Na een veelbelovende voorbereiding nemen de nationale volleybalvrouwen vanaf vrijdag deel aan de EK-eindronde. Bondscoach Gert Vande Broek vertelt u in zes antwoorden wat u moet weten over de Yellow Tigers en het Belgische damesvolleybal.

Hoe verklaar je het huidige succes van de Yellow Tigers? Gert Vande Broek: “Ten eerste is er het engagement dat de laatste jaren bij de speelsters is gegroeid om te spelen voor het nationale team. Bij de nationale selectie heb je in tegenstelling tot bij clubs geen contracten waaraan je mensen kan verbinden. Je moet de identificatie met het project proberen op te bouwen. In het verleden was er altijd wel een aantal mensen geëngageerd, maar nooit een hele ploeg. Als het goed liep, kwam iedereen, maar als het minder ging, haakten er veel af. Nu is er bij alle speelsters een enorme bereidheid en betrokkenheid. De belangrijkste les die we trokken uit de vele afzeggingen was dat we opnieuw van start moesten gaan met een heel jonge groep. Daarom heb ik als bondscoach eerst het EK voor junioren in Italië mee begeleid. Uit dat team komen heel wat meisjes die deel uitmaken van onze huidige kern.

“Een tweede verklaring is dat we nu over voldoende mensen beschikken die professioneel met volleybal bezig zijn, die met andere woorden ook tijd hebben om in het tussenseizoen ruim honderd dagen aan hun sport te spenderen. De eerste jaren hebben we geïnvesteerd in trainingen. We speelden alleen de officiële kwalificatietoernooien om daarnaast vooral hard te trainen om zo stelselmatig beter te worden. Pas dit jaar hebben we het aantal wedstrijden echt opgeschroefd.”

Zie je het, wat dat professionalisme betreft, als een groot voordeel dat veel speelsters in het buitenland volleyballen?

“Het is geen kwestie van voor- of nadeel. Het is op dit moment gewoon een noodzaak om onze programma’s te kunnen afwerken. Anno 2013 is er helaas geen enkele Belgische damesvolleybalclub die financieel in staat is om meerdere speelsters een voltijds professioneel contract aan te bieden. Als je internationaal wilt meedraaien, dan moet je met professionals werken. Bij de nationale ploegen van Italië, Polen, Servië, Rusland, Duitsland – noem maar op – kom je geen amateurs tegen.”

Positieve kentering

Waar staat de Belgische competitie in vergelijking met andere landen en hoe kan de kloof met de toplanden verkleind worden?

“Eind jaren negentig, begin jaren tweeduizend zorgden buitenlandse speelsters, vooral uit het Oostblok, voor een surplus. Nadien kozen clubs, ook vanwege financiële omstandigheden, meer en meer voor speelsters van eigen bodem. We kenden daardoor een terugval, maar stilaan wordt de Belgische competitie toch weer sterker. Ten opzichte van bijvoorbeeld de Turkse, Poolse of Italiaanse competitie hebben we nog een achterstand. De kentering die de laatste jaren is gekomen naar een homogener niveau, vind ik echter heel positief. De ploegen vier tot zeven zoeken aansluiting bij de top, wat de spankracht en bijgevolg de attractiviteit van onze competitie ten goede komt.

“Om de kloof te verkleinen, is er nood aan meer professionalisme en op dat vlak merk ik ook een grote vooruitgang bij een aantal clubs, die het trainingsregime drastisch hebben verhoogd. Daardoor komen er meer talenten bovendrijven, waar wij mee de vruchten van plukken. Voor de toekomst ben ik dan ook optimistisch gestemd. Ik geloof er rotsvast in dat het succes van de nationale ploeg dan weer een aanzuigeffect kan hebben, voor een impuls kan zorgen, bij de clubs.

“Over een hervorming van de competitie, bijvoorbeeld een samenwerking met Nederland, is al veel gezegd en geschreven. Ik vind het geen noodzaak, maar ik ben zeker ook geen tegenstander van een BeNeliga. Voor het zover kan komen, moet er hoe dan ook een grotere consensus over bestaan.”

Volleybal, ook bij de vrouwen, is in België traditioneel een Vlaamse aangelegenheid. Zie je daar verandering in komen?

