In de aanloop naar het WK neemt Sport/Voetbalmagazine u elke week mee in de wondere wereld van een Rode Duivel. Vandaag: Timmy Simons (37), die zijn eerste stappen op een voetbalveld zette zonder dat pa het wist.

Amai, jouw kleine kan nogal sjotten.” “Hoe bedoel je? Heb je hem in onze hof zien voetballen dan?” “In de hof? Maar neen. Weet jij van niks?”

Neen, hij wist dus van niks, Paul Simons. Lang was hij zich niet bewust van het feit dat zijn zoon voetbalde. Niet dat hij tegen voetballen was, de handelaar in ramen en deuren uit Rillaar, niet zo ver van Scherpenheuvel. Hij had zelf nog gevoetbald, bij provincialer Tielt Sport, en later bij Standaard Schoonderbuken. Spits was hij, tot rugproblemen hem verplichtten zijn schoenen aan de haak te hangen. Paul was toen nog maar 21.

Zijn zoon had in de tuin een doel staan en voetbalschoenen gekregen. Naast het huis was een braakliggend veldje, waar ze ook weleens op sjotten. En dus dacht Paul dat men Timmy daar aan het werk had gezien, want bij een club was de jongen niet aangesloten. Dat vond vader maar niks. Dan zou zijn zoon definitief aan een club vastzitten – zo ging dat nog in die tijd. Toen de mensen hem aanspraken over de twee mooie doelpunten die ze Timmy hadden zien maken, wist Paul dat er iets niet klopte.

Op een zaterdag merkte hij dat zijn zoon zijn voetbalschoenen pakte en stiekem het huis uit sloop. Een tijdje later trok hij zelf naar het veld van FC Rillaar en daar zag hij zijn zoon bezig. Zonder aangesloten te zijn. En zijne kleine kon inderdaad nogal sjotten. Scoren zelfs, tot twee keer toe.

“Wie is dat manneke?”, vroeg de trainer van tegenstander Assent.

Niemand antwoordde. Dat manneke had immers geen lidkaart van de ploeg en ze wilden de punten niet kwijt. Paul vluchtte zelf ook gehaast weg. Thuis wachtte hij Timmy op. Een straf volgde er niet, wel moest hij van ploeg veranderen. Paul trok met Timmy naar Klein Kempen Bekkevoort, een ploeg uit het liefhebbersverbond. Zo zou zijn zoon zijn vrijheid behouden. Twee jaar later sloot hij zich toch aan bij de KBVB, bij Assent. En toen dat met Diest fusioneerde, kwam Timmy Simons in het Warandepark terecht. Op één voorwaarde: dat hij een vrije transfer kreeg als er zich een andere club meldde.

Pinten en de eerste kus

Er liep in die tijd in huize Simons veel bekend volk rond. Mark Volders onder meer, leeftijdgenoot en ploegmaat in de jeugd en later ook in de eerste ploeg. Lief en leed deelden ze samen, de eerste avondjes uit, wat pinten, een degradatie uit tweede klasse. Volders: “Daarna voetbalden we nog twee jaar samen in derde klasse. Toen Timmy naar Lommel ging, haalde Fons Rooms, de trainer van de eerste ploeg, hem van het middenveld naar de verdediging. Op die positie is hij de eersteklassers beginnen op te vallen. Door zijn zuivere spel, nooit een kaart. Ik ga eerlijk zijn: dat Timmy recordinternational zou worden, dacht toen niemand. Maar als ik het iemand gun van de bende van toen, is hij het wel.”

Want Timmy was een werker, zonder kapsones. Op het veld en ook ernaast, nadat hij was gestopt met zijn studie kinesitherapie in Hasselt. Halfweg het eerste jaar zag hij de combinatie studie-voetbal niet meer zitten. Van zijn pa mocht hij stoppen, op voorwaarde dat hij ging werken. Hij introduceerde zijn zoon bij een collega die ramen vervaardigde. Snel raakte zijn zoon er gewend aan het ritme: opstaan om halfzeven, halfacht de deur uit, tot vijf uur ramen en deuren maken en plaatsen, daarna snel van tas wisselen en trainen. Pas om negen uur zat zijn dag erop. In het weekend kluste hij bij in de horeca, in Scherpenheuvel. De portemonnee spijzen. Volders: “In een cafeetje van een bekende zanger, geloof ik. Danny Fabry als ik me niet vergis. Maar ik weet niet of dat allemaal officieel was. Straks krijgt hij nog last met de belastingen…” (lacht)

Er kwam nog ander bekend volk over de vloer in huize Simons. Davy Gilles, onderdeel van de Romeo’s. Musicalvedette en zelf indertijd een goeie voetballer. Twaalf jaar waren ze, toen ze elkaar een eerste keer ontmoetten. Ze gingen naar dezelfde school, voetbalden in dezelfde club. Op zijn vijftiende koos Gilles evenwel voor de muziek. Zijn maat verklaarde hem zot.

