THE ARTIST (VOORDIEN BEKEND ALS PETER SAGAN)

© BELGAIMAGE

Hoewel hij vaak de tol betaalt voor zijn supermangenen, zoals in Sanremo en Wevelgem, heeft Peter Sagan op zijn 27e al een uitpuilend palmares. Hoe uitzonderlijk is het Slovaakse fenomeen en hoelang kan/zal hij dat nog blijven? Een analyse.

‘In de heuvelzone moest ik denken aan Frans Verbeeck, die ooit zei dat Eddy Merckx vijf kilometer per uur te rap reed. Wel, dat gevoel had ik bij Peter Sagan.’ Aldus sprak Sep Vanmarcke na de Omloop Het Nieuwsblad op de radio. Een van de vele superlatieven waarmee de Slovaakse goudklomp de jongste weken werd opgeblonken. Greg Van Avermaet noemde hem ‘de Merckx van zijn generatie’, Francesco Moser omschreef hem als ‘een combinatie van Roger De Vlaeminck en Beppe Saronni‘ en volgens Filippo Pozzato is Sagan zelfs de sterkste renner óóit. ‘Omdat er nooit zo veel toprenners geweest zijn – uit zo veel verschillende landen – en Peter die allemaal, van klimmers tot sprinters, op hun terrein klopt.’

Houden die vergelijkingen steek? Laten we puur naar de cijfers kijken: de vroegrijpe Sagan, bezig aan zijn achtste profseizoen, telt nu 92 zeges, op een leeftijd van pas 27 jaar en 2 maanden. De kaap van de 50 overwinningen had hij al gerond op 23 jaar, 5 maanden en 10 dagen. Rapper dan alle hedendaagse toppers: Mark Cavendish was toen 24 jaar, 3 maanden en 17 dagen oud, Tom Boonen 25 jaar, 7 maanden en 11 dagen. Even straf wordt het verschil als Sagan zijn 100e zege behaalt – wellicht al dit jaar, op zijn 27e en x maanden. Cavendish was toen, op enkele dagen na, 28 jaar, André Greipel en Boonen goed 31, en Alejandro Valverde onlangs al bijna 37.

Niet verwonderlijk dus dat Sagan, sinds hij in 2010 op zijn bijna 20e prof werd, 17,61 procent van zijn ‘gewone’ koersen in lijn won (exclusief eindklassementen van rittenwedstrijden en tijdritten), met een piek van net geen 25 procent in 2013 (21 zeges op 88 wedstrijddagen). Nog straffer, het aantal podiumplaatsen van The Hulk: 78 keer tweede, 35 keer derde. Samen met 92 overwinningen goed voor 205 keer top drie. En dat op in totaal 556 competitiedagen, of een podiumpercentage van 36,87 procent. Reken je de topdrieplaatsen in eindklassementen en tijdritten niet mee, dan stijgt dat zelfs naar 39,68 procent. In net geen 4 op de 10 ‘gewone’ wedstrijden stond Sagan dus op het podium. Ter vergelijking: Boonen raakte in 2006, zijn béste seizoen (qua kwantiteit), aan 39,02 procent.

ROYAL FLUSH

Niet alleen kwantitatief, ook kwalitatief is het palmares van de Slovaak op zijn leeftijd uitzonderlijk. Leg je dat naast de erelijsten van de succesvolste eendagsrenners van de laatste dertig jaar (Sean Kelly, Laurent Jalabert, Johan Museeuw, Michele Bartoli, Andrea Tafi, Andrei Tsjmil, Peter van Petegem, Oscar Freire, Paolo Bettini, Erik Zabel, Fabian Cancellara, Philippe Gilbert, Tom Boonen…), toen zij 27 jaar en 2 maanden oud waren, dan zie je alléén Boonen (qua kwaliteit) ongeveer op gelijke hoogte staan (zie kader).

Kelly en Museeuw, twee van de grootste klassieke coureurs ooit, wonnen als laatbloeiers bijvoorbeeld hun eerste monument (van de respectievelijk 9 en 6 stuks) pas halfweg hun 27e levensjaar. Alleen Freire (2x) en Boonen (1x) hadden dan ook al een regenboogtrui in de kast hangen. Gilbert (1x) en Bettini (2x) zouden die, als enigen van bovenstaand lijstje, pas op latere leeftijd aantrekken (respectievelijk op hun 30e, 32e en 33e)

Ga je nog verder terug in het verleden – en dan wordt vergelijken, wegens nog meer verschillende tijdperken, steeds moeilijker – dan bots je op de drie grootheden die Milaan-Sanremo, de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken-Luik en de Ronde van Lombardije wonnen: Rik Van Looy, Eddy Merckx en Roger De Vlaeminck (in totaal respectievelijk goed voor 8, 19 en 11 zeges in die monumenten). Vooral de erelijst van de laatste twee (op hun 27e) overtreft die van Sagan ruimschoots – we zullen u de opsomming besparen.

