Donderdag kan Gert Verheyen zich met Club Brugge plaatsen voor de poules in de Uefabeker. Het wordt een van zijn laatste sportieve uitdagingen.

In het spelershome van Club tonen een paar spelers dat ze beter met een bal op het veld overweg kunnen dan met een bal op het groene biljartlaken. Ze blijken dus een goeie carrièrekeuze te hebben gemaakt. Tussendoor wordt er voor gebak gezorgd. Het gebeurt dezer dagen wel meer dat er taart wordt gegeten na de Brugse trainingen. De ene dag trakteert Gert Verheyen voor zijn vierendertigste verjaardag, vandaag is Dieter Van Tornhout aan de beurt voor zijn eerste competitiegoal in eerste klasse. Verheyen neemt een stuk mee aan tafel, maar eet beleefd zijn mond leeg voor hij praat. Zo hoort het ook !

Gaf jij indertijd ook taart voor je eerste competitiegoal in eerste klasse ?

Gert Verheyen : “Weet ik niet meer. Dat was met Anderlecht tegen Waregem. En mijn eerste match met Club speelde ik op Boom. Op Boom ! Alsof ik nog uit een ander tijdperk kom. Vier- endertig jaar is oud voor een voetballer. Zelf denk ik daar niet elke dag aan, mijn ploegmaats maken me daar attent op. Oud zijn heeft ook voordelen. Bij trainingspartijtjes tussen jong en oud is het vaak lang afwegen wie bij wie hoort. Ik hoef me daar het hoofd niet meer over te breken. Ik wéét bij welke groep ik hoor.”

Valt het mee om op je vierendertigste nog als aanvaller in eerste te spelen ?

“Da’s hetzelfde als aan een ander mens vragen hoe hij zich voelt op zijn veertigste of vijftigste. Ik voel me niet anders dan tien jaar geleden. Ook op mijn vijfentwintigste kende ik goeie en slechte dagen en kreeg ik het qua recuperatie lastig als de wedstrijden elkaar wat snel opvolgden. Alleen wist ik toen dat het wel overging, terwijl ik nu denk : ik ben al 34. De enige schrik die je met ouder worden krijgt, is dat het niet meer overgaat, dat je moe blijft. Je mag nergens mee sukkelen. Na het WK had ik zo veel last met mijn knie dat ik dacht dat ik zou moeten stoppen. Maar sindsdien houdt die knie zich tot mijn verbazing heel goed. Bang dat ik het mentaal niet meer zou kunnen opbrengen om te revalideren na een operatie, ben ik niet.”

Franky Van der Elst was opgelucht toen het afgelopen was. Hij kon niet meer.

“Hij was wel achtendertig toen hij stopte. Als je over vier jaar nog eens terugkomt, heb ik het fysiek misschien ook lastig.”

Je kan nog achteruit, Gert. Meestal zakken spelers met ouder worden een rij terug.

“Eventueel wil ik wel terug naar de rechterflank op het middenveld, maar ik eindig niet als rechtsback. Omdat ik minder goed kan verdedigen. Bovendien voel ik me niet goed als ik ballen te ver op mijn eigen helft aangespeeld krijg. Dan moet je andere oplossingen zoeken dan wanneer je dieper staat, oplossingen waarvoor je geen automatismen bezit. Je bent ook meer afhankelijk van je ploegmaats. Als je als rechtsback aangespeeld wordt en ze laten je op het midden in de steek, dan sta je daar met de bal. Voorin mag je die al eens verliezen, een fout maken. Achterin niet.”

Waarom speelt dan niet iedereen in de spits ?

“Omdat je daar wél afgerekend wordt op je aantal goals.”

Draai je nog zo makkelijk mee omdat het hier niet zo’n zware competitie is ?

