17 september 1980 – Diest – Doelman bij Zulte-Waregem

“Op mijn zeventiende ben ik van school af gegaan. Bij Anderlecht kreeg ik via de trainer, Frankie Vercauteren, de kans om profvoetballer te worden. Ik was ook niet het type dat rustig op de schoolbanken kon zitten luisteren, ik moest bewegen. Was ik op school gebleven, dan had ik nadien toch iets met sport gedaan. Dan was ik nu misschien sportmonitor of turnleraar.

“Toen Anderlecht zich meldde bij Diest, werden we uitgenodigd voor een thuiswedstrijd. Die sfeer beviel me wel. Ik dacht : hier wil ik ook ooit in de goal staan. Pas achteraf besef je hoe verwend je als voetballer bij Anderlecht bent. Als een jas stuk is, krijg je meteen een nieuwe. Elders is dat minder vanzelfsprekend. Veel jonge spelers dromen om later bij Anderlecht te spelen, ik bewandel de omgekeerde weg. Na twee maanden Lokeren zegden spelers me dat ze me eigenlijk een toffe vonden. Helemaal niet meer de dikkenek die daar de eerste dag binnenstapte. Daar schrok ik heel erg van. Want zelf besefte ik niet dat ik bij mijn komst anders overkwam dan ik me voelde. In mijn herinnering gedroeg ik me helemaal niet als een verwende jongen.

“Mijn ouders waren er niet voor dat ik met school stopte, maar ze respecteerden mijn keuze : op voorwaarde dat ik honderd procent voor het voetbal zou leven. Ze waren streng voor mij. Heel lang kreeg ik een vast uur opgelegd om thuis te zijn. Als ik dan bijvoorbeeld niet om elf uur thuis was, reageerden ze : ik had als sporter toch mijn rust nodig ? Doorgaans luisterde ik naar mijn ouders. Ik vind dat oudere mensen meer levenservaring en dus meer recht van spreken hebben. Ik kan luisteren, ook naar trainers en begeleiders. Pas nu vorm ik me over veel zaken een eigen mening. Vanaf mijn zeventiende kreeg ik veel input, leerde ik technieken aan. Nu leg ik daar verbanden tussen, trek ik mijn eigen conclusies.”

“Achteraf bekeken had ik beter mijn school afgemaakt. Honderd procent voor mijn sport leven vond ik nooit een opgave. Als je met topvoetbal bezig bent, wéét je dat je niet tot zeven uur ’s ochtend mag uitgaan. Ik was ook elke dag weg naar Brussel. Daardoor verlies je veel vrienden uit je schoolperiode uit het oog. Geleidelijk ga je ook naast het veld meer om met andere jonge topsporters, die dezelfde manier van leven hebben als jij, voor wie het even evident is dat ze tussendoor hun rust nemen, op hun voeding letten en niet té zwaar gaan stappen. Maar medevoetballers zijn doorgaans toch vooral collega’s. In topsport leer je dat je vrienden van vandaag je morgen tot onder de grond afbreken. Je leert je omringen met mensen van wie je weet wat je aan ze hebt.

“Hoeveel echte vrienden ik heb ? Drie ! Die ken ik al jaren. Zij weten wat ze aan me kunnen vragen, ze houden rekening met de vereisten van mijn job. Die zullen me niet opbellen als ze nog iemand nodig hebben om tot ’s anderendaags te gaan stappen. Trou-wens : je zou het zo aan me zien de volgende dag op training. Natuurlijk kan ik niet alles doen wat ik wil. Ik zou heel graag eens gaan skiën, maar dat kan nu niet.

“Of ik bij Anderlecht, Lokeren of Gent voetbalde, ik bleef altijd hier in Linkhout bij Lummen wonen. Hier kocht ik ook een stukje grond, in de straat van mijn ouders. Dat deed ik bewust. Ik kom hier tot rust. Voor mij is het belangrijk dat er ruimte is tussen de plek waar ik werk en waar ik leef. Ook al geef ik toe dat de afstand van 150 kilometer tussen Lummen en Waregem wel erg véél ruimte is.

“Of ik op mijn vijfentwintigste sta waar ik op die leeftijd had willen staan ? Nee. Ik had gedacht dat ik al verder zou staan. Ik moet geduld hebben. Geduld is iets dat je leert als je niet krijgt wat je wil : de kans om te spelen. Waar dat aan ligt ? Misschien dat ik te braaf was. Bijvoorbeeld door de schuld voor de fouten die ik maakte op mij te nemen. Als je dat als onbekende zonder naam doet, maak je jezelf wel tot een erg makkelijk slachtoffer. Wat je dan anders kan doen ? De schuld van je afschuiven, ook al weet je dat de fout bij jou ligt. Ik weet niet of dat me verder had gebracht, maar het had me mentaal beter beschermd. Het profmilieu is best een harde wereld, vooral door de politiek die gevoerd wordt. Bestuurders die een club runnen tussen hun werkzaamheden door en je niet elke dag aan het werk zien, beslissen van de ene op de andere dag welke weg jij uitgaat.”

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content