Een kampioen die altijd gelinkt zal worden aan de fatale acht seconden van de Tour 1989, leed vorige week, op amper 50-jarige leeftijd, een veel grotere nederlaag: die tegen de dood. Portret van Laurent Fignon, een onverdroten aanvaller, op en naast de fiets.

Januari 1997. Laurent Fignon inviteert na de ploegvoorstelling van Cofidis Lance Armstrong voor een diner. Hij wil de Amerikaan, in behandeling voor teelbalkanker, opmonteren. Tijdens het etentje zeggen de twee niet veel. Fignon is het Engels niet machtig en Armstrong is te aangeslagen door het nieuws dat zijn contract met Cofidis ontbonden zal worden. “Het leek alsof Lance de strijd had opgegeven. Alsof hij al dood was”, vertelde Fignon achteraf. Groot was dan ook zijn verbazing toen hij een maand later hoorde dat de Amerikaan genezen werd verklaard.

Nooit had Fignon toen durven denken dat hij twaalf jaar later, op 20 maart 2009, zou horen dat hij zelf pancreaskanker met uitzaaiingen naar de lymfeklieren had. “Ik ga vechten zoals Lance”, klonk het strijdvaardig. Op advies van Armstrong consulteerde Fignon in de VS de artsen die de zevenvoudige Tourwinnaar van kanker hadden verlost, maar de zoektocht naar een juiste behandeling leverde geen resultaten op. De Fransman haalde nog alles uit zijn afgepeigerde lijf, maar moest uiteindelijk het hoofd buigen. Een laatste aanmoediging van Armstrong via twitter – Allez Laurent – had niet geholpen.

Ongezouten

In het anderhalf jaar voor zijn dood had Fignon de harten van het Franse publiek veroverd door zonder schaamte over zijn slepende ziekte te spreken. Tijdens de laatste rit van de Tour 2009 barstte hij als cocommentator van France 2 in tranen uit toen hij iedereen bedankte voor de steun. Twaalf maanden later zat hij er opnieuw. Tegen elk medisch advies in, maar Fignon weigerde te capituleren. Met een hese stem die Tom Waits jaloers zou maken, gaf hij zijn ongezouten, kritische commentaar. Tijdens zijn rennerscarrière werd hem dat kwalijk genomen, als consultant werd hij er door collega-journalisten om geroemd. De gelijkenis met John McEnroe – tennisanalist bij de BBC en verschillende Amerikaanse zenders – is treffend.

Fignon was geen compromisfiguur, maar een man van uitersten: een nukkig, provocatief karakter, dat vloekte met het brave imago van de boekenwurm die een paar maanden aan de universiteit van Parijs gestudeerd had. Met zijn lange haar en studentikoze brilletje zag le professeur er heel aaibaar uit, maar hij wilde niet geleefd worden en hield pers en fans op een afstand. Niet toevallig kreeg hij bij herhaling de Prix Citron, de prijs voor de meest zure renner van het peloton.

Fignon was bitter en hard voor de buitenwereld, maar buiten de schijnwerpers een zachte en intelligente man. Een renner met een grote passie voor de fiets, die de media en het wielermilieu haatte als de pest. Te veel belust op macht en geld en vooral te hypocriet. “Hij stierf liever rechtopstaand dan op de knieën door het leven te moeten gaan”, zoals José De Cauwer, ex-ploegleider van zijn grote concurrent Greg LeMond, het omschreef. Om coureur te zijn was Fignon te slim, te eerlijk en te rechtuit.

Zijn ziekte had de Fransman milder gestemd. Dat bleek toen hij op het Tourpodium in Bagnères-de-Luchon uit de handen van Bernard Hinault de Prijs van de Strijdlust voor het Leven kreeg. Twee kampioenen die jarenlang elkaars bloed konden drinken, vielen elkaar plots in de armen. Fignon lachte en genoot van het applaus. De eeuwige rivaliteit was relatief geworden.

