Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Met Takayuki Suzuki haalde RC Genk een globetrotter binnen. Portret van een nieuweling die al op zijn derde continent aan de slag is.

Eén van de motieven van KV Mechelen in 2000 om Masahiro Endo een contract aan te bieden, was naast de sportieve meerwaarde die de voetballer moest bieden ook een nieuwe commerciële markt aanboren. Endo, op zoek naar een plaats in de Japanse selectie voor het WK, zou daar wat los kunnen weken, spiegelde Bob Maes de bewindslui in Mechelen voor. Sponsors zouden op Mechelen afkomen, de wedstrijden van Malinwa zouden tegen betaling allemaal rechtstreeks op de Japanse tv te zien zijn, kortom, de nood aan pecunia zou in Mechelen gelenigd worden met yens uit het Verre Oosten.

Maes had het goed gezien, alleen faalde de deal jammerlijk. Toyota kwam, nam poolshoogte, maar werd nooit shirtsponsor, met Canal +, dat de uitzendrechten van de Belgische competitie in het buitenland beheert, bereikte Mechelen geen akkoord over een uitzendformule en Endo bleek tot overmaat van ramp geen sportieve meevaller. Na vier verschijningen in de A-ploeg verdween hij in de anonimiteit.

Dat het wel kon lukken met een Japanner, bewees Feyenoord met Shinji Ono. Hij werd wel een succes, zeker sportief, maar ook zakelijk. Al behoedde Feyenoord er zich vorig jaar wel voor om exacte cijfers op de commerciële waarde van de linkermiddenvelder te kleven. Maar alle wedstrijden van de Rotterdamse Uefabekerwinnaar kwamen in Japan live op tv en Ono werd naast Nakata een heuse ster in zijn land. Een bleke op het WK, maar daar zat een voedselvergiftiging en vermoeidheid na een lang seizoen voor veel tussen.

RC Genk doet de Mechelse poging nu na, met meer succes. De speelmomenten van Takayuki Suzuki blijven vooralsnog beperkt tot invalbeurten, maar dat kan na verloop van tijd veranderen. Sef Vergoossen polste zijn Nederlandse collega Bert van Marwijk al en die stelde toch ook dat het een paar maanden duurde voor Ono zijn draai vond. De decompressie na het WK indachtig, en rekening houdend met de cultuurschok die Suzuki meemaakt, denkt de Genkse trainer dat er hier ook wel een paar maanden zullen overgaan voor de Japanner echt zijn draai vindt. En dan allicht eerder als aanbrenger, ergens vanaf de rechterflank, dan als één van de twee spitsen, want vergeleken bij de vuurkracht van het duo SonckDagano is het poeder waarmee Suzuki schiet, natter van aard.

Commercieel is de deal alvast wél op weg naar succes. Vorige week bereikte Canal + met SkyPerfectTV een principieel akkoord over het uitzenden van alle wedstrijden van RC Genk in Japan. De deal is geregeld via het internationaal sportrechtenbureau Dentsu en levert de betaalzender zo’n 400.000 euro op. RC Genk constateert dat met vreugde, maar wil anderzijds wel een deel van die som.

Genk in Japan op tv, ze zullen het bij Toerisme Vlaanderen graag horen. Sinds zijn aankomst in België wordt Suzuki op de voet gevolgd door journalisten uit zijn land, en zijn debuut voor de landskampioen, in Leuven, kwam al ruim in beeld op de zender TSB, dat 3.000 euro afdokte om van die match beelden te mogen gebruiken. Die belangstelling neemt Suzuki er allemaal bij. Wat verwonderd kijkend toch, dat er ook vanuit België zoveel vragen om interviews kwamen. Beleefd, maar kordaat wees hij die aanvankelijk af. “Hij wilde eerst presteren voor hij wat kon vertellen. Zo zijn de Japanners nu eenmaal”, zegt Sef Vergoossen. Nadat Vergoossen hem duidelijk maakte dat ook pr-werk in zijn contract inbegrepen was, draaide Suzuki bij.

De nieuwe Genkse aanvaller werd geboren in Hitachi, bekend in elektroland. Suzuki: “Mijn vader was een amateur-voetballer, hij leerde me het spelletje. In die tijd was er nog geen profvoetbal in Japan, mijn vader was trouwens ook niet supergoed. Het was voor hem een hobby, voor mij werd het werk.”

In 1995, Suzuki had tot dan gewoon gevoetbald op school, sloot hij zich aan bij de Kashima Antlers, een topteam in Japan. “Ik had het ontzettend moeilijk om in het eerste elftal door te breken. Na twee jaar werd ik er zelfs wat moedeloos van en dus greep ik de kans aan om uit te wijken naar Brazilië.” Al jaren bestaat er een hechte band tussen de twee landen. Al in de jaren twintig weken Japanners uit naar het land van de samba, en met het opstarten van een eigen profcompetitie maakten heel wat voetballers uit Brazilië naar Japan de omgekeerde migratiebeweging.

Eentje ervan was Zico, de huidige Japanse bondscoach. Zico ging voetballen voor de Antlers, zag wel wat in de jonge energierijke en aalvlugge Japanners en raadde hen aan om zich te vervolmaken bij het clubje, CFZ, dat hij in eigen land had opgericht. Wat zag Zico in hem? Suzuki: “Dat weet ik zelf ook niet, ik heb het nooit gevraagd. Er waren nog andere jongens die in aanmerking kwamen, ik ben trouwens met een andere Japanner naar ginder gegaan. Misschien dat Zico in ons beiden talent vermoedde, ik weet het niet.”

