‘Toen de groten eruit lagen, waren we nog meer gefocust’

© BELGAIMAGE

Als Gentenaar de beker naar je thuisstad kunnen halen, bestaat er iets mooiers? Vadis Odjidja over zijn eerste seizoen in de hoofdmacht van blauw-wit en zijn jeugd in Malem, vlak bij de Blaarmeersen.

Het is wat sukkelen om in brasserie Ô Gand, te geraken. We zijn half maart en net nu krijgt de Noorderlaan een nieuwe asfaltlaag. Alle verkeer wordt lokaal omgeleid, wat maakt dat de parking van de brasserie tijdelijk onbereikbaar is. Lastig voor wie op de nieuwe terreinen van de Gentse hockeyploeg moet zijn, maar niet voor Vadis Odjidja, die hier blindelings de weg vindt . Hier, dat is immers vlak bij Malem, de wijk waar hij als kind opgroeide. Ook de thuis van bokser Junior Bauwens. Odjidja: ‘Maar wel aan de andere kant van waar wij woonden.’

In de buurten waar ik woonde, waren er alleen mensen van andere afkomst. Ik sprak daardoor vroeger perfect Turks.’ Vadis Odjidja

Of hij nog vaak aan deze plek terugdenkt? ‘Niet elke dag of zo, maar toch geregeld. Het blijft speciaal. Wanneer ik op de rotonde passeer met de auto, kijk ik toch altijd even naar ons huis van vroeger.’ Dat is inmiddels aan de achterkant verbouwd, constateert hij. Het is het eerste huis dat je ziet wanneer je het bruggetje dat Malem verbindt met de Dunantlaan, oversteekt. Naast het huis ligt een grasveldje, met wat bomen en nu een paar doeltjes. Odjidja: ‘Wij hadden die niet. Wij gebruikten de bomen of de haag als doel.’

Tijdens de zomermaanden gebruikten ze het riviertje, een aftakking van de Leie, om in te zwemmen. Het speelpleintje was er al wel. ‘Via het raam aan de achterkant van ons huis kon ik in de gaten houden wie er op het pleintje was. Via dat raam kon ik ook ontsnappen, als ik van mijn mama niet buiten mocht spelen’, lacht hij.

Ei zo na, vertelt Vadis, had hij zich bij zijn terugkeer naar Gent vorige zomer opnieuw in deze buurt gevestigd. Vlakbij, aan de Dunantlaan, recht over het ziekenhuis Jan Palfijn, stond immers een ruim dakappartement te koop. Met groot terras. ‘Drie weken waren we bezig met een architect om te kijken wat we ervan konden maken, maar toen ik belde om een bod te doen, zei de eigenares dat het appartement al verkocht was.’

Zou je dat niet vreemd hebben gevonden? Uitkijken over je jeugd…

Vadis Odjidja: ‘Neen, waarom? Dan kon ik vanop mijn terras mijn oude huis zien en het pleintje waarop ik voetbalde. Maar uiteindelijk hebben we wat anders gevonden en daar zijn we nu ook heel blij mee.’

Turks

Tot zijn twaalfde was deze buurt zijn uitvalsbasis. Daarna verhuisde hij naar de Aloïs Joosstraat, hartje Rabot. Hartje migrantenwijk, waar hij zich naar hartenlust verder kon uitleven met voetballen. Lang combineerde hij er zaal- met veldvoetbal, zelfs nog als jeugdspeler van Anderlecht. ‘Tot iemand me bij de bond is gaan verklikken en het niet meer mocht. Toen moest ik stoppen. De andere jongens speelden op lager niveau, voor hen maakte dat niet uit.’

Voetbal was alles voor hem. ‘Ik ging niet zo graag naar school, studeren vond ik niet leuk. Dus was ik blij dat ik goed kon voetballen, dat ik van mijn hobby mijn job kon maken. Toen ik jong was, voetbalde ik meer voor het plezier, maar beetje bij beetje werd dat serieuzer.’

Met zijn pa trainen en spelen in de Blaarmeersen, met de vrienden op straat of op de pleintjes, altijd was hij bezig. Zeer multicultureel bovendien, met jongens van Turkse of Noord-Afrikaanse afkomst. ‘Voor ons was dat normaal, in de buurten waar ik woonde, waren er alleen maar mensen van andere afkomst. Ik heb het nooit anders geweten, ook op de lagere school, in het Sint-Amandus. Ik sprak vroeger daardoor ook perfect Turks. Nu ken ik nog een paar woordjes, ik ben al veel vergeten, maar als ik het hoor en ze praten rustig, versta ik het wel. En stel dat ik twee, drie maanden in Turkije zou wonen, dan zou ik het weer vloeiend spreken, daar ben ik zeker van.’

