Sinds twee jaar verdeelt Nicole Van Riel haar tijd tussen een advocatenpraktijk, het voorzitterschap bij derdeklasser FC Cappellen en haar huishouden (in die volgorde). Niet simpel, maar moeilijk gaat ook.

Het stadionnetje van de Antwerpse derdeklasser FC Cappellen heet nog altijd Louis Lucasstadion, en niet Nicole Van Rielstadion. “Zover hoeft het niet te komen”, antwoordt Nicole Van Riel op de vraag of ze al van Teresa Rivero had gehoord, de voorzitster van de Madrileense eersteklasser Rayo Vallecano van wie de naam wél boven de hoofdingang van het stadion pronkt. “Ik volg het internationale voetbal niet, laat staan dat ik die mevrouw zou kennen. Ik ben er ook veeleer toevallig ingerold, toen acht jaar geleden de toenmalige gerechtigde correspondent van Cappellen die taak niet langer aankon en ik het overnam. Mijn man zaliger, Hugo Van Reybroeck, zat toen in de raad van bestuur van de club. Dat maakte het niet zo moeilijk om die stap te zetten.

“Cappellen was toen een degelijke tweedeklasser en behoorlijk gestructureerd. Ik heb er die eerste jaren heel wat geleerd, maar vooral ook veel vergaderd met de voetbalbond. Beetje bij beetje vond ik mijn weg en toen Jacky Buchmann mij twee jaar geleden vroeg hem als voorzitter op te volgen, had niemand daar bezwaar tegen. En zelf wilde ik mijn kop niet in het zand steken. Bovendien was mijn echtgenoot nog niet lang dood en had ik behoefte aan sociale contact. Ook dat heeft mijn beslissing enigszins beïnvloed. Ik heb ook nooit negatieve geluiden gehoord, ook niet bij de spelers, over het feit dat de voorzitter van de club een vrouw is club. Vooral met aanvoerder en doelman Kurt Stoops heb ik een zeer goed contact.”

Uit een voetbalfamilie komt ze niet, maar haar man speelde wel bij een clubje in het Katholiek Sportverbond toen ze hem leerde kennen. Ze ging vaak naar de wedstrijden kijken, al kon het voetbal op zich haar maar matig boeien. Ook nu, na bijna acht jaar actieve betrokkenheid in de club, voelt Nicole Van Riel zich nog altijd geen voetbaldier. Mondjesmaat leerde ze de spelregels kennen, maar de finesses van de sport hebben voor haar nog heel veel geheimen.

“Ik ben dan ook vooral geïnteresseerd in en bezig met alles wat er naast het veld gebeurt. Financiën, organisatie, transfers, contacten met de voetbalbond, de concurrentie… Met de ploegopstelling hou ik me hoegenaamd niet bezig. Daar zijn onze trainer Stany Gzil en manager Roger Brouwers voor. Maar mijn interesse blijft gestaag groeien. Vroeger was mijn maandagkrant op tien minuten gelezen, nu duurt het al wat langer. Ik kijk nu veel meer naar de uitslagen in de andere reeksen, volg wie er overal gescoord heeft, welke spelers eventueel voor ons in aanmerking zouden komen…”

Over de jeugdwerking bij Cappellen hoeft Nicole Van Riel zich niet te bekommeren. “Die is zo goed gestructureerd,” zegt ze, “dat ik mij daar hoegenaamd geen zorgen hoef over te maken. Voor een club als de onze, die een degelijke derdeklasser wil blijven, is de jeugd het allerbelangrijkste. Aan ligavoetbal denken wij niet langer. Dat is overigens niet meer haalbaar als je ziet welke extra verplichtingen dat allemaal met zich meebrengt. En dat voor nauwelijks méér toeschouwers dan waarmee we nu onze tribune vullen : dat zijn er gemiddeld zo’n driehonderd betalende. We hebben wel een mooi stadionnetje, maar het zou toch heel wat aanpassingen vergen om voor tweede klasse in aanmerking te komen. Voor provinciale is het echter te fraai, en dus is in derde blijven onze enige ambitie.

“We zijn een gezonde onafhankelijke club die op dit niveau kan blijven leven. Aan een fusie met zeg maar Wuustwezel uit bevordering, wordt niet gedacht. We zijn zelfstandig leefbaar. De buitenlandse spelers, die te zwaar begonnen te wegen op het budget, zijn nagenoeg allemaal verkocht. Met Cisse Severeyns en Stephan Van der Heyden hebben we twee ex-toppers uit eerste klasse rondlopen, die wel financieel haalbaar zijn. Maar de kwaliteit van de jeugd zal de toekomst van deze club verder bepalen. Helaas kan ik zelden of nooit naar jeugdwedstrijden gaan kijken. Daarvoor kom ik echt tijd te kort.

“Zestig procent van mijn tijd gaat naar mijn job als juriste, dertig naar het voetbal en tien naar het huishouden. Ik heb drie kinderen, van wie nog één dochter thuis woont. Zij vindt dat ik echt te veel tijd aan het voetbal spendeer. Daarnaast zit ik ook alleen op kantoor, zonder extra hulp. Dus als ik me een week te veel op het voetbal concentreer, blijft er een week werk op mijn bureau liggen, en omgekeerd. Ik moet daar nog de juiste balans in vinden. Ik maak ook niet langer alle verplaatsingen mee. Maar als we thuis spelen, ben ik uiteraard wel paraat, vaak al van twaalf uur ’s middags. Na de wedstrijd ben ik ook niet te beroerd om mijn handen uit de mouwen te steken en een handje in de kantine te helpen. Bij enkele spelers van Berchem Sport wekte dat grote verwondering, maar na een wedstrijd sta ik nu eenmaal net zo graag achter de toog als op de receptie.

“Hoelang ik dit nog wil blijven doen ? Tot er iemand opstaat en zegt : ‘Laat het maar aan mij over’. Ik zou dat nooit als een persoonlijke nederlaag beschouwen. Het voetbal mag wegvallen van mij, al begin ik er toch meer en meer van te genieten. Zo zag ik op het laatste WK een wedstrijd van de Rode Duivels. Een fantastische sfeer in een heel mooi stadion. En als onze ploeg scoort, krijg ik ook een kick : dat gevoel zou ik eigenlijk niet willen missen. Maar zoals gezegd : ik ben nog maar twee jaar voorzitter, da’s dus nog wat te vroeg om al over stoppen te spreken.”

door Stefan Van Loock

‘Ik ben vooral geïnteresseerd in alles wat er náást het veld gebeurt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content