Het was er in elk geval afzien. CFZ speelde in derde klasse, wilde promoveren, en de twee prille twintigers stonden plots op eigen benen, ver van huis. “Het was heel moeilijk, heel intensief, zowel wat het voetbal als het leven in Brazilië betreft. Vergeleken met Japan is de levensstandaard in Brazilië een heel stuk minder. Ik heb veel moeite moeten doen, zelfs toen ik eraan gewend was, bleef het zwaar tot het einde.”

Na het behalen van de titel, keerde hij naar Japan terug. Al heel snel leende Kashima hem echter weer uit, dit keer aan Ichihara. “Ik werd wat vaker gebruikt in een wedstrijd, maar in de basis raakte ik maar moeilijk. Op het einde van het seizoen – onze competitie loopt tot het einde van het jaar – zag het ernaar uit dat Ichihara zou degraderen. Daarop vroeg die ploeg om me te mogen lenen. Ik heb ja gezegd, om dezelfde redenen als diegene waarom ik indertijd naar Brazilië trok: als ik bij Kashima niet aan de bak kom, dan maar bij een andere ploeg.”

Dat loopt als een rode draad doorheen zijn carrière, want hij plakte er nog een periode in Brazilië aan vast. “Technisch gezien heb ik er de tweede keer weinig geleerd. Dat team waar ik zat, was niet veel, zeg maar níet beter dan Kashima. In die hele zware omstandigheden van Brazilië kon ik als mens wel groter worden. Mijn grootste wens bleef al die jaren evenwel in de J-League spelen.”

Kashima bleef hem terughalen en vervolgens uitlenen, in augustus 1999 aan Kawasaki. Suzuki, wederom: “Een teleurstelling was dat niet, ik heb er iedere keer zelf om gevraagd, of ze zijn me komen halen. Ik raakte maar niet in die basis van Kashima, en eerder dan tijd verliezen op de bank, vroeg ik om uitgeleend te worden.” In die periode, zo luidt het bij Japanse journalisten, werd hij zo overmand door de twijfel of het wel ooit zou lukken, dat hij overwoog om te stoppen. Uiteindelijk gebeurde dat niet, toen Kashima plots om een nieuwe spits verlegen zat, haalde het Suzuki terug en brak hij plots door. Als reactie ging Suzuki zijn haar blonderen.

“Dat verhaal heb je ongetwijfeld uit de Japanse kranten”, lacht hij. “Ik heb nooit gedacht om te stoppen met voetballen. Het grote verschil tussen Kawasaki Frontare en Kashima was dat Frontare nog maar net naar de J1 was geklommen, en ik gewend was bij een ploeg te zitten waar alles piekfijn was georganiseerd. Maar tussen dat en stoppen… Neen. Toevallig had Kashima een nieuwe spits nodig en daarom ben ik er teruggekeerd. Ik had in die periode mijn haar al geblondeerd, de Japanse pers maakt daar graag een mooi verhaal van en suggereerde dat het was om die terugkeer te vieren ( brede lach). Mooi niet dus.”

Vervolgens raakte zijn carrière in een stroomversnelling, want nog in 2001 werd hij international. Een beloning voor hard werk en investeren in zijn carrière? Suzuki ziet dat niet zo. “Het kostte me ontzettend veel moeite om in die ploeg te komen, maar dat heeft te maken met de omstandigheden en de moeilijkheden die ik had om door te dringen in een sterk geheel. Moeilijkheden met de pers ook, die zijn er eveneens geweest. Maar een beloning… Er zijn jongens die tien keer harder hun best hebben gedaan en niet mochten meespelen. Maar misschien waarderen ze je wat sneller, als je vrijwillig de zware omstandigheden opzoekt.”

Medio 2001 zat hij in de selectie van de Confederations Cup. Was dat de bevestiging van een bepaald soort status ? “Ik had nooit het gevoel dat spelen in de Confederations Cup de bevestiging bracht dat ik Japans international was. Ik heb meegespeeld, scoorde met veel geluk een doelpunt en op dat gevoel ben ik verder gegaan.”

Scoren deed hij in de competitie vervolgens niet meer, maar Philippe Troussier bleef hem toch waarderen. Hij selecteerde hem voor het WK en liet hem daar vier keer meespelen. Aan het WK denkt Suzuki met gemengde gevoelens terug. “Enorm was de druk, dat had ik nog nooit meegemaakt. Een beloning was het WK geenszins, de verwachtingen waren zo groot dat de angst om er niet aan te kunnen voldoen, ook vrij groot was. We waren blij dat we de laatste zestien bereikten. Dat was ons doel, daarover moeten we niet mopperen. Na de wedstrijd tegen Turkije stonden onze media echter bol van de verhalen dat wij van dit Turkije best hadden kunnen winnen. Dat geloof ik niet, volgens mij was Turkije beter dan Japan. Voor mezelf ben ik vooral blij dat ik verlost ben van de druk, die verwachtingen. Ik ben tevreden, maar vooral opgelucht”

Daarom wil hij van druk bij RC Genk op dit moment niet weten. De reputatie van Sonck en Dagano, hij kent ze. Het is nu aanpassen, wennen, zijn draai zoeken, zijn plaats vinden. En de kat uit de boom kijken. “In principe maakt het me niet zo gek veel uit of ik nu in de spits sta of aan de zijkant. ( grijnst) Doelman wordt misschien moeilijk. Wat de club vraagt, of waar ze het me vragen, is mijn best doen, mijn stinkende best. Meer kan ik niet doen.”

door Peter T’Kint

‘In principe maakt het me niet zo gek veel uit of ik nu in de spits sta of aan de zijkant.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content