Het ouderlijk huis van Vadis Odjidja.
Het ouderlijk huis van Vadis Odjidja.© BELGAIMAGE

Is pleintjesvoetbal de basis van alles?

Odjidja: ‘Als de voetballers goed zijn, dan wel. Er zijn ook veel jongens die niet zo goed kunnen voetballen, maar die het gewoon heel graag doen. Waar ik ging spelen, was het wel zeer competitief. Dat was anders dan buiten komen en wat trappen naar elkaar. Wij speelden toernooitjes waarvan de winnaar mocht blijven staan. En als er twee ploegen waren, betaalde de verliezer het eten van de winnaar.’

Zoals in Afrika.

Odjidja: ( lacht) ‘Dat weet ik niet… Hoeveel ploegen er waren, wisten we ook nooit op voorhand. Er kwamen voortdurend mensen bij. Verloor je met een team, dan koos je de volgende keer voor iemand anders. ( lacht) Je keek gewoon wie op het pleintje kwam en als dan iemand arriveerde van wie je wist dat die beter was dan de jongen met wie je speelde, zei je: sorry. En veranderde je van partner.’ ( glimlacht)

Waar deed je aan cyclobal, want dat heb je ook gedaan?

Odjidja: ‘Super was dat. Voetballen op de fiets. Met je achterwiel. Iemand die ik kende, woonde in de buurt waar ze dat beoefenden. Niet zo ver hiervandaan. Hij deed dat en ik ben een keer meegegaan. Daarna deden we het één of twee keer per week. ( enthousiast) Je rijdt op speciale fietsen, waarmee je kunt surplacen of achteruitrijden. Het stuur staat omgekeerd, om kracht te kunnen geven. De bal mag je raken met voor- of achterwiel, je mag alleen geen voet op de grond plaatsen. Dan moet je met de fiets terugrijden naar je eigen doel en is het één tegen twee, dat moet je dus absoluut vermijden. Ik vond dat super leuk om te doen, we hebben zelfs toernooitjes gespeeld.’

Vadis Odjidja: 'Ik denk niet dat iemand aan die finale zal beginnen met de gedachte dat we al op voorhand zijn gewonnen.'
Vadis Odjidja: ‘Ik denk niet dat iemand aan die finale zal beginnen met de gedachte dat we al op voorhand zijn gewonnen.’© BELGAIMAGE

Als het maar met de bal is…

Odjidja: ‘Inderdaad. We hadden toch niks anders te doen en aangezien ik niet wilde studeren…’

Diefstal

Gent is een fietsstad, maar omdat hij een eindje buiten het centrum woont en het voorlopig met twee kleine kinderen nog niet zo eenvoudig is om je op twee wielen te verplaatsen, gebruikt hij nog amper een tweewieler.

‘Te ver. Elektrisch zou misschien nog net kunnen’, lacht hij.

Was je handig op de fiets?

Odjidja: ‘Vroeger reed ik altijd met de fiets en bijna elke verjaardag kreeg ik een nieuwe. We sleutelden er zelf ook veel aan. Op een dag had iemand mijn fiets gestolen, herinner ik me. Mijn moeder was boos, ze had me net een nieuwe gekocht. Ik was wat teleurgesteld, tot ik opeens mijn fiets ergens zag staan. Op slot, het achterwiel geblokkeerd. Ik kreeg het slot niet open, dus heb ik de fiets opgepakt, op de rug gezwierd en ben ik helemaal tot in Malem gestapt. Daar zijn we blijven kloppen op het slot tot we het open kregen.’

Zou hij een goeie jeugdtrainer zijn, vragen we ons plots af, als we hem met zijn dochter bezig zien… ‘Voor de heel jonge kinderen wel, denk ik, maar voor de iets oudere ga ik niet genoeg geduld hebben, vrees ik.’

Het is nog ver van zijn bed, hij is nog niet bezig met trainerscursussen zoals zijn ploegmaat Timothy Derijck, die wat ouder is, maar met wie hij ooit in Anderlecht nog samen op internaat zat. ‘Ik ga nu niet zeggen dat ik nooit trainer wil worden, maar op dit moment denk ik er nog niet aan. Met twee kinderen heb je sowieso niet veel vrije tijd en de drang om nu al een cursus te volgen, heb ik niet.’

Laat hem nog maar even lekker voetballen. En als speler de beker naar Gent halen. ‘Dat zou mooi zijn!’

We hebben je palmares nog eens bekeken. Daar staat niet zoveel op, hé.

Odjidja: ‘Neen, inderdaad. Eén beker slechts… ( lacht) Wat wil je dat ik daarop zeg? Daarom is die finale zo belangrijk. Nu we in de finale zijn geraakt, willen we die uiteraard ook winnen.’

Je bent voordien zelfs amper tot in de halve finales geraakt. Ook opmerkelijk.

