Milan en Natacha Jovanovic en hun drie zonen Lazar, Dusan en Milos leven gelukkig in Waterloo. Ook al steekt de heimwee naar hun heimat Servië soms de kop op, België is hun tweede vaderland, en zal dat ook altijd blijven.

N atacha heeft aan het fornuis handen te kort om de maaltijd te bereiden: een lekker soepje, gevolgd door uitstekend gebakken zalmmoten met zachte en sappige gegrilde paprika’s. In de oven heeft de gastvrouw een grote schotel met witte bonen staan, die geduldig gaart tot er een knapperig korstje op verschijnt. “Een specialiteit van bij ons”, zegt Natacha, terwijl ze een fles Chardonnay ontkurkt. “Ik vond de bonen in een winkeltje in de buurt. Ze hebben urenlang liggen weken in water met een scheut witte wijn. De bereidingstijd is vrij lang, maar zo’n familierecept maakt het verschil.” De schotel pasulj – zo heet het bonengerecht – krijgt een centrale plaats op tafel. Milan Jovanovic geniet er ten volle van, maar ook met mate, want hij let op zijn lijn. En hij moet nog wat plaats laten voor het dessert: een melange van krokante vragen…

Wat was de sleutel van het succes dat Anderlecht in de Champions League boekte tegen Zenit Sint-Petersburg?

Milan Jovanovic: “Een prachtig resultaat voor de ploeg, voor de club en voor heel het Belgisch voetbal! Die overwinning tegen een team met een onbeperkt budget dat de duurste spelers ter wereld kan kopen, valt in de eerste plaats te verklaren door een formidabel collectief. De ploeg heeft van de eerste tot de laatste minuut als één blok gedacht en gehandeld. Elke vierkante centimeter van de grasmat was onder controle. De Russen kregen offensief geen meter ruimte en telkens als het mogelijk was staken we zelf de neus aan het venster. Op dat niveau is het ook noodzakelijk dat je in zulke hoge mate georganiseerd voetbalt. Achteraf kun je zeggen dat die zege ook aantoont dat Anderlecht de middelen had om ook in Sint-Petersburg iets te oogsten, maar daar zaten de wedstrijdomstandigheden tegen. Ik wil er ook meteen aan toevoegen dat die overwinning nooit mogelijk geweest zou zijn als de Belgische competitie zo zwak was als sommigen blijven beweren. Dat zijn mensen die ofwel niet beter weten ofwel liegen.”

Waarom zeg je zo vaak dat op Mechelen of Charleroi spelen moeilijker is dan het tegen de ploegen uit de Champions League op te nemen?

“Omdat dat nu eenmaal zo is. Ik blijf daarbij en als het nodig is zeg ik het nog tien keer. In de Champions League spelen de ploegen hun eigen spel, ze bouwen op, trekken naar voren. Het verschil zit in de bedoelingen, in het nemen van initiatief: je kunt zien wat elke ploeg in haar hoofd en haar hart heeft. In de Champions League zie je technische duels, met open vizier. Dat is helemaal anders in de Belgische competitie. De duels zijn er heel hard, de verdedigers moeten het vooral van hun atletische kracht hebben. Dat is geen kritiek, louter een vaststelling. Met hun beperkte voetbalmiddelen leunen veel clubs op inzet, met een stevige verdedigingsgordel en een snelle omschakeling naar voren. Ik praat er vaak over met buitenlanders: de Belgische eerste klasse is iets speciaals. Je moet echt knokken om een wedstrijd te winnen, want techniek alleen volstaat niet. Iedereen kan hier tegen iedereen winnen.”

Tot ongerustheid van degenen die huiveren wanneer ze Zulte Waregem, Kortrijk of OHL in het spoor van de groten zien meegaan.

“Ik feliciteer die clubs. Zonder hen zou de competitie niet zo aantrekkelijk zijn. Een slaapverwekkend kampioenschap zou een ramp betekenen voor het Belgisch voetbal. Als de grote clubs elke week een gezondheidswandeling konden maken, dan zouden we ze niet op het Europese toneel zien. Als Anderlecht het Europees goed doet, is dat omdat we elke week moeten knokken. Onze progressie is ook te danken aan het kampioenschap. Ik beweer daarmee niet dat het niveau zo hoog is, zeker niet, maar het is lastig, erg lastig. Het is geen toeval dat meer en meer buitenlandse clubs hier hun licht komen opsteken. Soms heb ik de indruk dat die de Belgische competitie meer naar waarde schatten dan de Belgen zelf.”

