En kijk, sinds het met drie aanvallers speelt, vindt RC Genk ineens de weg naar de overwinning. Of dat straks in de Uefacup ook lukt tegen Litex Lovech, is een van de vragen aan Bob Peeters en Kevin Vandenbergh.

Eerst waren er Bob Peeters en Kevin Vandenbergh of Bob Peeters en Nenad Stojanovic, maar sinds het geblesseerd uitvallen van Mirsad Beslija zijn er Bob Peeters, Kevin Vandenbergh en Nenad Stojanovic in de voorhoede van RC Genk. Met, toeval of niet, drie opeenvolgende overwinningen tegen Zulte Waregem, La Louvière en Cercle Brugge en doelpunten voor elk als gevolg.

Moeten we nu spreken van een complementair duo of toch stilaan van een complementair trio ?

Bob Peeters : “Ik denk dat je gewoon van RC Genk moet spreken. Het gaat niet om een duo of een trio, maar een heel elftal. Maar als je met zo’n trio speelt, wordt er natuurlijk heel snel naar gekeken, net zoals er heel snel druk wordt gelegd als een van de drie niet speelt. Ik denk dat het in mijn geval wel een ideale situatie is als je met drie voorin kan spelen. Ik heb nog maar zelden twee spitsen met zoveel scorend vermogen naast mij gehad. Kevin kan rechts, Stoja links en ik op mijn favoriete plaats centraal. Als zij daar wat kunnen rondzwerven, is gebleken dat er mogelijkheden zijn. Je kreeg veel meer druk en het begon te lopen.”

Kevin Vandenbergh : “Ik denk dat het van match tot match zal afhangen van wat de trainer beslist. Maar we zijn tegen La Louvière bijvoorbeeld wel verdedigend niet in de problemen gekomen doordat we met drie spitsen speelden. Dat wil toch al veel zeggen, denk ik. Zolang we dat kunnen, kunnen we met drie voorin blijven spelen, zolang we ze achteraan kunnen houden als de tegenstander met vier of vijf achteraan speelt en wij onze verdedigende taak doen. De toekomst zal uitwijzen wat de trainer daarin gaat doen. Als Mirsad terugkomt, zal hij misschien terugkeren naar een 4-4-2. Het zal allemaal van wedstrijd tot wedstrijd afhangen en naar gelang van de tegenstrever, verwacht ik. Ik denk dat de trainer toch wel opteert om hoger druk te zetten, terwijl we vroeg seizoen aan de wedstrijd begonnen met de idee dat we rustig konden opbouwen en negentig minuten tijd hadden om een doelpunt te maken. Dat betekent dat we van bij de start niet diep moeten inzakken.”

Wat jouw spel dan nog meer ten goede moet kunnen komen, want je staat dichter bij de goal en daar ben zeker jij het gevaarlijkst.

Vandenbergh : “( zwijgt lang) Euh… ik ga daar niks op zeggen.”

Peeters : “Hij wordt slimmer, hé ( grijnst).”

Opmerkingen gekregen van de trainer na de uitwedstrijd in Lovech toen je nogal nadrukkelijk vond dat je moest spelen ?

Vandenbergh : “Neen, totaal niet. Kijk, dat heeft in twee kranten gestaan en als je die naast elkaar legt, dan weet je wie er overdreven heeft. Er is zelfs een stuk van Bob verschenen zonder dat hij een journalist gezien heeft. Dat is ook een beetje eigen aan de tijd waarin we nu leven.”

Peeters : “Ik had zogezegd kritiek op de speelwijze. Maar ik heb met niemand gepraat ! Ik heb dat ook meteen tegen de trainer gezegd.”

Kom, kom, volledig uit de duim gezogen…

Peeters : “Ik weet dat er per keer dat je kopt hersencellen afsterven en ik daardoor niet altijd meer weet wat ik zeg ( grijnst), maar ik weet toch nog altijd met wie ik praat of niet praat. Maar ’t was natuurlijk geen goeie wedstrijd in Lovech. Het enige wat je moet doen is je kwalificeren, de manier waarop doet er niet toe.”

