Hoe moeilijk is het voetballen tegen Wesley Sonck ? Zes spelers getuigen over verdedigen tegen de Gouden Schoen van 2001.

Als Wesley Sonck zijn aardige scoringsgemiddelde aanhoudt, duikt straks het record van Erwin Vandenbergh aan de einder op. Negenendertig maakte Vandenbergh er in 1979/80 bij Lierse. Als het aan de verdedigers ligt, haalt Sonck dat record niet. Maar hoe kunnen ze hem dat beletten ?

SIDNEY LAMMENS

Lammens (Westerlo) : “’t Was juist in de periode dat hij in vorm was en de ploeg goed speelde. Wij speelden twee keer mandekking en we verloren twee keer.

“Je moet met Sonck negentig minuten opletten. Hij heeft niks nodig om te scoren en met Skoko en Dagano beschikt hij over een goeie ondersteuning in de aanvalslinie. Hij kan een beetje van alles, is technisch sterk en haakt ook redelijk veel af. Dan moet je als verdediger kiezen : erbij blijven of in je zone blijven. Met vier achteraan spelen zonder libero is dan ook een risico. Je moet als verdediger in de mandekking dan ook een beetje nadenken : als hij te diep terugvalt, moet je hem laten gaan. Maar je moet hem geen drie, vier meter ruimte geven, want hij maakt de actie en gaat recht naar doel als hij de bal heeft. Hij gaat niet rap breed spelen.

“Als verdediger tegen Sonck heb je, denk ik, niet veel te winnen. ’t Is geen geschenk. Je moet vooral een goede timing en opstelling hebben bij de centers. Als die honderd procent goed zijn, kan je er niet veel tegen doen, dan mag je nog twee meter zijn. Als je snel bent, is dat een voordeel, maar hij gebruikt goed zijn lichaam en zijn armen, schermt de bal goed af. Volgens mij is hij niet zó snel; ik vreesde meer zijn kopspel.

“Hij raakt misschien wel een beetje gefrustreerd als je hem hard aanpakt en er dicht op blijft staan. Hij heeft toch wel een iets grotere mond dan andere spitsen als het minder gaat. Hij legt het uit aan zijn ploegmaats en je merkt dat hij probeert te communiceren, maar Genk is een beetje een zottekot om te praten, hé ( lacht). Maar een vuile speler die natrapt, is hij zeker niet.”

LAURENT FASSOTTE

Fassotte (RWDM) : “Als je zijn potentieel ziet op zijn leeftijd, dan weet je dat hij nog een grote marge heeft om te groeien. Het zal moeilijk zijn om hem lang in België te houden. Volgens mij kan hij gemakkelijk mee in het buitenland. Ondanks zijn kleine gestalte heeft hij een goeie détente en een goeie tête. En hij is altijd in beweging, anticipeert, is als eerste op de bal en is snel. Dat maakt hem moeilijk te bespelen, want hij is meestal vóór de verdediger ter plaatse.

“Wij hebben Genk opgevangen met vier in zone, zonder individuele dekking. Tegen Genk individuele dekking spelen is niet ideaal, want je brengt daar de hele ploeg mee in moeilijkheden doordat de spitsen afhaken en zich naar het middenveld laten terugvallen. Dan moet je als verdediger uit je zone gaan lopen en vallen er gaten achteraan. Wij hebben met 5-2 van hen verloren en Sonck scoorde vier keer. Maar we maakten, vind ik, geen tactische fouten. Híj was het die een grote match speelde doordat hij zo opportunistisch was, een echte buteur. Ik ben veeleer groot en sterk, snelheid is niet mijn sterkste punt, dus een type als Sonck ligt mij niet echt. Hij kan zich aanpassen aan verschillende soorten spitsen, denk ik : hij is goed met de kop of hij kan zelf de bal bijhouden.

“Het is un gagneur, misschien wat koppig, maar hij weet waar hij naartoe wil. Dat is toch een bewijs van rijpheid, op of naast het veld. Hij praat ook veel, ook met de scheidsrechter, un garçon éveillé, hein. Dat bewijst dat hij altijd toch wel heel gemotiveerd is. Je hebt van die aanvallers die nooit praten; hij zit altijd à la limite. Daarom kan hij volgens mij ook de leider van een ploeg zijn, een leider zoals Marc Wilmots nu is in de nationale ploeg.