Als je van progressie spreekt, wat bedoel je dan precies?

“Onze kern is sterker dan vorig seizoen. Op elke positie hebben we meerdere mogelijkheden. Tom De Sutter kan in de plaats van Dieumerci Mbokani spelen of naast hem. En binnenkort komt Gohi Bi Cyriac terug. Ik speel graag achter een of twee spitsen. Centraal in de verdediging heeft de trainer de keuze tussen Roland Juhász, Cheikhou Kouyaté, Marcin Wasilewski, Olivier Deschacht en Bram Nuytinck. Roland en Marcin speelden vorig seizoen elke wedstrijd, terwijl er nu wisselmogelijkheden zijn. Op de linksachter heb je Deschacht en Behrang Safari, op de rechtsachter Guillaume Gillet, Denis Odoi en Wasyl. Kouyaté, Lucas Biglia, Sacha Kljestan, Kanu en Dennis Praet bieden veel opties centraal op het middenveld, en daar komt nu stilaan ook Ronald Vargas bij. Ik start meestal op links, waar ook Sasja Jakovenko kan spelen. Massimo Bruno staat op rechts, maar de coach kan daar ook Gillet, Sacha of Canesin zetten. Zo veel mogelijkheden, met minstens twee opties voor elke positie, hadden we vroeger niet. De concurrentie speelt daar ook een rol in. We hebben dan wel enkele punten minder dan vorig seizoen in de competitie, maar dat heeft met een beetje pech te maken, meer niet.”

Waarin verschilt John van den Brom van Ariël Jacobs?

“Ik wil geen vergelijkingen maken, dat spelletje laat ik aan anderen over. We hebben onze doelstellingen bereikt onder Ariël Jacobs en nu is het tijd voor wat anders. John van den Brom is opener, positief ingesteld, direct. Hij wil graag hoog spelen, denkt van nature uit meer aanvallend. We beheersen allicht meer tactische varianten en we trainen meer met de bal. Biglia is een perfect voorbeeld. Dieu mag dan de enige zijn die als spits elke match voor het verschil kan zorgen, maar Lucas is op een ander gebied even belangrijk. Onze Argentijn is nog nooit zo sereen geweest. Hij zorgt voor de rust in het spel en in heel de ploeg. Als Lucas de bal heeft, weet je dat hij er iets nuttigs mee zal doen. Biglia belichaamt perfect het Anderlecht van Van den Brom.”

In veel goals een voet

“Laat me dat in twee woorden uitleggen: als ik de hele tijd op links zou blijven, dan zou ik geen bal zien. Alle middenvelders van Anderlecht zijn rechtsvoetig: Biglia, Kljestan, Praet,… en daardoor hebben ze de neiging om meer over rechts te spelen. Als ik niet de hele match op de bal wil wachten, dan moet ik naar binnen komen, waar ik meerdere opties heb: de diepte in duiken, naar links of rechts uitwijken, assists geven. Ik zit niet graag op één positie vast. Op de linkerflank, waar de weg naar het doel nog lang is, liggen er minder mogelijkheden: de lijn afdweilen en voorzetten, dat is het. Ik ben echt een ploegspeler, hoewel veel waarnemers me als een solist beschouwen. In Liverpool heeft Roy Hodgson me doen mislukken omdat hij een pure werker van mij wou maken. Ik weiger nooit om mijn truitje nat te maken, maar ik moet ook wat vrijheid krijgen om het verschil te kunnen maken. Dat is mijn spel, mijn talent, mijn voetbal… Als ik niet mag improviseren op het veld, vind ik dat jammer.”

Daar til je zo zwaar aan?

“Vanzelfsprekend. Wie zegt dat ik niet meewerk om de bal te recupereren, die vertelt maar wat. Ik herinner me wedstrijden waarin ik me helemaal heb weggecijferd voor het team. Wie vertelt dat ik alleen voor mezelf speel, slaat de plank serieus mis. Voor de match tegen Club Brugge zat ik al aan tien assists en een pak andere goeie passes. Bij een egoïst zou dat niet waar zijn, die speelt voor zichzelf. Ik heb oog voor mijn medespelers, de cijfers bewijzen dat. Ik wil daar nog bij vermelden dat geen enkele assist een corner of vrije trap was, ze kwamen er allemaal in het samenspel. Ik ga het niet precies uitrekenen, maar dat wil toch zeggen dat ik een voet heb in een flink percentage van onze goals. De laatste pass geven, dat is een kunst op zich. Dat vereist creativiteit, maturiteit, talent, ervaring, ideeën…”

Je geniet daar echt van, is het niet?