Uitputtingsslag

Met Hinault begon het in 1982 voor Fignon allemaal. Al in zijn debuutjaar bij de profs hielp le professeur zijn Renaultkopman aan de eindzege in de Giro. Op het einde van het seizoen leek hij in Blois-Chaville zelfs op weg naar een eerste klas- sieke zege. Tot hij zijn pedaal eraf trapte … Van in het prille begin van zijn loopbaan tot het ultieme einde had de Parijzenaar af te rekenen met pech.

Het seizoen daarna won Hinault dankzij de steun van zijn jonge ploegmaat de Vuelta. De zege kostte hem een kapotte knie, waardoor Fignon onverwacht de klassementstroef voor de Tour werd. Tot ieders verbazing stak de 22-jarige na de opgave van Pascal Simon zijn eerste eindzege in de Tour op zak, als jongste winnaar sinds Felice Gimondi in 1965.

Hinault week uit naar La Vie Claire en ging de concurrentie aan met het nieuwe Franse supertalent. Fignon liet zich niet intimideren en domineerde de volgende Tour als een kannibaal: talloze aanvallen resulteerden in vijf ritzeges en een voorsprong van meer dan tien minuten op Hinault. In datzelfde seizoen zou Fignon ook de Giro gewonnen hebben als de helikopter van de Italiaanse tv in de afsluitende tijdrit niet voortdurend achter Francesco Moser had gevlogen. Een voorsmaakje van de tragedie die hem in 1989 te wachten stond.

Fignon leek op weg naar een fenomenale carrière, maar een achillespeesoperatie in 1985 stak daar een stokje voor. Een euvel dat hem in het tweede deel van de jaren tachtig bij Système/Super U belette zijn oude niveau te halen. Hij won nog de Waalse Pijl (1986) en zelfs tweemaal Milaan-Sanremo (1988 en 1989), maar faalde in de Tour: opgave in 1986, zevende plaats in 1987 en weer een opgave in 1988.

In 1989 kwam Fignon opnieuw aan de oppervlakte in het rondewerk met een eindzege in de Giro. Dé ommekeer in zijn carrière moest dan nog komen. Het verhaal is bekend: de uitputtingsslag in een extreem zware Tour, de slimme zet van José De Cauwer om het ossenkopstuur van LeMond om halfacht ’s morgens te laten goedkeuren door de pas ontwaakte juryvoorzitter, de even geniale beslissing van De Cauwer om op L’Alpe d’Huez de doorgang voor Cyrille Guimard, Fignons ploegleider, te versperren – waardoor die zijn kopman niet kon verwittigen dat LeMond een slecht moment had – en vooral de legendarische tijdrit waarin LeMond Fignon onverwacht op 58 seconden rijdt, waardoor hij met acht seconden de Tour wint, het kleinste verschil ooit. Fignon, die voor iedereen verzwegen had dat hij met een ontstoken balzak sukkelde, zeeg voor de ogen van de hele wereld neer op de steentjes van de Champs-Elysées en stierf daar een eerste keer. Een van de meest beklijvende momenten in de wielergeschiedenis.

Later op het seizoen liet hij zich op het WK in Chambéry, in zijn Frankrijk, weer aftroeven door LeMond. De genadeslag voor Fignon, die daarna maar een schim van zichzelf was. Hij finishte nog als zesde in de Tour van 1991, maar toen hij in 1992 in de tijdrit naar Luxemburg voorbijgesneld werd door de zes minuten later gestarte Miguel Indurain, besefte Fignon dat hij in een ander tijdperk terechtgekomen was. “Tot 1989 was dopingge- bruik artisanaal, daarna kwamen de machines”, zei hij in zijn biografie, eraan toevoegend dat hij zelf amfetamines, cocaïne en cortisones had genomen. Een maand na zijn opgave in de Tour van 1993 zette de Fransman een punt achter zijn carrière.

Na een aantal stille jaren dook Fignon in 2000 weer op: hij werd organisator van Parijs-Nice, moest dat voor een prikje weer verkopen aan de machtige ASO, die ook de Tour organiseert, en ging aan de slag als cocommentator. Het wielrennen had hij weer in de armen gesloten, maar veel tijd om daarvan te genieten werd hem niet gegund.

door jonas creteur – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content