Samen verkenden ze ook de liefde.

Gilles, in een interview met dit blad in 2003: “Had jij toen een lief, zo jong?”

Simons: “We hebben verdomme samen in het bos gestaan. Allee, in ’t park. Van Aarschot.”

Gilles: “En met wie was dat dan? Ik kan het me niet meer herinneren.”

Simons: “Die twee zaten achter ons in biologie. Twee vriendinnen. Een hele grote en een kleine… (tot de verslaggever) Ik durfde de stap niet te zetten om het meisje te kussen. Hij stond daar dan te flirten en zei: ge durft nie, ge durft nie… Toen heb ik mijn eerste kus gegeven.”

Volders: “Zo ken ik Timmy. Een serieuze gast. En altijd bereid tot helpen. Toen hij later al voor Brugge speelde, in zijn eerste periode, zag ik hem af en toe nog wel eens in Diest. Stond hij samen met zijn vader te werken.”

Paul: “Toen Timmy later wegging uit de zaak waar hij werkte omdat hij prof werd, zei die man: mijn beste werkkracht verdwijnt. Als het niet lukt, mag hij altijd terugkeren.”

Profvoetballer

Op zijn 21e werd hij voltijds voetballer bij Lommel SK. Die zomer zegde hij aan Sport/Voetbalmagazine: “Ik vind dat ik het risico moet nemen. Een paar jaar investeren in mezelf. Mislukt het, dan kan ik nog afzakken en weer gaan werken. ”

De overgang naar Lommel verteerde hij moeiteloos. Al na zeven wedstrijden voorspelde de ervaren Daniël Nassen: “Die Simons wordt ooit Rode Duivel.” De supporters vonden het grappig dat op de parking tussen de Mercedessen (clubsponsor) een bestelwagentje stond met op de zijkant: Paul Simons, ramen en deuren. Ook hem is een Mercedes aangeboden, maar die hoefde hij niet. En bovendien was het gratis reclame.

Voor Sport/Voetbalmagazine was hij op 19 mei 1999 de “meevaller van het seizoen”. Uit het commentaar van toen: “Betrouwbaar in de afweer als mandekker, stevig in de lucht, relatief snel, en iemand die nauwelijks kaarten pakt.”

Harm van Veldhoven was toen zijn ploegmaat, en later zijn trainer. “Ik zie hem nog altijd aankomen, in dat camionetje van zijn vader. Zeer enthousiast, maar tegelijk wat terughoudend. Bescheiden. In die fase van zijn carrière een man van weinig woorden. Wat de kat uit de boom kijkend, wel bereid om hard te werken. Gekomen voor een plaats centraal in de verdediging, waar Daniël de boel op orde moest stellen. Iemand met een groot loopvermogen, die in staat was een spits terug te halen. Pas later is hij op het middenveld gaan spelen. Ik was gestopt, en we hadden daar een probleem. Ik vroeg Timmy: ‘Wil jij dat niet doen?’ Hij antwoordde, zeer bescheiden: ‘Ik weet niet of ik dat kan.’ Ik zei: ‘Ik laat je vier matchen staan. Lukt het niet, dan zet ik je weer achterin en zoeken we een andere oplossing.’ Het was inderdaad Daniël, die als eerste zei: dat wordt een international. In die fase verrassend. Maar hij kreeg gelijk. We hebben een mooie tijd gehad, samen, ook al zaten de resultaten niet mee. Timmy had inzicht, was sober en had talent. Hij trok in die periode zeer veel op met Dieter Dekelver en Wim Mennes. Dat groepje is gebleven, weet ik. Hij heeft later een zeer mooie carrière gemaakt. Dat bij Club ThomasMeunier en Laurens De Bock zich offensief kunnen uitleven, is ook dankzij hem. Hij is het paar ogen in hun rug. Veel mensen zien dat niet, maar Timmy heeft altijd oog gehad voor het collectief.”