Odjidja: ‘Klopt, vaak zaten we nog in Europa, met rond Kerstmis een mindere periode, en dan…’

… is een beker minder prioritair?

Odjidja: ‘Neen, voor mij niet. Maar voor de ploeg was het misschien soms interessanter om iets verder door te gaan in Europa.’

De groten lagen er dit jaar bijna allemaal uit in de eerste ronde, op Racing Genk na. Denk je dan: dit wordt onze kans?

Odjidja: ‘Ik weet niet exact meer wie er wanneer uit vloog, maar voor de match van Genk op Union hadden we intern al wel gezegd: in de competitie zijn we niet zo goed bezig, dit jaar moeten we vol voor de beker gaan. En toen zij er ook uit vlogen, was iedereen bij ons nog meer gefocust. De bekerzege op STVV was een mooie overwinning, vond ik. In de pers zei iedereen: dat wordt een moeilijke wedstrijd, maar ik denk dat we die goed hebben benaderd. Goeie match gespeeld, nooit echt in gevaar. In Sint-Truiden zijn dit seizoen niet zoveel ploegen gaan winnen en wij deden het twee keer. Na de bekermatch ook nog eens in de competitie. Dat is mooi. In de halve finales tegen Oostende hebben we wel geluk gehad. In Gent hebben die zichzelf in de voet schoten, toen ze met elf tegen negen stonden, toch nog rood pakten en wij met wat geluk op 2-2 kwamen. Bij de uitwedstrijd hadden we iets van: we gaan gewoon winnen vandaag, maar toen het na een halfuur 2-0 stond voor hen, was dat toch even slikken. Tijdens de rust kregen we een preek van de coach en hadden we het gevoel dat we het nog recht konden trekken. Uiteindelijk is dat ook gebeurd in de slotfase en later tijdens de strafschoppen.’

Op mijn palmares staat nog maar één trofee. Daarom is deze finale zo belangrijk.’ Vadis Odjidja

Er werd heel wat druk gezet op de ploeg dit seizoen. Voortdurend, hadden wij de indruk. Hoe kwam dat binnen bij de spelers?

Odjidja: ‘Ik denk dat de trainer iemand is die de druk bij de spelers wel wat weghoudt. Hij is vrij methodisch, hij zei al in de eerste week: zo gaan we het doen! Sindsdien is het altijd zo geweest. Consequent. Een people manager? Vind ik wel, ja. Hij weet dat hij op sommige momenten niet te hard mag zijn, een groep heeft dat vaak niet zo graag, trainers die heel boos worden na een nederlaag. Sommige mensen reageren daar slecht op. Ik denk dat hij iedereen vrij gelijk behandelt, maar hij is over het algemeen niet te hard voor spelers na een verlies.’

Vadis Odjidja, een leider op het veld, minder daarbuiten.
Vadis Odjidja, een leider op het veld, minder daarbuiten.© BELGAIMAGE

Wat niet altijd kan worden gezegd van het bestuur.

Odjidja: ‘Misschien dat zij vroeger iets meer druk zetten of in de kleedkamer kwamen, maar de laatste tijd zien we hen ook niet zo vaak meer.’

Vroeger, zoals: eerder dit seizoen?

Odjidja: ‘Neen, vroeger zoals in de verhalen die ik hoorde over het verleden van deze club. Dat de voorzitter toen vaker naar beneden kwam, of MichelLouwagie spelers kwam opzoeken. Dat heb ik dit seizoen niet zo vaak meegemaakt. Twee, drie keer hooguit, begin dit seizoen en de kwalificatie voor Europees voetbal meegerekend. Dat is toch niet zo heel veel, verspreid over een heel jaar, vind ik. Soms verdienden we het ook, als we het lieten afweten.’ ( glimlacht)

Hebben zulke tussenkomsten effect op spelers?

Odjidja: ‘Ik denk het wel. Mochten we elke wedstrijd winnen, ze zouden het niet hoeven te doen, hé. We hebben het dus ook wel een beetje aan onszelf te wijten. Die mensen zijn er dag en nacht mee bezig en als zij dan zien dat er elf spelers op het veld staan die misschien niet doen wat zij verwachten of niet voluit gaan, dan hebben ze het recht iets te komen zeggen.’

Afleiding

Jullie hebben dit seizoen amper in de top zes gestaan. Wat zegt dat? Te hoge ambities?

Odjidja: ‘Het is vaak fout gelopen op de momenten dat we een goeie stap konden zetten. Tenzij op het einde. Maar dat was wel het belangrijkste moment. Waarom dan wel en vroeger niet? Geen idee. Maar beter zo dan omgekeerd. STVV heeft heel het jaar voorin gestaan, maar nu spelen ze wel PO2. Dan zit ik liever op onze stoel.’

Wie verdient het dan het meeste?

