Gerard Bergholtz (65) was 21, even jong als Benjamin De Ceulaer nu, toen hij naar Feyenoord werd getransfereerd. Van hem ook kreeg de STVV-spits een belangrijk stuk technische opleiding.

Bijna een kwarteeuw geleden richtte Gerard Pummy Bergholtz de Jeugdvoetbalschool Limburg op, toen nog samen met Jos De Raeve, ex-speler van Waterschei. “Ik was trainer van Sint-Truiden”, vertelt hij. “Voorzitter Guy Lambeets vroeg me of ik niet wat jonge spelers wilde inlassen. Hij had gezien dat ik goed met jeugd kon werken. Zelf had ik dat helemaal niet door. Ik ben dan overal in de streek de jeugdvelden gaan afstropen om te zien hoe er werd getraind. Dat was natuurlijk niet om aan te zien. A-bo-mi-na-bel ! Toen heb ik gezegd : daar wil ik wat aan doen. Eén : uit grote interesse. Twee : omdat het een hobby is. En drie : het Belgische voetbal moet vooruit. Al bijna vijfentwintig jaar predik ik dat het vanuit de jeugd moet komen. Anderen zeggen het nu ook, hoor ik, maar als puntje bij paaltje komt blijven het holle woorden. Dat het voetbal er hier zo slecht aan toe is, komt gewoon omdat er veel te weinig technisch wordt getraind bij de jeugd. Het krioelt van het talent, echt waar, maar hoe wordt er geselecteerd ? Op grootte en op kracht. Zo krijg je eenheidsvoetballers. Geen voetballers die een actie kunnen maken.”

Door een tip van sportjournalist Hans Saris vond hij een terrein in Kiewit, vlakbij Hasselt. “Ik ben begonnen met vier jongetjes. Alleen maar technische oefeningen. Aannemen, meenemen, voor het standbeen, schaarbeweging, overstappen : alle mogelijke oefeningen, mét afwerken op de goal. Eerst alleen op zaterdagmorgen, maar de jongetjes bleven maar komen. Op maandag heb ik nu kinderen van vijf, zes, zeven jaar. ( trekt een grimas) Het moeilijkste wat er is ! Dat loopt, dat valt, dat lacht, dat springt ( lacht). Je hebt erbij die hét niet hebben, maar het leuk vinden en blijven komen. Dat mag van mij. Ik weiger niemand, zolang de groepjes maar klein blijven, anders kan ik niet goed observeren, corrigeren en begeleiden. Op dinsdag komen die van acht, negen en tien jaar. En op donderdag die van tien, elf, twaalf jaar. Op zaterdagmorgen ben ik hier ook. Vier dagen per week dus.”

‘Hier’ is sinds een jaar of acht de uitstekende accommodatie van de Limburgse tweedeprovincialer Zonhoven VV, op 40 km van zijn woonplaats Lanaken. Ook Roger Nilis, vader van Luc, heeft er zijn voetbalschool. Contact hebben ze niet met elkaar, moet Bergholtz toegeven, “maar wij zijn geen concurrenten. Uiteindelijk streven we allebei hetzelfde doel na : de jeugd beter maken.”

Het is kwart voor zeven als Bergholtz de parking van de gemeentelijke openluchtsportvelden De Basvelden in Zonhoven komt opgedraaid. Ruim te laat voor de donderdagtraining van zes uur. Hij vloekt. Stilgestaan in een monsterfile op de E314, maar zijn trainingspak heeft hij wel al aan. Zo lenig is hij met zijn 65 jaar nog wel dat hij erin slaagt zich achter het stuur om te kleden. Op een veldje in een uithoek van het domein hebben zijn jongens hun tijd ondertussen niet verprutst. “U treft het niet”, verontschuldigt Bergholtz zich. “Vorige week is het licht uitgevallen. Het is nog steeds niet hersteld. Kijk, daar heb ik nou een godsgruwelijke hekel aan.” Hij neemt ons mee naar de rand van het grasveld. Diepe sporen van een tractor. “Terwijl ze wéten dat wij hier trainen.”

De ingevallen duisternis verjaagt hem met zijn jongens naar een verlicht veld. Vrolijk maar gedisciplineerd verzamelen ze het materiaal.

