In Frankrijk is Amélie Mauresmo al nummer één. Ze wil dat dit jaar ook op de wereldranglijst zijn. Een exclusief interview.

In Antwerpen is ze die dag een beetje ziek. Na een bijna twee uur durende match wil ze om tien uur ’s avonds met ’s anderendaags nog een match voor de boeg het liefst snel in bed kruipen, maar ze maakt toch tijd voor een interview. Tijdens het gesprek geeft ze geen krimp en probeert mee te denken met de vragen, al hoort u haar tussen de regels door af en toe hard hoesten.

In Antwerpen verdedigde u uw titel. U won namelijk vorig jaar het toernooi van Nice dat dit jaar naar België verhuisde. Maakt u zoiets vaak mee ?

Amélie Mauresmo : Nee, dat is de eerste keer. Het verdedigen van mijn titel is maar één van de redenen waarom ik hier ben. Ik probeer de toernooien uit te kiezen die me bevallen, waar ik de beste speelsters kan bekampen en waar het meeste punten te verdienen zijn. Deze week verkoos ik Antwerpen boven Dohar in Qatar.

Zegt u dan : ha, Antwerpen, fijn ?

Nee, ik was wel al eens in Ciney, maar nog nooit in Vlaanderen. Het viel echt mee, omdat velen toch Frans praten.

Kijkt u enkel naar het tennistieke belang, of wil u ook interessante bezienswaardigheden meepikken ?

In de praktijk is dat erg moeilijk. Dat vind ik ook het moeilijkste deel van ons leven als reiziger. Want wat krijgen wij tijdens zo’n week te zien ? De luchthaven, het hotel en het tennisterrein. Ontdekken wat daar achter ligt is niet vanzelfsprekend. In Antwerpen kon ik de eerste dagen wel wat tijd vrijmaken om een paar films te gaan bekijken. De eerste avond ben ik ook even in het oude stadscentrum gaan rondneuzen. Ik probeer dat te doen als ik zin en tijd heb. Bijvoorbeeld in interessante steden als New York en Moskou.

Maakt u op voorhand een lijstje van dingen die u absoluut ergens wil zien of doen ?

Nee. Plots heb je een middag vrij en bedenk je : nu wil ik de stad in. Sommige namen van toernooien associeer je met je resultaten, andere met zaken buiten de sport. In Melbourne ga ik elke avond naar hetzelfde Frans restaurant. Je hebt zulke ankerpunten nodig om een beetje een evenwicht te vinden in een jachtig bestaan.

Hoeveel weken per jaar bent u weg van huis ?

Meer dan zes maanden. Dat is erg lang. Dan riskeer je helemaal gedesorienteerd te geraken. Daarom biedt zo’n houvast ons misschien de enige kans om een beetje een normaal leven te leiden.

Moet u echt van dit leven houden of zijn er ook tennissers die tegen hun zin rondtrekken ?

Absoluut. Ik, bijvoorbeeld. Ik ben niet het type dat juichend op reis trekt. Je hebt echt wel spelers of speelsters die het liefst het hele jaar dicht bij huis zouden tennissen. Als in één week twee gelijkwaardige toernooien worden afgewerkt en één is dicht bij huis, verkies ik een wedstrijd in Frankrijk of in Europa boven een exotische bestemming.

Hoe verklaart u de vele blessures zo vroeg in het circuit ?

Wij spelen tot half november. Daarna heb je zes weken om te rusten én opnieuw te trainen. Dat vereist een doorgedreven programmatie waarin je tijdens het jaar verplicht rust moet inbouwen. Je af en toe een week vrijwillig terugtrekken is niet makkelijk in de jacht op punten. Maar het is een individuele sport, dus je kiest zelf.

We moeten naast de vier Grand Slams minimaal dertien toernooien spelen. De rangschikking is zo opgesteld dat als je niet speelt, je snel naar beneden gaat. Zelf speel ik niet zoveel toernooien, vorig jaar waren dat er zestien. Ik had ook een regelmatig seizoen, zonder langdurige blessures. Misschien had het een wel iets met het ander te maken. Daarom pak ik het dit jaar op dezelfde manier aan.

Drie jaar geleden kwam u in de schijnwerpers met een finale op een Grand Slam in Australië. In welke mate bent u sindsdien veranderd ?

