Of ze het nu wijzend, roepend, grimassend of ijsberend doen, week na week vuren onze trainers op eigen wijze hun spelers aan. Maar waar halen ze zelf de mosterd? Achttien trainers over wie hen inspireert. Enzo Scifo is de vijfde in de rij.

Arsène Wenger

“Eerst en vooral: er zijn trainers die me hebben geïnspireerd, maar ik wil me aan niemand spiegelen. Ik voel me als trainer bijvoorbeeld het meest verwant met Arsène Wenger, maar dat betekent niet dat ik hem kopieer. Ik denk alleen dat er raakpunten zijn in onze benadering van het trainersvak. Arsène is net als ik rustig, in alle situaties. Ik heb hem nooit naar een speler horen roepen. En toch dwingt hij op een heel natuurlijke manier respect af. Hij heeft het niet nodig om zijn stem te verheffen, z’n charisma volstaat. Door zijn rust kan hij zijn boodschap ook heel duidelijk overbrengen. Ook als hij niet tevreden is. Drie rake woorden van Arsène hebben het effect van een scheldtirade. Wellicht zelfs meer. Daarmee wil ik zeker niet zeggen dat roepende trainers per se slechte trainers zijn. Ik doe het zelf ook wel eens. Maar die aanpak werkt voor Arsène.

“Op momenten dat het minder gaat, moet ik haast automatisch aan hem denken. Arsène kon daar geweldig goed mee omgaan. Het jaar dat ik onder hem trainde bij Monaco was heel erg moeilijk, we verloren ontzettend vaak en er ging van alles fout. Maar Arsène verloor nooit de pedalen. Hij bracht altijd heel sereen zijn boodschap over. Dat probeer ik in het achterhoofd te houden.

“Hij heeft niet de grote carrière gemaakt als speler, maar dat hoeft ook niet. Hij kent voetbal, hij is het al op heel jonge leeftijd gaan analyseren en dat voel je als speler. Il a undiscours cohérent. Dat moet ook als coach. Je moet overtuigd overkomen en nooit laten merken dat je de armen laat hangen. Hij is heel open in zijn contact met de spelers, maar anderzijds houdt hij een stukje mysterie over. Je hebt nooit het gevoel dat je hem helemaal hebt doorgrond. Ik wil dezelfde band met mijn spelers: een goed contact, zonder een vriend te zijn.

“Ook voetbaltechnisch schat ik Arsène hoog in. Zijn oefenstof was perfect. Al was mijn strafste veldtrainer wellicht Aimé Jacquet bij Bordeaux. Ik heb hem niet lang gehad, maar houd er heel goeie herinneringen aan over. Hij beheerste perfect de kunst om fysiek zware oefeningen heel verteerbaar te maken. Alles gebeurde met de bal en zo vergat je dat je aan het afzien was. Wenger verweefde dan weer wat meer teambuilding in zijn oefeningen. Ik herinner me bijvoorbeeld dat we uit een aantal hoeken van het terrein telkens weer naar de middencirkel moesten lopen, waar de ballen lagen. Wenger nam dan een bal weg, zodat de speler die het laatst aankwam het zonder moest stellen. Door een bal weg te nemen, verandert de oefening niet, maar krijg je wel competitie en animo. Het is een simpel voorbeeld, maar het typeert Wenger wel.

“Je zou kunnen denken dat Giovanni Trapattoni, mijn trainer bij Inter Milaan, de tegenpool is van Wenger, maar dat is niet zo. Na die ene legendarische persconferentie (de ‘immer verletzt!’-toespraak, zie YouTube, nvdr) heeft hij misschien de naam om hard te zijn, maar ik heb hem nooit zo ervaren. Hij stond dicht bij zijn spelers en ging op een heel warme, menselijke manier met ons om. Ik was daarom wel verbaasd over al die woede, maar anderzijds wist ik ook wel dat hij dat in zich had. Hij stond op dat moment ook met zijn rug tegen de muur.”