Tijdens de vakantie maakte hij in Rillaar vliegenramen. Die verkocht hij in Lommel, om wat bij te verdienen. Er bleef in hem een klusser schuilen. Maar ook: een topvoetballer. Zijn tweede seizoen in Limburg bracht de bevestiging. Opnieuw was er belangstelling, in maart werd die concreet. Club Brugge, dat aan de Gestelsedijk steeds moeilijke momenten beleefde, haalde hem binnen. Tottenham, Stuttgart, Hamburg, Nederlandse ploegen,… Ze moesten allemaal wachten, ook al was zijn eerste contract bij Club niet zo’n financiële klapper.

Sven Vermant werd in Brugge zijn ploegmaat. “Ik heb nog één jaar met Timmy gespeeld, zijn eerste in Brugge. Hij kwam samen met Peter Van Der Heyden en Trond Sollied. In de aanloop draaide het vierkant, maar zodra het seizoen begon, ging het beter lopen. Timmy pakte snel een basisplek, en voetbalde zoals we hem nu nog kennen: sober en efficiënt. Op zijn 23e was hij een laatbloeier. Ik vergelijk hem met Hans Vanaken nu. Trage groeiers, die niet altijd opvallen. Laat erkenning krijgend, later dan anderen, maar voor een team zeer belangrijk. Het moeten ook niet allemaal dezelfde types zijn.”

Le Soir trok toen in zijn voorbeschouwing op het nieuwe seizoen een gedurfde parallel: Simons komt op dezelfde leeftijd (23) als Franky Van der Elst naar Club, ook van een ploeg die degradeerde (in zijn geval RWDM) en heeft hetzelfde profiel, zowel fysiek als qua polyvalentie (middenveld of verdediging). Heeft Club zijn opvolger voor de Fox (een seizoen eerder gestopt)? Simons reageerde er vriendelijk maar afwijzend op: “Het is een compliment dat me plezier doet, maar het is overdreven en zeker te vroeg.”

Maar hoe goed hij was, bleek snel. Onder Sollied bloeide Simons verder open. De Noor wist het al na een paar weken: “Timmy kan nooit de nieuwe Franky Van der Elst worden, omdat hij Timmy Simons is. Goeie spelers creëren hun eigen toekomst met hun eigen naam.”

Ook internationaal, al was het daar nog even wachten. Op 28 februari 2001 werd Simons een eerste keer Rode Duivel. Vader Paul, zenuwachtig bezig met de carrière van zijn zoon, had dan in een interview met HumoRobert Waseige al een keer zwaar getackeld, maar het kwam toch nog goed. België won met 10-1 van San Marino, maar Simons kwam niet van de bank. Het werd wel zijn eerste van meer dan 100 selecties. Waseige geloofde in Simons: “Die geeft geen enkele slechte pass!”

In tijden van gsm en blitse sportwagens was hij een uitzondering: een mobiele telefoon had hij eerst niet en later erfde hij die van zijn pa. Tot februari 2001 kwam hij ook in Brugge in een bestelwagentje vanuit Oostende naar de trainingen (“was handig voor de verhuis”) en toen de Krant van West-Vlaanderen in november 2001 met hem in de badstad afsprak voor een interview, kwam hij zelfs met de fiets.

Maar, zo zei hij toen al, misschien moest hij toch een en ander veranderen. “De mensen van de bond en de media hebben bij de bekendmaking van de selectie te veel moeite moeten doen om mij te vinden. Iemand in mijn appartementsblok wenste mij proficiat en ik wist niet eens waarom.”

Simons’ kamergenoot bij Club en in de nationale ploeg werd in die dagen weleens moe van zijn beroepsernst. Peter Van Der Heyden in 2001: “Als op afzondering de wekker afloopt, staat hij direct in de badkamer te springen: ‘En nu zullen we er op training eens invliegen.’ Ik word liever wakker op mijn gemak.”

Op 16 januari 2002 kreeg Simons de toperkenning van het jaar: de Gouden Schoen. De eerste Bruggeling sinds 1996. De eerste sinds… Franky Van der Elst. Dus toch zijn opvolger. Veel emoties uitte hij tijdens de prijsuitreiking niet, maar in een column voorvoelde de huidige technisch directeur van RC Genk, Gunter Jacob, wel een en ander: “Dat koele, op de duur ga je dingen bevestigen wat mensen over je denken. Maar ik denk dat er een razende ambitie in Simons schuilt.”