“En hoe! Defensieve taken zijn belangrijk, maar ik leef van het spel, van dribbels, aanvallende risico’s, doelpunten en assists. Een goal voorbereiden is niet gemakkelijk. Je moet de bal voelen, weten naar welke medemaat je hem afspeelt, die zo ideaal mogelijk aanspelen, juist hard genoeg, met veel zorg. Soms moet je de bal tot het allerlaatste moment bijhouden om de ruimte te openen en de tegenstander uit verband te spelen. Een of twee seconden voor ik een beslissing neem, heb ik in mijn hoofd de keuze al gemaakt, maar je moet altijd het juiste moment afwachten. Het gaat om fracties van seconden. Dat is erg kort en tegelijk erg lang.”

Interessant…

“Natuurlijk: een vroegtijdige pass kan onderschept worden en als hij niet precies getrapt is, kan de verdediging zich weer organiseren en is het over. Bovendien speelt Anderlecht meestal tegen versterkte defensies, waardoor het moeilijker is om een beslissende pass te geven. Als het gemakkelijk was, dan zou iedereen het kunnen, maar dat is niet het geval en velen vragen zich nog steeds af waarom… Het gaat niet alleen om de goals zelf, ze kunnen aanbrengen is een enorme kwaliteit. Zeker in een grote ploeg. Je zult altijd iemand nodig hebben om de diepe spitsen te bedienen. Ze zeggen dat ik minder snel ben dan vroeger: dat klopt niet, ik speel gewoon lager, verder van Dieu af. Eerlijk gezegd: ik krijg niet zulke goeie passes als ik zelf geef. Er zijn nochtans situaties geweest waarin ik perfect stond om een goeie pass te krijgen.”

Wat wil je daarmee zeggen?

“Ik ben niet zelfzuchtig en niet jaloers. Ik ben niet naar Anderlecht gekomen om de vedette uit te hangen, maar om titels te winnen. Wanneer ik niet goed speel, zeg ik dat ook. Tegen Gent enkele weken geleden was ik slecht, maar gaf ik toch twee assists, dat is ook voetbal… Vorig seizoen kende ik twee mindere periodes, in december en bij het begin van de play-offs. Ik ben daar weer uitgekomen. Als men mij verwijt dat ik mijn verdedigend werk niet opknap, dat men mij dan zegt in welke matchen. Ik stel me ten dienste van degenen die het verschil kunnen maken. Ik bedien nu Dieu en vorig seizoen werkten we allemaal voor Matías Suárez.”

Voor Suárez heb je veel bewondering?

“Ja. Ik leg liever de nadruk op de kwaliteiten van anderen. De verwachtingen zijn hoger gespannen ten opzichte van mij, dat is waar, maar als ik goed speel, spreekt men nog altijd over mijn knieën of mijn leeftijd – dat is belachelijk. Vorig seizoen maakte ik de voorbereiding in de zomer niet mee en speelde ik toch 44 wedstrijden. Dit seizoen heb ik al bijna alles gespeeld. Waarover spreekt men dan? Het is onzin. Ik ben 31 jaar. Ryan Giggs wordt er binnenkort 39, Diego Milito 34 en zij maken nog altijd het verschil door hun troeven uit te spelen. Alessandro Del Piero voetbalt nog op zijn 38e, dan zou je toch gaan geloven dat ervaring enig nut heeft… Als ik wat meer egoïstisch zou zijn in mijn spel, zou dat Anderlecht zelfs nog meer voordeel opleveren: ik zou dan nog meer goals en assists op mijn naam hebben. Sommige journalisten schrijven dat ik te oud of te duur ben. Ik maak me daar niet druk om. Ik probeer hun jaloezie of hun verborgen frustraties niet te begrijpen, dat interesseert me niet. Ik ben zelfs niet kwaad op hen. Mijn antwoord is simpel: al tien assists. Ze houden van cijfers, welaan dan… Ik ben tevreden over mijn seizoen tot nog toe, dat is het belangrijkste.”

Je karakter is soms een probleem, nietwaar?

“Dat weet ik nog zo niet. Je hebt temperament en je hebt karakter. Dat zijn twee verschillende dingen. Ik kan in woede uitbarsten, maar dat duurt slechts een seconde. Wanneer ik een flesje water wegtrap, zoals in Limassol: dat is temperament. Ik heb mijn fout toegegeven en mij verontschuldigd. Het was een vergissing, en toen de week nadien de Cyprioten zich met geweld toegang tot onze kleedkamer wilden verschaffen, was ik daar beter niet geweest… Temperament, dat gaat om momentopnames, dat zijn korte sprintjes in het leven. Je karakter daarentegen, dat is de marathon die je moet afleggen om je doelen in je bestaan te verwezenlijken.”