Odjijdja: ‘Verdienen… Ze zijn bij ons komen winnen, maar de laatste wedstrijd was de belangrijkste en die wonnen wij. Dan denk ik dat we het meer verdienen dan zij. Als KV Mechelen straks die beker wint, moeten we ook niet zeggen dat wij hem meer verdienen. Zo gaat dat.’

Zij deden De Norre en Bezus weg tijdens de winterstop, terwijl jullie er versterkt uit kwamen. Dat speelde allicht ook mee?

Odjidja: ‘Dat is mijn winkel niet. Onze versterkingen hebben alleszins wat opgeleverd. Bezus leverde al direct voor de beker in Oostende zijn bijdrage. Misschien was hij daarna nog niet in alle wedstrijden even gelukkig, maar hij verhoogt alleszins de concurrentie. Hij ziet het allemaal heel snel, maar wie in een nieuwe ploeg komt, moet ook wat wennen aan zijn ploegmaats. Sørloth bracht wat extra présence voorin. Ik denk dat het ons daar wat aan ontbrak. Wij hebben veel ‘voetballers’ en dan is het tegen fysiek sterke verdedigers niet altijd makkelijk. En als het moet, kunnen we dankzij zijn komst met twee spitsen spelen. Dat is een paar keer op het einde van een wedstrijd gebeurd, als we iets minder diepgang nodig hadden en wat meer nood aan een speler die een bal kan bijhouden. En Kaminski heeft zijn waarde zeker al bewezen. Hij was al heel belangrijk voor ons.’

Ik zoek leiders, zei de trainer na de reguliere competitie. Voelde jij je aangesproken?

Odjidja: ‘Niet per se, want ik vind wel dat ik mijn verantwoordelijkheid nam óp het veld. Daarbuiten is het niet mijn taak om iedereen te zeggen wat ze moeten doen. Daar zijn anderen voor.’

Waarom hou jij niet van een leidersrol naast het veld?

Odjidja: ‘Omdat dat niet in mij zit, denk ik. Nog altijd niet. Ik besef wel wanneer iets fout loopt, maar het is niet aan mij om dat te zeggen. Ik hou wél van zo’n rol op het veld, jongens meetrekken, maar wat naast het veld gebeurt, is voor mij niet zo belangrijk. Als iedereen maar goed zijn best doet op het veld.’

Kortom: hier zit iemand die een prijs kan pakken en vooral blij is terug in Gent te zijn?

Odjidja: ‘Ja! Weer dicht bij familie en vrienden. Thuis. Als we vroeger in het buitenland een paar dagen vrij hadden, kwam ik altijd naar hier. Nu hoef ik nergens meer naartoe. Ik ben thuis. Plezant.’

Dat kan ook voor meer afleiding zorgen…

Odjidja: ‘Dat zou kunnen, ja, maar ik heb nu een gezin en twee kindjes. Veel afleiding kan er niet zijn, want ik moet altijd thuis zijn.’

Waar vogels kunnen landen, zoals je pa het omschreef.

Odjidja: ‘Ik weet niet wat hij juist gezegd heeft, maar zoiets is het wel, ja. Ik ben blij en fier weer voor AA Gent te mogen spelen.’

En mensen tickets te kunnen bezorgen…

Odjidja: ‘Dat doe ik niet zo graag, maar het hoort erbij.’

‘We zijn favoriet, maar we hebben de beker nog niet’

Zo’n bekerfinale in het midden van de play-offs, welk gevoel heb je daarbij?

Vadis Odjidja: ‘Ik hoor daar veel mensen over zagen en klagen, maar of het nu ervoor is of erna… Als je de finale voor de play-offs moet spelen en je verliest, is je nacompetitie misschien ook naar de vaantjes. En als je ze erna speelt en je play-offs zijn niet goed geweest, is het ook wat. Je kunt altijd wel iets positiefs of negatiefs verzinnen. Ik weet dat we een paar dagen na de bekerfinale thuis spelen tegen Brugge, het zou mooi zijn om die beker daar aan het publiek te kunnen tonen. Maar let op: we hébben hem nog niet.’

Jullie hebben wel de favorietenrol.

Odjidja: ( blaast) ‘Ja. Het tegendeel beweren zou heel moeilijk zijn. Zij zijn kampioen geworden in tweede klasse. Het is een heel goeie ploeg, maar als we straks ons ding doen en ons eigen spel spelen, zijn we favoriet. Als voorbereiding heb ik alvast de laatste twee wedstrijden bekeken die ze speelden, die tegen Beerschot Wilrijk. En ook hun match tegen Antwerp voor de beker.’

Bang voor onderschatting, omdat het ‘maar’ een tweedeklasser is?

Odjidja: ‘Absoluut niet! Daar zullen de trainers ons wel voldoende voor waarschuwen. Ik denk niet dat iemand aan die finale zal beginnen met de gedachte dat we al op voorhand zijn gewonnen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content