Wat jullie daar deden, net als in veel andere wedstrijden, is wegzakken naar het belabberde niveau van de tegenstander en blijkbaar niet in staat zijn daar bovenuit te stijgen.

Peeters : “Je hinkt ook wat op twee gedachten : moet je gaan aanvallen of niet ? Iedereen verwacht maar dat je met sprankelend voetbal alles gaat oplossen, maar AZ speelt in Nederland alles kapot, maar ze gaan daar in Rusland wel verliezen. Pas als we in de poules zullen zitten, zullen we meer knowhow hebben over de tegenstrever.”

Je zegt dat jullie op twee gedachten hinken, maar je mag als ploeg toch nooit met die houding het veld opkomen ?

Peeters : “Je blijft ook altijd maar een mens natuurlijk, hé. Op een gegeven moment zie je de tegenstander een paar kansen creëren en dan sluipt er wel eens wat twijfel in de rangen, zoals in Lovech. Europees blijft altijd anders dan de competitie. Indertijd hadden we het met Vitesse heel lastig in de competitie, maar we schakelden wel Rapid Boekarest en Werder Bremen uit. Ik vind dat in België een beetje de tendens heerst om te blijven zeggen dat het niet goed was ook al haalde je resultaat. In Milwall hing een groot bord met daarop : it’s not about taking part, it’s about winning. Dat moeten we ook eens gaan beseffen, dat het niet meer met schoon voetbal is dat je moet gaan winnen, maar als broodvoetballers voor de punten moeten gaan. Chelsea is het beste voorbeeld : het zag er niet uit, maar ze werden wel kampioen.”

Hier is wel een trainer moeten vertrekken omdat Jos Vaessen vond dat hij punten haalde zonder mooi voetbal, Bob.

Peeters : “Dan moeten jullie het maar tegen Jos Vaessen zeggen, hé ( grijnst). Maar in de situatie waarin we nu zitten, moeten we punten pakken en dat het niet attractief is, kan je ook niet zeggen : we scoren altijd twee, drie keer.”

Is Genk in staat tot beter voetbal met deze groep ?

Peeters : “Tuurlijk. Maar we moeten eerst zorgen dat de organisatie er staat en dat je punten pakt, dan ga je automatisch beter voetballen.”

Vandenbergh : Als we die wedstrijden tegen Litex en daarna GBA winnend kunnen afsluiten, staan we er, denk ik, met de break voor de interland, goed voor. Dan kan je anderhalve week toch even genieten van die betere positie en dan sta je terug onder de mensen. Dan kan je rustig de topper tegen Standard voorbereiden.”

Peeters : “En tegen Spanje scoort hij achter z’n steunbeen ( grijnst). Daar is ‘em, daar is ‘em !

Vandenbergh : “( lacht)”

Sunday Oliseh moet voor jou Bob een dankbare speler zijn, met zijn perfecte lange pass ?

Peeters : “Maar dan kom je weer bij dat compact spelen : als hij in ruimtes van vijfenveertig meter moet gaan staan, kan hij het ook allemaal niet meer belopen en komt hij te weinig aan de bal. Maar iemand met zoveel vista is altijd interessant om een diepe spits aan te spelen. Dan zie je dat de tegenstander achterin makkelijker een tegen een komt. Alleen moeten we dan nog iets meer creëren.”

Hoe belangrijk is Bob voor jou in de ploeg, Kevin ?

Vandenbergh : “Het is zoals wat we met Moumou ( Dagano, nvdr) vroeger konden doen : als we onder druk staan die lange bal eens trappen. Moumou kon die perfect bijhouden en ik denk dat dat met Bob juist hetzelfde is en dat we zo onder de druk uit gaan moeten kunnen geraken en bijsluiten. Als, zoals in het begin, vooral de linies te ver uit elkaar liggen, is het aan mij om tussen hem en het middenveld in te komen om gemakkelijker de verbinding te maken.”