Nijd en jaloezie

Er wordt gefluisterd dat je in de kleedkamer geen vrienden hebt.

“Onzin. Complete nonsens, ingegeven door jaloezie. Ik schiet met iedereen goed op. Buitengewoon goed zelfs, ik ben vriendelijk, ik hou van mijn collega’s, ik zeg hen wat ik denk en ik ben nooit zuinig met complimenten. Dat degenen die zulke onzin verkopen om zichzelf interessant te maken dan maar eens de naam noemen van een speler met wie ik niet correct of respectvol zou omgaan. Dat zal moeilijk zijn want zo is er geen. Maar tegenover nijd en jaloezie sta ik machteloos.”

“Euh… niks. Wie is Aad de Mos? Ik ken hem niet, nooit van gehoord. Serieus: wie is dat dan?”

Een oud-trainer van Anderlecht.

“Ach zo. Ze hebben me verteld over Raymond Goethals, Tomislav Ivic, Arie Haan, PaulVan Himst, Frank Vercauteren, Aimé Anthuenis… maar nooit over Aad de Mos. Och, als De Mos nu trainer zou zijn, zou hij me evengoed opstellen. De trainers die me nu selecteren en vertrouwen geven zijn toch niet gek? Radomir Antic, Javier Clemente, Jan Boskamp, Michel Preud’homme, Dominique D’Onofrio, László Bölöni, Roy Hodgson, AriëlJacobs, John van den Brom: ze hadden allemaal vertrouwen in mij. Dat moet dan toeval geweest zijn… De Mos heeft naast Anderlecht ook Ajax getraind, zeg je? Proficiat, maar hij heeft het voetbal niet uitgevonden en het bewijst evenmin dat hij een grote trainer was. Ik kan niet telkens iedereen van antwoord dienen, maar ik ben het wel wat beu om voortdurend aangevallen en bekritiseerd te worden. Ik een egoïst? Die man raaskalt. Als ik een dribbel uitvoer voor ik een assist geef, dan ben ik toch niet egoïstisch? Ik heb het gehad met die onzin. Ik noem zelf niemand bij naam, maar iedereen heeft het wel altijd over Jova: te oud, goed, slecht, vriendelijk, arrogant… Ik moet de populairste speler van de laatste twintig jaar zijn als je nagaat hoe de pers het altijd maar over mij heeft. Ach, die publiciteit is ook meegenomen voor Anderlecht. En binnenkort rekenen we af…”

Heb je het over het einde van je contract?

Veni, vidi, vici. Ik ben gekomen voor de titel, ik heb hem gewonnen. Nu wil ik er nog een. Ik ben een vechter. Ik heb de uitdaging waargemaakt in moeilijke omstandigheden. Mijn transfer veroorzaakte veel ophef, Anderlecht moest kampioen spelen. En we zullen nog kampioen spelen. We zullen in januari of in juni wel zien of ik geen beter contract krijg hier of elders. Ik zeg het al op voorhand aan degenen die mij niet moeten: ik zal nog miljoenen verdienen. Maar let op: ik weet dat er aanbiedingen zullen komen van grote clubs, maar ik ben daar niet mee bezig. Ik ben gefocust op Anderlecht en ik blijf hier misschien net zolang mijn vrouw het wil. België is mijn tweede vaderland. Ik heb hier rust gevonden. Ik ben einde contract, maar we zullen wel zien. Ik voel me goed en ik denk daar nu nog niet aan. Dankzij het voetbal ben ik een vrij man geworden. We hebben drie zonen, ik moet ook met hen rekening houden. Ze zijn geboren in Servië en ik ben van mening dat we daar moeten terugkeren voor ze in het tweede of derde jaar van de lagere school zitten. Lazar is nu vijf jaar, Dusan vier, en Milos negen maanden. Als we later terug naar Servië gaan, wordt het moeilijk voor hun studies. Maar ik zal sowieso blijven pendelen tussen België en Servië.”

door pierre bilic – beelden: imageglobe

“Lucas Biglia belichaamt perfect het Anderlecht van John van den Brom.”

“Veni, vidi, vici. Ik ben gekomen voor de titel, ik heb hem gewonnen. Nu wil ik er nog een.”

“Een assist geven, dat is een kunst op zich.”

“Ik ben het stilaan beu om voortdurend aangevallen en bekritiseerd te worden.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content