeg me om voor haar nog één keer mijn best te doen.”

“Gelukkig is dan Paul Put gekomen. Van Hein Vanhaezebrouck had hij vernomen dat ik soms nog op Daknam mijn rondjes kwam lopen. Ilm’a mis de nouveau dans le bain. Want op dat moment lag ik in de vuilnisbak, hé. Bleek ik voor hem geen onbekende te zijn. In een openhartig gesprek vertelde hij me dat hij me nog gewild had bij Ingelmunster. Hij geloofde in mijn capaciteiten, vroeg me om niet op te geven. Hij gaf me weer moral en nam me weer op in de spelersgroep. Ik was weer een volwaardig profvoetballer ! Dankzij een goede Intertotocampagne, waarin ik scoorde tegen het Poolse Zaglebie Lubin, legde ik de basis voor mijn terugkeer. Ik geloofde het zelf haast niet. Conditioneel kon ik zelfs al een hele wedstrijd aan. Dieu a voulu tout ça. Het was Gods wil dat ze me niet meer opnieuw zouden kunnen laten vallen.

“Maar toen de competitie begon, waren mijn speelkansen opnieuw beperkt. In de kranten las ik vaag iets over interesse van VW Hamme, maar daar had ik geen oren naar. Vanaf nu zou ik zélf beslissen over mijn toekomst, met mij wordt er niet meer gesold. Ik heb geleerd uit het verleden en weiger nog risico’s te nemen. Ik wist dat ik geduld moest oefenen, kon altijd terecht bij Paul Put. In de gesprekken die ik met hem voerde, antwoordde hij altijd heel eerlijk. Hij is dan wel mijn baas, maar hij beschikt over erg veel menselijke warmte.

“Voor Paul Put ga ik door een vuur, dat meen ik. Op dit moment speel ik als flankspeler op rechts of links, terwijl mijn beste positie centrumspits is. Ik kan perfect aan de zijde van Sambegou spelen, maar op dit moment kiezen we voor een ander tactisch systeem. Geen probleem, ik pas me wel aan. Dat ik opnieuw speel en scoor, doet enorm veel deugd. Maar mijn rendement moet nóg hoger : ik moet beter leren infiltreren en de bal vaker opeisen. En de trainer verwijt me vaak dat ik mijn verdedigende taken uit het oog verlies.

“Geef me twee maanden en jullie zien de echte Papy Kimoto. Schrijf maar op : vijftien goals is het doel. En waarom niet dromen van twintig treffers ? Het leven zit vol verrassingen.”

door Frédéric Vanheule

‘Ze transfereerden mij naar Turkije. Wat moest ik dáár gaan zoeken ?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content