Nuance: de teller van de Borarenner staat, naast twee wereldtitels en vijf groene truien, voorlopig op slechts één monument, maar op zijn 27e kan hij binnen de elf dagen een tweede keer de Ronde en een eerste maal Parijs-Roubaix afvinken. Dat hij (met iets meer koelbloedigheid) in beide kasseiklassiekers en ook in Milaan-Sanremo (tot dusver twee keer 2e en twee keer 4e), ooit één of meerdere keren zal triomferen, is alvast geen gok waar u veel geld aan zult verdienen.

Minder kans heeft Sagan om de winnende kaart in Luik-Bastenaken-Luik en de Ronde van Lombardije te trekken. Toch lijkt dat – afhankelijk van het (dikwijls gewijzigde) parcours van beide klassiekers – allerminst onmogelijk. Dat bewees hij in de jongste Tirreno-Adriatico door in de rit naar Fermo, met hellingen tot 22 procent en ruim 3000 hoogtemeters, als enige klassieke coureur bij de klimmers te blijven én hen te kloppen in de sprint. Gemiddeld gewicht van de top tien (met onder meer Pinot, Mollema, Quintana…) behalve hijzelf: 66,44 kg. Sagan weegt, op zijn scherpst, 77 kg…

Volgens Sagans coach Patxi Villa heeft zijn poulain alleszins het potentieel om ooit de monumentale royal flush in de hand te hebben. Als eerste renner, samen met zijn grote rivaal Greg Van Avermaet (zie kader), die daartoe in staat lijkt te zijn sinds Sean Kelly, de Ier die door drie tweede plaatsen in de Ronde van Vlaanderen daar net niet in slaagde. Voor de Belg wordt dat, op zijn bijna 32e, echter ook (zeer) moeilijk, Sagan heeft op zijn 27e wel nog tijd. Dat kan echter alleen als hij op de twee klimklassiekers focust. En (in het voorjaar) dus de Ronde en Roubaix links laat liggen. Voorlopig echter geen optie: de Slovaak vindt Luik-Bastenaken-Luik een oersaaie race, véél liever leeft hij zich uit in de meer geanimeerde kassei/sprintkoersen – dé brandstof die zijn achtcilindermotor doet draaien. Bovendien wil hij, meer dan hij toegeeft, de records van Boonen en Cancellara in die wedstrijden evenaren of verbeteren. Al zal Peter De Grote dan stilaan wel meer ereplaatsen voor zeges moeten inwisselen.

Van één record lijkt hij nu al (bijna) zeker: dat van het aantal groene truien in de Tour. Nog eentje en hij komt met zes op gelijke hoogte van Zabel, die op zijn 27e ‘slechts’ twee maillots verts had gewonnen. Misschien raakt Sagan, door zijn vast abonnement (vijf in vijf Tourdeelnames), zelfs aan tien, als het puntensysteem niet drastisch verandert.

Ook het recordaantal wereldtitels – drie, op naam van Alfredo Binda, Rik Van Steenbergen, Eddy Merckx en Oscar Freire – lijkt in gevaar. Met heuvelachtige parcoursen in Bergen (2017) en Yorkshire (2019) krijgt The Terminator binnen de drie jaar al twee uitgelezen kansen om vier regenboogtruien te veroveren – alleen Innsbruck 2018 (te vergelijken met een zware bergrit) wordt allicht te zwaar.

HOUDBAARHEIDSDATUM

De vraag is: hoelang kan Sagan dit uitzonderlijke niveau fysiek aanhouden? Zijn trainer Patxi Vila heeft daarover een theorie: renners presteren maximaal tien à twaalf jaar op topniveau. Daarna vallen ze, op een uitschieter na, onvermijdelijk terug. Een stelling die opgaat voor Boonen (podium in Parijs-Roubaix 2002, laatste grote zeges in 2012) en Cancellara (Tourproloog 2004, olympisch kampioen tijdrijden 2016). Maar ook voor Museeuw (twee Tourritten 1990, laatste Parijs-Roubaix 2002) en zelfs voor Merckx (eerste en laatste triomf in Milaan-Sanremo 1966-1976). Aangezien Sagan in 2010 op zijn twintigste al ritten in Parijs-Nice en de Ronde van Californië won, zou zijn houdbaarheidsgrens in 2022 moeten liggen. Of dat ook voor een fenomeen als hij geldt, zal moeten blijken.