Toen ik daar opviel, was ik al dertigste op de wereldranglijst. Maar het was een uitschieter. Ik pleegde daar in Australië als het ware een hold-up waar ik zelf van schrok. Zo’n finaleplaats was niet de vertaling van mijn toenmalig niveau, wel een piekmoment. In dat ene toernooi speelde ik buitengewoon goed. Ik verbaasde er mezelf, want in de eerste ronde lag ik er bijna uit – ik moest een paar matchpunten van mijn tegenstander wegwerken. Daarna heb ik hard moeten werken om een hoge constante in mijn prestaties te leggen. Pas nu slaag ik daar ongeveer in. Af en toe een uitschieter in positieve zin kan nog, maar lager zak ik niet meer.

Hebt u nooit gedacht : ik blijf hangen ?

Nee, omdat ik rustig mijn tijd nam om te groeien. Ik moet dat ook doen. Ik ben geen Hingis die geboren is om te tennissen en heel snel naar de top groeide. Ik evolueer langzaam. Ook al vertoon ik perfectionistische trekjes en erger ik me wel eens als iets niet onmiddellijk lukt. Daarmee zet je extra druk op jezelf, terwijl je jezelf in zo’n groeiproces net tijd moet geven.

Vorig jaar werd in eigen land veel van u verwacht. U was favoriet om Roland Garros te winnen. Hoe voelt het dan om in de eerste ronde te sneuvelen ?

Ik heb dat slecht verwerkt. Ik zat echt in de put. Meteen na het toernooi ben ik gevlucht naar een stille plek waar ik helemaal tot rust kon komen. In Zuid-Frankrijk moest ik alles van me afzetten. Dat ging moeizaam, het duurde toch een maand of drie voor ik er helemaal overheen was. Ik had me niet laten opjagen door de media, het was mijn eigen fout. Ik had al die druk op mezelf geladen, omdat ik veel van dat toernooi verwachtte. De weken daarvoor was ik écht in vorm, het leek me het moment om mijn slag te slaan.

U bent nu de onbetwiste nummer één in Frankrijk. In België hebben we twee meisjes die het gewicht van die druk een beetje kunnen verdelen. In welke situatie zit u het liefst ?

Die van mij. Tauziat is gestopt, Testud stopt dit jaar. Laat ik het heel egoïstisch zeggen : ik ben blij dat ik de Franse nummer één ben en rustig mijn ding kan doen. Het is een aangenaam gevoel dat een heel land me volgt. Ik lig er zeker niet van wakker, het zet geen extra druk. Alleen voor de Federations Cup, de nationale ploeg, ben ik graag door wat extra kwaliteit omringd.

Dit jaar zei u vlakaf : ik word nummer één in de wereld. Dat is pas ambitieus.

Ik heb dat niet zomaar gezegd, ook al weet ik dat het niet makkelijk wordt en het misschien niet meteen lukt. Maar ik voel me er klaar voor. Ik wil een doel en ik weet dat ik alles doe om het te bereiken. On verra, inch’allah.

Wat scheidt u nog van de eerste plaats ?

Een constante in mijn tennisniveau, de mentale vechtlust om altijd meer te willen en me nooit verloren te geven. Stilaan komt dat. Het kan dat ik dit jaar mijn doel bereik, maar lukt het me niet, dan geef ik mezelf nog een paar jaar.

Is tennis alles voor u ?

Ik heb nog een leven naast het tennis, maar ik geef wel toe dat ik zonder tennis niet zou bestaan. Tennis is op dit moment voor mij van levensbelang. Dat betekent niet dat ik me als mens maar zo goed voel als mijn plaats op de wereldranglijst aangeeft.

U zegt : ik ben geen geboren tennister, zoals Hingis. Hoe bent u dan in die sport beland ?

Puur toeval. Door in 1983 op tv Yannick Noah Roland Garros te zien winnen, ook al was ik toen pas vier. Na dat toernooi speelde ik thuis tennis, tot mijn ouders me in de plaatselijke tennisclub inschreven. Daar ontdekte de Franse tennisfederatie me op mijn elfde. De rest is geschiedenis.

door Geert Foutré,

“Het duurde drie maanden voor ik mijn uitschakeling op Roland Garros verteerd had”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content