“Dat kan best. Was ik drie jaar geleden naar Engeland of Duitsland vertrokken, was ik misschien kapot gespeeld, en bijna zeker kapot getraind. Ik durf niet zeggen dat de competitie hier minder zwaar valt, maar de dagelijkse belasting op training ligt lager, zeker met deze trainer. Wij trainen niet tot wij erbij neervallen. Op dat vlak heeft er de laatste tien jaar een evolutie plaatsgevonden. Op een paar uitzonderingen na worden er geen gekke dingen meer gedaan. Ik denk dat Hugo Broos nu ook anders werkt dan tien jaar geleden bij ons. Toen trainden we langer, werkten we meer op uithouding. Met beide methodes speelden we kampioen én kenden we moeilijke momenten. Het is een soort mode : als er straks iemand succes haalt met harder trainen, doet iedereen dat na. Voetbal blijft een combinatie van veel factoren, dat maakt het zo complex. Je kan efficiëntie niet afleiden uit het aantal trainingsuren.”

Stap je de zeventiende keer nog met evenveel enthousiasme de Belgische competitie in als in je beginjaren ?

“Een paar stadions of tegenstanders zou ik liever niet meer bezoeken, maar ik verplichte mezelf om van de voorbereiding te genieten. Ik weet dat het bijna gedaan is.”

Hoe blijf je jezelf motiveren terwijl het niveau ieder jaar zakt ?

“Daar ben ik het niet mee eens : ik zie hier nog steeds veel goede voetballers. Trouwens, van het buitenland zien wij ook alleen maar de topwedstrijden en niet de matchen tussen middenmoters. Toen er sprake was van een transfer naar Duitsland, woonde ik samen met Bart Goor een thuiswedstrijd van Hertha Berlijn bij, dat toen in de running was voor Europees voetbal. Het was dramatisch slecht, maar er zat 50.000 man in dat stadion en die vonden het allemaal even geweldig. Dat kleurt je indruk. In het buitenland zie je evenveel slechte matchen als in België. Wat hier vorig seizoen en zeker dit jaar veranderde, is de manier van spelen. Een paar jaar lang leken we op weg naar ander voetbal, sommige ploegen kwamen zelfs naar Brugge om te winnen. Dat is nu voorbij. Ploegen van trainers die voorheen lof kregen voor hun aanvallend voetbal, grijpen nu weer terug naar zeer verdedigend voetbal. Omdat men opnieuw denkt dat men met verdedigen meer kans heeft om punten te halen dan met aanvallen.”

Jullie doen het op een andere manier, met drie spitsen.

Bah. Europees hebben we de tegenstander ook al eens aan de middenlijn opgewacht. Ik voelde me in de Champions League soms meer rechtsachter dan rechtsbuiten. Met de nationale ploeg speelden we ook vaak op de counter, maar in competitie zit alles in onze matchen dikwijls vast op een kleine ruimte. Daarom kunnen onze backs ook zo vaak het verschil maken : zij vinden die ruimte nog wel. Als je een paar weken na mekaar tegen ploegen speelt die met zijn allen op de backlijn afwachten, is dat wel eens vervelend. Dan snak je naar een wedstrijd tegen iemand die meespeelt. Daarom zijn de topwedstrijden in België tegenwoordig vaak de beste matchen. Toen we kampioen werden, speelden we veel matchen waarin we het initiatief aan de tegenstander lieten. Doelbewust. Om toe te slaan wanneer zij in de fout gingen.”

De Belgische ploegen zijn slimmer geworden.

“Ik weet niet of dat slimmer is, want het resultaat is vaak hetzelfde. Meestal verliest de verdedigend ingestelde ploeg toch. Alleen valt die ene goal vaak maar tien minuten voor het einde. Bovendien kom je er ook niet mee vooruit. Als je als land of competitie vooruit wil, moet je voetballen.”

Hoe lang ga jij nog door ?

“Normaal na dit seizoen nog een jaar. Dat is niet definitief, maar ik wil voor mezelf kunnen bepalen wanneer het genoeg geweest is. Als ze me morgen vragen om nog voor een jaar bij te tekenen, dan doe ik dat niet. Op het einde moet je op korte termijn denken omdat het snel kan veranderen. Verder dan volgend jaar wil ik niet vooruit kijken. Ik ben niet bang voor wat daarna komt, ook al weet ik niet wat ik daarna ga doen. Hoofdtrainer in eerste klasse zie ik me niet worden.”

Je wil je carrière wel afsluiten in België. Zal je geen spijt hebben dat je het nooit ergens anders probeerde ?

“Dat heeft even door mijn hoofd gespeeld, maar ik heb nooit hard genoeg doorgebeten. Had ik voor honderd procent weg gewild, dan was het wel gelukt. Maar toen Club met een voorstel kwam, koos ik daar toch maar voor.”