– “Even werken, jongens.”

– “De gele potjes ook, meneer Bergholtz ?”

Niet één die de oud-speler van Feyenoord en Anderlecht aanspreekt met ’trainer’. Het is ‘meneer’ of ‘meneer Bergholtz’, en niet omdat hij dat vraagt, benadrukt hij. Ze doen het spontaan. Bergholtz legt snel de spelregels uit.

– “Jongens, even hier. Mondje dicht. Bal achter het standbeen meegenomen en gescoord telt voor twee. Een trekbal ook.”

Spelregels zijn het die zijn voetbalfilosofie mooi samenvatten. Soms legt hij het spel stil. Meestal wanneer een speler na een geslaagde actie de vrijstaande ploegmaat niet heeft aangespeeld. Zelfs al kon dat alleen met een hakje, want hier wordt zoiets nog aangemoedigd.

– “Actie ! Actie !”

– “Dribbel, doe verder.”

– “Ga buitenom ! Door de benen ! Durf.”

– “Schakel uit, Dries. Durf ! Je kunt het.”

Het meest gehoorde woord is een werkwoord. In de imperatief bovendien : durf ! Bergholtz : “Miniemen móéten een mannetje durven uitschakelen. Als ze het nu niet kunnen, wanneer dan wel ? Ik heb wel eens horen zeggen bij de miniemen : ‘Speel direct, want dat is het makkelijkste wat er is. ‘ Ik zeg : ‘Meneer, dat is het allermoeilijkste ! Dan zit je in de top.’ Wie geen man kan uitschakelen, komt nergens meer aan de bak. Ook een verdediger moet het kunnen.”

Hij windt zich op. “Het probleem is : ze mógen niet dribbelen ! Als ze een mannetje uitspelen, roepen ze : ‘Geef die bal af !’ Dat vind ik het allerergste. Pingelaartjes die technisch goed onderlegd zijn : trainers moeten dat niet hebben. Het wordt afgeleerd, terwijl je het net moet stimuleren. Alléén : je moet die jongens ook uitleggen dat als ze er eentje hebben uitgeschakeld, je een mannetje meer hebt en dan moet kijken of je de vrijstaande man kunt bereiken. Benjamin ( De Ceulaer, nvdr) dribbelt ook niet tot het oneindige. Hij weet : uitgeschakeld, gekeken en teruggelegd. Dat zit er helemaal in. Veel trainers trainen, maar corrigeren niet. Ik wel. Dan zie je ze vanzelf beter worden.”

Hij pakt een blad papier en een pen. “Heb je geen techniek, hou er dan mee op. Er zijn twee heel grote principes. Eén : je moet kwaliteit hebben, dus techniek. Dat is de basis. En twee : je moet mentaliteit hebben. Heb je allebei, dan ben je een hele goeie. Heb je kwaliteit en minder mentaliteit, dan zak je weg. Heb je mentaliteit en minder kwaliteit, dan knok je je er wel door. Nou gaat het erom dat je bij eentje die kwaliteit heeft, er de mentaliteit in jaagt. Dan ga je vooruit. Daarom : als ik partijtjes speel, is het wedstrijdecht. ( schrijft in grote letters : WWW) Wij Willen Winnen ! Geen compassie. Goed de duels aangaan, maar voetballen. En uitschakelen. Afmaken.”

In de kantine van Zonhoven VV verdringen Jens, Dennis, Gert-Jan, Pieter, Michaël, William, Dries en Tom zich rond ‘meneer Bergholtz’. “Vertel eens, jongens,” zegt die, “wie is jullie grote vriend ?” Uit acht kelen weerklinkt in koor een langgerekt : “De báááál !” Vroeger antwoordde er nog wel eens een ‘mama’ of ‘papa’, lacht hij. Voor ze met hun vaders huiswaarts keren, schrijven ze als naar gewoonte op een groot blad waar ze in het weekend spelen met hun club. “Soms zie ik drie wedstrijden op een zaterdag. Ik vlieg van hot naar her. Machtig ! Dan sta ik langs de lijn en moedig zo’n jongetje aan. Als een trainer dat niet leuk vindt, tja. Er zijn er weinig die me al een hand zijn komen geven. Dat is toch een beetje afgunst.”