“De trainer had ons voor de match tegen Genk gewaarschuwd dat hij voor elke bal gaat, hij geeft nooit op, zelfs niet als de bal verloren is. Ik herinner mij dat hij tegen ons op een terugspeelbal naar Doumen veertig meter spurtte, Doumen op hem trapte en de bal binnen ging : dat zijn écht de goals van iemand die niet opgeeft. Net zoals een bal van Roumani tegen ons de twee palen raakte en hij die nog voor de verdedigers binnen kon tikken. Dat is het verschil met andere spitsen, die bij balverlies weer gewoon hun positie innemen of hun armen laten hangen. Terwijl Sonck bij vier, vijf-nul nóg eens probeert te scoren en bij balverlies nóg eens een duel aangaat.”

STEFAN LELEU

Leleu (Antwerp) : “Makkelijk is het niet om tegen Sonck te spelen. Maar wij hebben twee keer tegen hem gespeeld en hij heeft twee keer niet gescoord… Dus dat zal dan voor een deel ook wel onze verdienste zijn.

“Wat het vooral moeilijk maakt, is dat ze in Genk een systeem hebben waarbij één spits afhaakt en de andere schuin diep gaat. Als je dan meegaat, moet je op een gegeven moment afhaken want er komt automatisch ruimte voor de andere. Je ziet dat er heel veel op wordt geoefend op centers en om een van de twee verdedigers mee te trekken waardoor de ander ervan kan profiteren. Dus wij lieten ons zo weinig mogelijk wegtrekken om het centrum niet prijs te geven, want in de zestien meter is Sonck levensgevaarlijk met zijn sprongkracht. Je moet vooral een goeie plaatsing hebben. Kunst is zo hoog mogelijk te verdedigen en Genk niet te ver te laten komen, want op flankvoorzetten zijn ze altijd gevaarlijk.

“Als het wat minder gaat, hoor je hem wel zagen tegen zijn ploegmaats en hij schopt al eens tegen de reclameborden. Maar dat moet, vind ik, dat is gezonde agressiviteit. Hij zit overal kort bij. Hij zal wel eens lelijk kijken als je op zijn tenen staat, maar hij is altijd aanwezig in een wedstrijd. Belangrijk is ook, vind ik, dat hij met Skoko iemand achter zich heeft die hem perfect aanspeelt. Als je die kan ontregelen, ben je al redelijk ver, want dat is een belangrijk deel van de aanvoer die dan onderbroken wordt. Maar de goals maken blijft natuurlijk de verdienste van Sonck zelf : je hebt het of je hebt het niet.”

ERIC VAN MEIR

Van Meir (Standard) : “Wij speelden 1-1 op Genk, waardoor wij de eerste ploeg waren die daar een punt ging pakken.

“Sonck moet je altijd in het oog houden want hij blijft scherp voor doel, heeft dat explosieve en dat Tor-instinct. Het is een lefgozer en zijn mentaliteit moet je, denk ik, een beetje proberen uit te buiten. Ik denk dat de rode kaart die hij op GBA pakte daar het beste voorbeeld van is. Want we weten allemaal dat het iemand is die redelijk extravert is en een wat opvliegend karakter heeft… Wat op zich niet negatief is, want dat impulsieve vertaalt zich in die voortdurende drang naar voren en dat is beter dan zomaar alles over je heen laten gaan. Maar ik denk dat je tegen hem een beetje op het randje af moet spelen. Niet dat het een kwestie is van zijn been te breken of hem kapot te stampen, maar je moet toch alle toelaatbare dingen uitproberen.

“Je hebt tegen hem iemand nodig die zich volledig kan wegcijferen in de mandekking. Wij hadden daar met Afolabi en Okpara de ideale spelers voor. Hij en Dagano zaten een beetje gevangen in onze driehoek met Okpara als punt en Afolabi en mij daar achter. Dan is het gevaar tot een minimum beperkt. Dagano is waarschijnlijk veel sneller, maar Sonck is explosiever. Ik vergelijk hem een beetje met Emile Mpenza, al is Wesley Sonck veel doelgerichter en doelgevaarlijker dan Mpenza.

“Sonck zal zijn verdedigend werk wel doen, maar alleen in de punt zou hij toch, denk ik, veel van zijn kwaliteiten verliezen. Hij heeft een partner of een stoorzender naast zich nodig. Wat dat betreft heeft hij heel veel geleerd van Degryse bij GBA. Als je een jaar of anderhalf jaar met Degryse kan samenspelen, kan je gewoon altijd heel veel leren, veel meer dan door naast een speler te staan met evenveel kwaliteiten als jezelf. ’t Is toch nog altijd een van de slimste uit onze competitie.”