Nog meer dan het fysieke aspect is echter vooral de vraag of Sagan tot dan (of later) zijn hectische leven en de zware trainingen mentáál zal kunnen opbrengen. Voorlopig lijkt dat geen probleem. Daarbij komt zijn zorgeloosheid van pas. Druk, de status van topfavoriet: het glijdt van hem af zoals een eitje van een Teflonpan. Alleen een nederlaag kan soms zuur smaken. Na de jongste Primavera kon hij die direct doorspoelen, na Gent-Wevelgem bleef die zichtbaar langer plakken. Steeds meer botst Sagan immers op Niki Terpstra’s die (logischerwijs) van zijn superioriteit proberen te profiteren – zijn grootste irritatie. Zoals hij ook liet blijken na de EnecoTour van 2016, die hij verloor van, jawel, Terpstra.

Fun staat immers voorop, in en naast de koers. En zolang de Slovaak zijn met goud belegde benen in een plezierbad kan onderdompelen, zal zijn motivatievat niet leeglopen. Volgens coach Patxi Vila (een ex-renner die nota bene ooit 18 maanden geschorst werd wegens een te hoge testosteronwaarde – het gevolg van ‘een vervuild voedingssupplement’), is de wereldkampioen dit jaar zelfs nóg meer gedreven dan in 2016. De Spanjaard blijft zijn poulain ook continu prikkelen met nieuwe trainingselementen, of met quotes: ‘De uitdaging is om steeds beter te worden, zelfs als je de beste bent.’

Anderzijds verstaat Sagan de kunst om te balanceren op de koord van focus en ontspanning. ‘Té veel aan wielrennen denken is het minste van mijn problemen.’ Urenlang filmpjes en grafieken van parcoursen bestuderen, oeverloos palaveren over tactiek: niets voor hem. Op de momenten dat er geen Paterbergen en wattages door zijn hersenen kronkelen, laat hij zich bovendien – voor zover bekend – niet verleiden tot cocaïnelijntjes of andere uitspattingen. Een barbecue, een ritje met zijn Harley, motorcrossen met zijn broer, als een barista cappuccino’s maken: Sagan ontspant zich met de ‘gewone’ dingen des levens. Want hij is een eenvoudige kerel die meer van de stilte dan van de spotlights houdt, zeggen de mensen uit zijn entourage. Ondanks de miljoenen op zijn bankrekening en de wereldwijde adoratie vastgespijkerd op de grond. Mede dankzij zijn vrouw Katarina, die een grote impact heeft op Peters evolutie van jonge lolbroek tot een (iets) serieuzere volwassen man.

SAGANISME

Sagan leeft in het nu en wil niet te veel plannen, beklemtoont hij zelf vaak. Over zijn droom om een wielerlegende te worden spreekt zich hij opvallend bescheiden uit. Anderzijds brandt die ambitie, dat zegevuur heel hard. ‘De dag dat Peter niet meer gelooft dat hij kan winnen, stopt hij’, zegt zijn rechterhand Gabriele Uboldi.

De Slovaak haat het wel om de nieuwe Merckx, Kelly of Boonen genoemd te worden, hij wil van zijn eigen naam een begrip maken. Geen merckxisme maar saganisme. ‘Ik hecht veel belang aan geschiedenis. Kijk eens in alle domeinen hoeveel mensen er lang na hun dood herinnerd worden omdat ze iets deden wat een ander niet deed.’ Dáárom ontkiemde bij hem en Patxi Vila het plan om in Milaan-Sanremo te demarreren op de Poggio en in de regenboogtrui alléén naar de Via Roma te stormen. Zoals Saronni, de laatste wereldkampioen die La Classicissima won, of zoals Merckx meermaals deed.

Sagan en Vila willen het wielrennen naar zijn essentie terugbrengen, weg van de boekhoudsport die het de laatste jaren te veel was. Door, zoals in 2016, zelfs in een voorspelbare, saaie, vlakke Tourrit met Chris Froome weg te knallen. Waarop hij na de finish zei: ‘Today we were not actors, we were artists.’ Zo beschouwt Sagan zichzelf: niet als een gewone kampioen, maar als een artiest, op én naast de fiets uniek in zijn soort. Niet toevallig citeerde hij vorig jaar wijlen Nirvanazanger Kurt Cobain: ‘Ze lachen met mij omdat ik anders ben. Ik lach met hen omdat ze allemaal hetzelfde zijn.’

Met zijn bijna buitenaardse exploten – al leek Sagan in Gent-Wevelgem weer even menselijk toen hij het gat op Van Avermaet en Keukeleire niet dicht kreeg – wil de Slovaak het pantheon van de allergrootsten betreden. En, extra ondersteund door een marketing- en-socialemediateam, mensen entertainen. Meer dan om de x klassiekers, groene en regenboogtruien die hij op het einde van zijn carrière gewonnen of zelfs nipt verloren zal hebben, zullen fans hem vooral om dat laatste herinneren: als The Artist, voordien bekend als Peter Sagan. De Prince van zijn generatie.

DOOR JONAS CRETEUR – FOTO’S BELGAIMAGE

Peter Sagan wil van zijn eigen naam een begrip maken. Geen merckxisme maar saganisme.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content