Hij heeft amper contact met de clubtrainers. “Ik zeg altijd : ‘Kom eens kijken.’ Ik heb natuurlijk hoog gevoetbald en durf wel te zeggen dat ik weet hoe het moet. Maar je ziet hier nooit een trainer opdagen. De jongens komen me vaak zeggen : ‘Maar meneer Bergholtz, van mijn trainer moet ik dat zó doen.’ Van mij moeten ze dribbelen. Als ze hun tegenstander dan eens niet uitschakelen, zit zo’n trainer er meteen boven op : ‘Is het dát wat je bij Bergholtz leert ?’ Dat is lastig voor die jongens, ja. Dat zeg ik hun ook vaak : ‘Luister, ik vind dat het zo moet. Als je trainer vindt dat het anders moet, is dat moeilijk voor jullie, maar je moet gewoon doen wat je zelf vindt dat het beste is’. Het grote punt is dat ze de techniek die ze hier mee krijgen, in de wedstrijden in praktijk brengen. Daar heeft hun trainer alle voordelen van.”

Heel wat spelers zijn er in die 25 jaar door zijn handen gegaan, hetzij tijdens de weeklessen, hetzij tijdens voetbalkampen in de schoolvakanties. Stijn Haeldermans, Karel Geraerts, Timmy Simons, Bruno Versavel, Philip Haagdoren en Dimitri de Condé, om de bekendsten maar te noemen. En Benjamin De Ceulaer natuurlijk, die hem uit erkentelijkheid nadien nog geregeld kwam assisteren op zaterdagochtend. “Zijn techniek was van nature uitstekend, die heb ik nog een beetje bijgeschaafd. Zonder mij was hij dezelfde voetballer geweest, maar ik denk niet dat hij een stuk mentaliteit meegekregen zou hebben. Hij was miniem en kon naar Sint-Truiden of Anderlecht. ‘Vergeet niet,’ zei ik tegen zijn vader, ‘dat is vier keer op en af naar Brussel.’ Maar dat had hij ervoor over. Toen brak plots dat zaakje uit in Joegoslavië en moest die man, die militair was, naar Kosovo. Benjamin kwam niet meer aan de bak, want dat manneke had geen vader meer langs de lijn staan die zijn zoon in de ploeg schreeuwde. Ik ken die hele cinema. Hij belandde in een dipje en ik heb hem hier opgevangen. Nadien is hij meer onbevangen geworden, vind ik. Hij heeft totaal geen ontzag voor zijn tegenstander. Ik denk dat hij wel zijn mannetje zal staan bij Feyenoord.”

Een pedagogisch diploma heeft hij niet. “Ik heb het van mijn vader, denk ik. Een onderwijzer. Veertig jaar voor de klas gestaan, vlak na de oorlog. Klassen van veertig, vijfenveertig kinderen. Mijn vader kon daar ontzettend goed mee omgaan. Ik heb er ook geen moeite mee. Een goede pedagoog, denk ik, ben je of je bent het niet. Ik voel vrij vlug aan hoe ze in elkaar zitten. Bijzonder jammer vind ik het, dat veel technisch vaardige oud-voetballers er zich niet aan wagen.

“Ik doe dit ontzettend graag. Ik ben voetbalgek : voetbal is mijn leven, het gaat voor alles. Onlangs was ik op een jeugdwedstrijd in Melveren, op een veld waar zelfs de varkens hun neus voor ophalen. Jeugd is de toekomst : het staat overal hoog in het vaandel, maar het vaandel hangt wel halfstok. Ik loop al zolang mee in het voetbal, maar nog nooit heb ik iets gehoord van de voetbalbond. En kom me niet vertellen dat ze niet weten dat ik hier mee bezig ben. Dat zou een nog grotere schande zijn. Er was een tijd dat mij dat stoorde. Nu niet meer : ik probeer de jongetjes die komen, gewoon zoveel mogelijk te helpen. Ik koester ze.”

door Jan Hauspie

‘De jeugd staat overal hoog in het vaandel, maar het vaandel hangt wel halfstok.’

‘Trainers die roepen : ‘Geef die bal af !’ Dat is het allerergste.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content