“Er is een, zij het slechts kleine, evolutie merkbaar. Charleroi was lang de enige Waalse club, waar bovendien veel Vlaamse en buitenlandse speelsters actief waren en nog steeds zijn. Volgend seizoen komt er met het Henegouwse Farciennes een tweede Waalse club. Met Caroline Laforge hebben we dit jaar ook een Waals meisje in onze ruime selectie ondergebracht. Ze combineert volleybal echter met studeren. Omdat ze op een bepaald moment de voorrang moest verlenen aan haar studie, is ze uit de kern gevallen. Ik ben er nochtans van overtuigd dat er meerdere Waalse speelsters in aanmerking kunnen komen voor de nationale ploeg. Als bondscoach zou ik uiteraard niet liever hebben dan dat de rekruteringsbasis zich uitbreidt naar het zuiden van het land.”

Cruciale openingswedstrijd

Na de uitstekende resultaten in de European League – met een finaleplaats en poulewinst tegen onder meer Europees kampioen Servië en vicekampioen Duitsland – zijn de verwachtingen van de buitenwereld toegenomen. Hoe schat je de kansen van jouw Yellow Tigers in?

“Mijn verwachtingen zijn net als die van de speelsters realistisch. De eerste wedstrijd wordt meteen een cruciale, maar ook een erg moeilijke. Wij hebben ons voor dit EK geplaatst na een felbevochten strijd met Frankrijk, met de hakken over de sloot zeg maar. Het zou daarom arrogant en dom zijn om die tegenstander te onderschatten. Tegen Zwitserland moeten we in staat zijn om te winnen en vervolgens krijgen we de ploeg met het grootste palmares van Europa voor de voeten geworpen. Italië is zonder twijfel favoriet in onze poule. Onze doelstelling is de tweede plaats. Daarna krijgen we sowieso een loodzware opdracht. Niemand zal ontkennen dat we bij een play-off uitkomen tegen een ploeg uit de sterkste poule. Wij zijn apetrots dat we door onze finaleplaats in de European League een plaatsje veroverd hebben in de World Grand Prix. Welnu, de teams die wij kunnen treffen, zitten al jaren in dat Grand Prixcircuit. Ze hebben al veel meer kilometers op hun teller staan qua internationale wedstrijden. We stellen ons dus niet overdreven bescheiden op als we ons underdog noemen in een confrontatie met Polen, Servië of Bulgarije. Je kan er daarnaast evenmin naast kijken dat wij de jongste ploeg zullen zijn van het EK.

“De kans dat het voor ons stopt in de play-offs is zeer reëel, maar het is niet langer zo dat we per definitie kansloos zijn tegen die landen. Het is ook moeilijk om te zeggen welke plaats we ambiëren, want in die fase met rechtstreekse uitschakeling maakt één wedstrijd winnen of verliezen vier plaatsen verschil uit in de ranking.”

België heeft – zoals je al aangaf – een zeer jong team. Er is met andere woorden nog progressiemarge. Hoe ver kan deze nationale ploeg de komende jaren komen?

“In de eerste plaats ben ik bijzonder blij dat we ons gekwalificeerd hebben voor de World Grand Prix. Door tegen toplanden te volleyballen, kunnen we alleen maar verbeteren. Als het over toekomstige ambities gaat, heeft iedereen altijd de mond vol over de Olympische Spelen. In januari komt eerst nog het WK-kwalificatietoernooi. We zijn natuurlijk afhankelijk van de loting, maar als die niet tegenvalt, is het onze doelstelling om de WK-eindronde te halen. Een erg belangrijk doel is ook het EK in 2015, dat deels in eigen land zal plaatsvinden. Daar zullen we onze lat al wat hoger durven te leggen en resoluut voor top zes gaan. Vanaf 2015 moeten we op volle toeren draaien en zo lang mogelijk in de running blijven voor deelname aan de Spelen in Rio. Lukt het, dan is dat fantastisch. Lukt het niet, dan krijgen we nog een kans in 2020. Pas dan is deze groep, aangevuld met enkele jongeren, in theorie op zijn sterkst.”

door roel van den broeck

“We willen zo lang mogelijk in de running blijven voor Rio, maar pas in 2020 zal deze groep op zijn sterkst zijn.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content