Emiliano Mondonico

“De trainer die ik mij herinner als meester-tacticus, dat is Emiliano Mondonico. Niet de grootste naam, maar tactisch heel onderlegd. Mondonico was mijn trainer destijds bij Torino. Een heel moeilijk karakter, hij lag overhoop met ongelooflijk veel spelers, maar tactisch kon hij een wedstrijd echt doen veranderen. Je hebt de traditionele wissel tussen twee spelers met dezelfde positie, of bij een achterstand: een middenvelder voor een aanvaller. Maar hij haalde met één vervanging soms drie of vier posities door elkaar. Heel vaak sorteerde dat ook het gewenste effect. Niemand twijfelde aan zijn vakmanschap, maar we vonden hem daarom niet sympathieker.

“Natuurlijk is het een voorrecht dat ik met fantastische trainers heb samengewerkt. Maar het zijn ook grote ploegen die grote trainers maken. Ik heb bij topclubs gespeeld, trainers hadden er alleen uitstekende spelers. Ik kan niet zomaar de veldbezetting overnemen van pakweg Jacquet of Wenger. De situatie is voor mij heel anders. Ten eerste: zij hebben verschillende spelers met hetzelfde profiel en dus alternatieven binnen hetzelfde tactisch concept. Ik heb die luxe niet. Ten tweede: tactiek staat ook niet los van techniek. In voetbal hangt alles samen. Het is daarom makkelijker om een tactisch concept over te brengen bij een topploeg. Ik kan mijn spelers richtlijnen geven, bepaalde opdrachten in balbezit, maar als je de techniek niet hebt om de bal lang genoeg in de ploeg te houden, kom je er niet toe om dat tactisch concept te ontplooien.

“Ik maak dat even concreet voor Moeskroen: ik vreesde ervoor dat het tactisch plan te veel afgestemd zou zijn op Bertin Tomou. Die vrees bleek gegrond. Hij was de diepe man in een 4-3-3-opstelling. Een goed systeem, ik speelde het ook onder Guy Roux bij Auxerre, maar je hebt er wel de juiste spelers voor nodig.

“In mijn allereerste wedstrijd bij Moeskroen op AA Gent wilde ik dat systeem behouden om het concept niet te drastisch door elkaar te gooien. Maar de 4-3-3 van Moeskroen staat mijlenver van die van Guy Roux. De spelers staan hetzelfde opgesteld, maar de invulling is heel anders. Carlos Coto en Adnan Custovic hebben niet het profiel voor die positie, maar ze spelen er wel. Bij Auxerre had je typische vleugels, explosieve spelers die voor diepgang zorgen. Ze staan er om aan te vallen, die van ons om te verdedigen. Ik streef naar een flexibele opstelling, die minder afhankelijk is van de specifieke profielen van spelers. Mijn voorkeur gaat daarom uit naar een 4-4-2. In dat systeem heb ik zelf ook altijd gespeeld, behalve dan bij Auxerre.”

Paul Van Himst

Paul Van Himst was mijn allereerste trainer. De man die me voor de leeuwen heeft gegooid. Hij is daarom mijn spirituele vader. Mentaal heeft hij me veel sterker gemaakt. In sommige situaties kan een bepaald soort trainer echt de juiste man op de juiste plaats zijn. Bij Van Himst was dat zo. Hij is iemand die je als speler enorm veel vertrouwen geeft. Door veel met je te praten, maar ook door op training heel veel aandacht voor je te hebben. ‘Enzo, je speelt nu bij de grote jongens, je mag je verwachten aan dit en aan dat.’

“Het zijn die menselijke eigenschappen die van hem een heel goede trainer maken en niet zozeer de carrière die hij zelf heeft gehad. Een grote carrière helpt, maar het is zeker geen voorwaarde om een goede trainer te zijn. En al helemaal geen garantie (lacht).” S

door jan-pieter de vlieger

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content