Peeters : “Als je pressing zet, moet je dat met de hele ploeg doen. Anders speelt de tegenstander tussen de linies. Dat is wat er onder andere op Gent gebeurd is. Sunday en Daerden stonden in een ruimte van vijfenveertig meter te spelen en dan hoor ik zeggen dat Vrancken de uitblinker was. Ja zeg, mag het efkes ! Als je in een ruimte van vijftig meter een bal mag aanpakken, dan denk ik dat je wel een uitblinker kan zijn, hé. Dat verbetert nu geleidelijk aan. Daar trainen we ook op. Ik heb hier al heel veel getraind op spitsen inspelen, derde man bijsluiten en compact spelen. Dat heeft, ik herhaal het, tijd nodig.”

Vandenbergh : “We wilden allemaal wel, maar we kwamen overal nog een stap te laat omdat we dat vorig jaar niet dikwijls gedaan hebben. In het begin gingen we druk zetten om druk te zetten, niet op de juiste momenten. Dat moeten we nog leren : de juiste momenten uitkiezen. Maar dat komt er beter en beter in.”

Peeters : “Vergeet niet dat Genk ook een jonge ploeg is. Iedereen zegt wel dat Kevin een grote mond heeft, maar die zit ook nog in een leerproces, hé. Over een paar jaar zal die ook wel tegen ploegmaats zeggen zus en zo moet het, maar hij is nog maar drieëntwintig jaar, hé.”

Vandenbergh : “Tweeëntwintig nog ( lachje).”

Peeters : “Vroeger keek je op die leeftijd naar de ouderen op ; nu word je verondersteld de kar te trekken. Dat pleit natuurlijk in z’n voordeel, dat hij al een en ander bewezen heeft, maar je mag ook niet verwachten dat zo’n jongens al de kar gaan trekken.”

Sef Vergoossen heeft eens gezegd, Kevin, dat je druk moet voelen om goed te spelen en daar desnoods, zoals tijdens die testmatchen tegen Standard, gewaagde uitspraken voor doet om die te creëren.

Vandenbergh : “Ik denk dat er toen dingen zijn gebeurd waar ik voor de rest weinig over kan zeggen.”

Peeters : “Maar ik denk wel dat hij dat positief bedoelt, hoor. Dat jij onder druk beter wordt. Van het moment dat de druk hoog is en iedereen denkt dat we het niet meer halen, dan kom jij en stamp je er twee binnen. Tegen La Louvière ook : 2-2, levensbelangrijke fase, jij pakt de bal en je stampt hem binnen. Je moet het maar doen op je tweeëntwintigste. Iedereen vindt dat misschien de normaalste zaak van de wereld, maar dat op dat moment doen, getuigt van enorm veel kwaliteiten.”

Vandenbergh : “Kijk, de groep was toen wat down en ik vond het toen het ideale moment om de dag voor de wedstrijd iedereen nog eens te laten lezen wat ons op Standard overkomen was, zodat iedereen scherp stond. Je kon er ook fataal mee op je bek gaan, maar die risico’s neem je dan. Voor de rest ben ik daar vrij rustig in, denk ik.”

Welke goeie raad zou je Kevin geven, Bob ?

Peeters : “Gewoon blijven voortdoen zoals hij bezig is. Als ze je op je tweeëntwintigste al als routinier beschouwen, ben je goed bezig. Alleen moet hij ook weten dat alles vergankelijk is en hij moet blijven werken. Zolang je het kan waarmaken wat je zegt : geen enkel probleem. Dan mag je roepen wat je wil. Dan zou ik z’n auto nog wassen ook ( grijnst).”

Bob zou ook voor sfeer in de kleedkamer zorgen. Lukt dat een beetje, Kevin ?

Peeters : “Ik snap niet waar ze dat halen, hé ( grijnst).”

Vandenbergh : “Met elke Belg die erbij komt en wat spelers kent van vroeger – Bob kent Tom ( Soetaers, nvdr), Gert ( Claessens, nvdr), Jan ( Moons, nvdr) – zal er automatisch iets veranderen.”

Peeters : Lachen en zwansen, allemaal goed en wel, maar er moet wel gepresteerd worden, anders…”

Vandenbergh : “( lacht)”

Peeters : “… ben ik niet aangenaam om mee te spelen. Ik ben best heel gedreven, dus het is niet zo dat ik hier elke morgen al lachend binnenkom. Maar je moet ook ontspannen kunnen zijn en als het op humor aankomt, denk ik dat de ergste hier naast mij zit.”