CARL HOEFKENS

Hoefkens (Lommel) : “Hij is, merk ik, enorm geëvolueerd. Ik heb er tegen gespeeld toen hij bij Germinal zat, bij GBA, bij Genk en ik heb met hem gespeeld bij de nationale beloften. Het verschil is meer dan honderd procent.

“In het begin was hij heel bescheiden en dat is er nu wel af, denk ik. Hij was toen ook sneller geïntimideerd. Je kon hem in het begin van de wedstrijd hard aanpakken en dan was hij de rest van de partij onzichtbaar, had je efkes dat mentaal voordeel. Dat is nu niet meer zo; hij deelt zelf al eens iets uit. Dat maakt dikwijls het verschil tussen een getalenteerde spits en een topspits, en hij is, denk ik, nu meer een meer aan het evolueren van het een naar het ander.

“Als hij vroeger vijf, zes duels verloor, begon hij te zagen tegen de scheidsrechter, dat vind ik een klein nadeel aan hem. Maar je merkt toch dat hij de omschakeling maakt naar het collectieve, want vroeger, herinner ik mij, was hij heel individualistisch ingesteld, keek hij meer naar zichzelf. Nu merkt hij dat je ook de publiciteit kan halen als je voor de ploeg speelt. Want die publiciteit heeft hij wel graag, ja ( lachje), ik denk dat elke spits dat wel graag heeft.

“Ik denk dat het niet noodzakelijk een goeie zaak is dat hij zijn ploegmaats hard aanpakt om hen te motiveren. Ik denk niet dat je daar per definitie beter gaat van presteren, je kan ook het positieve benadrukken en ze zo op je hand krijgen. Dat kan zich als het eens wat minder draait ook tegen hem keren. Want als de ploeg slecht draait, heeft zelfs iemand als Ronaldo het moeilijk. Je hoort over hem vaak zeggen dat hij veel praat tegen de scheidsrechter en zo en dat hij irritant is, maar tegen ons was daar niks van te merken.

“Wij hebben hem altijd in zone opgevangen, maar ik denk dat het het beste is om het met individuele mandekking te doen, met haast hetzelfde type verdediger als hijzelf op hem. Je zag dat ook Standard en Antwerp er iemand aan opofferden; dat lijkt mij het beste. Op dit moment is zijn sterkte ook een beetje dat hij er met Dagano en nu Paas een andere spits naast heeft lopen, waarvan hij kan profiteren.

“Zíjn grootste kwaliteit is dat hij volgens mij alles kan : je kan er als verdediger moeilijk voor komen, maar je kan er ook moeilijk achter blijven. Want kom je ervoor, dan heeft hij zijn snelheid om diep te gaan; blijf je erachter, dan blijkt dat hij ook sterk is met de rug naar het doel. De meeste andere spitsen hebben maar één van die kwaliteiten, hij heeft ze alletwee en dat maakt hem moeilijk te bespelen.

“Met Thijs voor de recuperatie, Skoko om voor diepgang te zorgen en twee spitsen daarvoor is heel Genk eigenlijk moeilijk te bespelen. Dat ze over de flanken gevaarlijk kunnen zijn, maakt hen ook sterker. Sonck is kopbalsterk, maar als verdediger heb je de neiging om bij centers meteen naar Dagano te gaan, omdat hij de grootste is, maar die reflex begint er nu wel wat uit te gaan.”

PHILIPPE CLEMENT

Clement (Club Brugge) : “Alle belangrijke punten voor een spits heeft hij : sterk met het hoofd ondanks zijn kleine gestalte, in de voet aanspeelbaar, gevaarlijk in de zestien… Door die polyvalentie moet je negentig minuten lang aandachtig blijven.

“Of zone of mandekking het beste is tegen hem, ik weet het niet. Zone is misschien het interessantst omdat hij toch vaak terugzakt en het soort spits is dat ook de middenvelders steunt. Want hij is ook slim genoeg natuurlijk om zich af en toe te laten terugzakken en er anderen van te laten profiteren.

“Ik ken hem ondertussen ook van bij de nationale ploeg en ik moet zeggen : hij blijkt een heel andere te zijn van de Wesley Sonck die je kent van op de televisie. Al die toestanden die je soms hoort op televisie, daar heb ik in ieder geval nog niks van gemerkt. Als je op het veld elkaar respecteert, kan dat ook niet anders.”

door Raoul De Groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content