Jacob kreeg snel gelijk. Dat Simons even later niet naar Schalke 04 verhuisde, had alleen met een dispuut tussen de clubs te maken. “Herr Rudi Assauer is een perfide mensenhandelaar met wie ik zolang ik leef niet wil onderhandelen”, zei Antoine Vanhove. En even later tekende Simons een verbeterd contract van vijf jaar bij Club, tot 2008. Hij heeft gewacht tot iedereen bijtekende én zeer goeie financiële voorwaarden afgedwongen.

Buitenland

In 2005 kreeg Jacob nog meer gelijk. In de krant lazen we plots een veel scherpere Simons, ongewoon voor zijn doen. De nonchalance van Vincent Kompany – België heeft net het EK gemist – joeg hem de bomen in. “Het is niet de eerste keer dat we in de nationale ploeg zeggen dat Vincent meer discipline aan de dag moet leggen.” En toen Philippe Clement op Clubniveau uithaalde naar Sollied, wees Simons zijn ploegmaat terecht. “Als ik zondag op de bank zit, spreek ik daarover alleen Sollied aan. Niet de pers.”

De tijd was rijp voor een vertrek. Uiteindelijk werd het PSV. Op 30 juni liet sportdirecteur Marc Degryse hem gaan. De figuur van Guus Hiddink sprak hem aan. Club, dat Lommel een half miljoen euro betaalde, ving 4 miljoen, Simons tekende voor 4 jaar. Bij het afscheid loofde hij de trainer die hem groot maakte: “Twee keer vicekampioen, twee keer kampioen en twee bekers. Het zal nog wel even duren voor ze in Brugge een trainer met betere resultaten krijgen.” Profetische woorden.

Drie keer op rij werd hij bij PSV kampioen, hij noemde zichzelf er na zijn eerste seizoen “de gelukkigste mens ter wereld”. “De koning van het dode spelmoment” noemde het NRC Handelsblad hem. Specialist van vrije trappen en strafschoppen. De Nederlanders hadden hem in hun hart gesloten. Kapitein Simons, onze Leeuw van Vlaanderen, was het spandoek dat ze in 2007 ontrolden.

Nochtans was het een Nederlander die voor een knik in de carrière van Timmy Simons zorgt: Dick Advocaat. Toen die aan het roer van de Duivels kwam, liet hij Simons vallen. Van september 2009 tot september 2010 was hij niet één keer international. Advocaat belde hem wel om het te zeggen, maar dat telefoontje was zo kort en krachtig dat Simons te verbouwereerd was om uitleg te vragen. Maanden zweeg hij in de media, maar als hij in december 2009 toch reageert, klonk het zo: “Ik bepaal zélf wanneer ik stop als Rode Duivel.”

Ook bij PSV schortte er wat: hij pakte nog zijn minuten, maar de tijd was rijp voor wat anders. Fred Rutten, zijn trainer, vond dat hij te veel een wijkende middenvelder was geworden om zijn mindere snelheid te camoufleren.

Hij was dan ook verrast toen Nürnberg in de zomer van 2010 belde met de vraag of hij niet naar de Bundesliga wilde. Hij had net gebouwd in Mol, in de kelder rijpte zijn passie – wijn – en met PSV waren al vage afspraken over een verdere samenwerking. Zijn vrouw werkte bovendien, zijn dochters waren nagenoeg schoolplichtig. Toch zette hij de stap.

Toen hij drie jaar later uit de Bundesliga vertrok, had hij amper een wedstrijd gemist. In september 2010 werd hij zelfs opnieuw international, met vooral een schaduwrol. Van Veldhoven: “Ik had het er in Mechelen met Wilson Kamavuaka ook over. Die was zijn ploegmaat bij Nürnberg. Indrukwekkend vond hij Timmy, fysiek niet te stoppen. Die viel echt niet uit de ploeg te spelen.”

Vastgoed

Zijn toekomst na het voetbal is hij nu al aan het verzekeren. Het wordt een mengeling van vastgoed en sport. Bij Club is Simons na zijn actieve carrière al een job beloofd en hij participeert in een veldritploeg. In Nürnberg had hij ook al een project opgestart, een Simons zit nooit stil. In Duitsland volgde hij al cursussen via afstandsonderwijs, bijstuderen doet hij nog steeds. Management, immobiliën, economie, vastgoed, recht, boekhouden. Maar ook: hoe omgaan met mensen?

Simons saai? Allerminst.

DOOR PETER T’KINT

“Timmy kan nooit de nieuwe Franky Van der Elst worden, omdat hij Timmy Simons is.” Trond Sollied

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content