Vandenbergh : “( lacht) Op La Louvière komt er een bal echt veel te hoog over hem, dus ik roep : ‘Allez jong, spring eens !'”

Peeters : “Wat kritisch zo, dus ik dacht : allez, wat zegt die nu ? En dan begint hij te lachen.”

Vandenbergh : “Ik vind dat je je tweehonderd procent moet blijven inzetten, maar toch ontspannen moet kunnen blijven. Als je te veel gefocust gaat zijn op één ding, dan gaat het sowieso mislopen. Het was trouwens buitenspel ook, vandaar.”

Merkwaardig is : jij bent, Bob, vaak een slungel genoemd, het ‘negertje van Vitesse’ zelfs, maar jou Kevin laten ze redelijk met rust.

Peeters : “Omdat ze weten wat voor een type speler hij is : ze weten dat je hem een hele tijd niet kan zien en hij ze dan toch binnen stampt.”

Vandenbergh : “Ik heb de afgelopen jaren toch ook wel wat kritiek moeten slikken en daar kan je als speler alleen maar beter van worden.”

Na Zulte Waregem joelde het publiek nogal en verklaarde Hugo Broos achteraf dat ze wellicht liever een andere speler dan Justice Wamfor gewisseld hadden gezien, waarmee…

Peeters : “… hij mij bedoelde, ja. Na de wedstrijd heeft hij mij dat zelf ook gezegd, dat hij geen spits door een spits wou vervangen om voor de overwinning te gaan. Ik vind dat Broos openstaat voor de confrontatie en genoeg aangeeft dat hij de wijsheid niet in pacht heeft. Maar had hij mij vervangen, ik had het begrepen. Bal vasthouden, agressiviteit en aanspeelbaarheid zijn typisch voor mijn spel en als je op alledrie die punten maar vier op tien haalt, ja, dan is het niet goed, ook omdat ik het type ben waarbij het allemaal nog wat trager oogt als ik vermoeid ben. Er is ook geen enkel excuus : als ik als een drol speel, mogen ze fluiten. Dan is het aan mij om daarop sportief te reageren en dat heb ik, denk ik, ook gedaan. Dat leer je met de jaren. Ik voel me fitter en fitter worden, maar je zit nu in een periode met heel veel wedstrijden terwijl je eigenlijk een weekend rust zou kunnen gebruiken. Maar vooral als ik de dag na een wedstrijd uit bed kom, voel ik dat ik minder vermoeid en stijf ben. Het gaat de goeie kant uit. Maar we zouden het de tegenstrever nog moeilijker kunnen maken als het publiek altíjd achter de ploeg bleef staan. Want als ze weten dat het publiek zich tegen zijn eigen ploeg gaat keren, komen ze in een zetel spelen. Ik denk dat we als groep nog veel meer dat thuisvoordeel moeten uitbuiten, druk naar voren, iets hebben van : dit is ons veld en hier komt niemand punten pakken. Dat moeten we van de eerste minuut proberen te creëren.”

Wat mogen we van Genk verwachten in de Europese terugwedstrijd tegen Litex Lovech ?

Peeters : “De kwalificatie.”

Vandenbergh : “En de manier waarop is bijzaak. Als we in die poules raken, spreekt niemand daar nog over en dan mogen de grootste tegenstanders komen. Dan zijn we, denk ik, toch beter dan tegen ploegen waarvan je de sterkte niet kent.”

En wie wordt, tot slot, topschutter in de competitie ?

Peeters : “Ik in ieder geval niet, al zal ik ook wel mijn doelpunten meepikken. Dat het goed gaat met Genk is het belangrijkste.”

Vandenbergh : ” Jestrovic ( grijnst).”

door Raoul De Groote

‘We moeten nog leren de juiste momenten uit te kiezen.’ (Kevin Vandenbergh)

‘Ik heb nog maar zelden twee spitsen met zoveel scorend vermogen naast mij gehad.’ (Bob Peeters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content