Tien op een rij voor BC Oostende

© belgaimage

Een moedig Mons maakte het hen knap lastig, maar toch pakte BC Oostende zijn tiende opeenvolgende landstitel. En dat met een halve ploeg tieners.

Als de nervositeit van Oostendecoach Dario Gjergja langs de lijn een graadmeter is voor het niveau van de tegenstand, dan was Mons een zeer te duchten opponent in deze finales. Ondanks de uiteindelijke 3-1 in die onderlinge finalereeks zagen we de Kroatische succescoach van BCO constant briesen tegen zijn spelers, trappen op stoeltjes en ruzie zoeken met Jan en alleman. Het is de enige smet op verder weer een excellent jaar voor de kustploeg: het agressieve gedrag van Gjergja (tijdens wedstrijden) mag zo stilletjes aan evolueren naar meer goed burgerschap.

Zo, daarmee is dat gezegd, want voorts verdienen Gjergja en BCO niets anders dan lof. Met minder budget en nog meer jong geweld op het parket wist het ook dit seizoen weer te domineren en een tiende landstitel op rij te veroveren. Zelfs een coronaplaag (acht spelers besmet) vlak voor de start van de play-offs, of het uitvallen van titulariscenter Thomas Welsh halfweg het seizoen, kon hen niet afstoppen.

Waar Oostende aan het begin van dit gouden decennium, in 2011 alweer, nog kon bogen op flink wat grote namen, uit binnen- én buitenland, is dat anno 2021 helemaal anders. Ingegeven door de tanende populariteit van onze Belgische basketbalcompetitie en de daaraan gekoppelde financiële inkrimpingen, remodelleerde BCO zichzelf tot een heuse talentenfabriek. Het straffe is dat ze ondertussen prijzen blijven pakken. Ook dit jaar weer de dubbel, want in maart werd ook al de Belgische beker veroverd, de zevende in tien jaar.

En dat dus met een ploeg waarin geregeld drie tieners samen op het veld stonden: de Nederlandse spelverdeler Keye van der Vuurst-de Vries, de Servische vleugelspeler Mario Nakic en de Senegalese springveer Amar Sylla. Alle drie amper negentien jaar. Tel daar nog de jonge Belgische twintigers bij – Servaas Buysschaert, Simon Buysse, Haris Bratanovic – en dan besef je: dit is eigenlijk een belofteteam.

Dat Oostende er in slaagde Mons af te houden, heeft te maken met coach Gjergja en de uitgebalanceerde kern.

Dat Oostende er toch in slaagde een stevig en ervaren Mons af te houden, heeft te maken met de kunde van coach Gjergja en met de uitgebalanceerde kern. Jongeren omringd door mannen die vertrouwd zijn met onze competitie: de Belgian Lions Loïc Schwartz (verkozen tot MVP van het seizoen, van de bekerfinale én van de titelfinale), Pierre-Antoine Gillet, Olivier Troisfontaine, Jean-Marc Mwema. Met als klapstuk natuurlijk de grote generaal, Dusan Djordjevic. Al tien jaar het verlengstuk van Gjergja. 38 jaar ondertussen en minder minuten op het veld, maar nog steeds bepalend op de grote momenten. Net zoals in deze finalereeks.

Want Mons kwam er dichtbij. Steunend op zijn sterke Amerikaanse viertal Jabril Durham, Auston Barnes, Arik Smith en Skylar Spencer dreef het Oostende tot het uiterste. Elk van die nederlagen in de finale had evengoed anders kunnen uitdraaien, alleen faalde Mons op de cruciale momenten. Tegenstander Djordjevic zwaaide met lof: ‘Proficiat aan Mons, dat het ons heel moeilijk maakte. Ze waren de hele finalereeks fysiek sterk. Daardoor waren het niet de mooiste wedstrijden, maar wel heel intens.’ Ploeggenoot Mwema beaamde de woorden van zijn kapitein: ‘Wij hadden meer ervaring met dit soort momenten en beschikten over een bredere kern. Die details gaven uiteindelijk de doorslag. Want met dit Mons was je nooit klaar, ze kwamen altijd terug.’

Monscoach Vedran Bosnic verdient een pluim voor de manier waarop hij met een beperkte kern dit Mons een heel seizoen op hoog niveau liet presteren. Enige kanttekening: de Belgische inbreng was bij Mons wel heel beperkt in de play-offs. Volgend jaar beter?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content