Had je niet voor jezelf willen weten of je de Bundesliga of de Premier League aankon ?

“Over de Premier League kan ik moeilijk oordelen. Tegen Duitse ploegen speelden we vaak genoeg om te weten dat ik daar had kunnen meedoen. De beleving is er veel groter. Natuurlijk moet je ginder een meerwaarde meebrengen, maar ook hier krijg je als ervaren speler meer verantwoordelijkheid. Ik ben samen met Timmy Simons het gezicht van de club. Gaat het slecht met Club, dan komen ze naar een van ons beiden. Een buitenlandse speler wordt daar niet op aangesproken als hij na een nederlaag in de stad wandelt. Dat was een van de redenen waarom ik eens naar het buitenland wou, om een beetje anoniemer te kunnen voetballen. Niet dat ik weg- loop van een camera als het slecht gaat. Het is mijn plicht jegens de club om die verantwoordelijkheid op te nemen.”

Je dwingt respect af zonder dat je daar een kapiteinsband voor nodig hebt.

“Die band hoeft niet, maar ik had er geen probleem mee om kapitein te zijn, hoor. Ik was dat graag, maar daar gaan we het niet meer over hebben. Ik hoef niet in de schijnwerpers te staan, als het slecht gaat, zou ik het liefst van al ook voorbij de camera lopen zoals de anderen. Je kan echter ook op een fatsoenlijke manier zeggen wat je ervan vindt en naar een oplossing zoeken. Ik zal nooit iets zeggen waar ik me achteraf in de kleedkamer voor moet schamen. Je moet altijd beseffen dat je nooit in je eentje een match wint en nooit alleen verliest. Ik geniet van mooie momenten, maar je onthoudt ook wel de lange busrit na een verloren match waar er gedurende tweehonderd kilometer niemand ook maar iets zegt. Het maakt je sterker, het stimuleert je om iets recht te zetten. Met de nationale ploeg kregen we ook een paar keer zoveel kritiek dat het een extra band smeedde tussen de spelers.”

Dan is het simpel : voor een succesvol EK of WK moet de pers er gewoon hard tegenaan gaan.

“Vaak motiveert dat op korte termijn, maar op lange termijn is rancune een slechte motivator.”

In de competitie staan jullie bovenaan, Europees vlogen jullie uit de Champions League. Moet je nu vooral blij of ontgoocheld zijn ?

“De eerste plaats gaat pas spelen vanaf nieuwjaar. We krijgen minder goals binnen dan vorig jaar, toen was het vaak bij de eerste kans raak. Qua intrinsieke waarde verschilt Club niet veel van wat we vorig jaar hadden.”

“Het maakt een verschil omdat Mendoza tegen de lijn aan speelde. Als ik ging zwerven, was dat niet erg. Nu moet Bosko Balaban ook zwerven om optimaal te renderen, je mag hem niet tegen de lijn plakken. En mij zegt het ook niets om een hele match tegen die linkerlijn te spelen. Soms is dat redelijk ambetant, Bosko en ik kunnen niet tegelijk overal gaan lopen. Maar als we, zoals nu, met drie constant van positie veranderen, lukt het wel.”

Balaban is wel egoïstisch…

“Hij heeft een goed schot, dan moet je shotten als het kan. Alleen heeft hij de neiging om alleen te gaan wanneer hij minder in de match zit, terwijl het dan juist andersom moet. Maar een egoïst vind ik hem niet. Hij beschikt wél over het egoïsme dat een spits kenmerkt, iets wat ik niet heb.”

De uitschakeling tegen Donetsk kwam wel als een klap, na het enthousiasme over de voorbereiding.

Ik was in elk geval niet superenthousiast vooraf. We speelden een paar goede matchen waar iedereen met de neus op zat, maar ook een paar dramatische, zoals in Leipzig, waar niemand bij was. Als je ziet hoe nipt we de vorige twee jaar in de poules van de Champions League raakten, moet je inschatten dat je er eens niet bij kan zijn. Ik vond dat Club extra druk legde door te benadrukken hoe belangrijk die Champions League op het financiële vlak was. In mijn ogen moet dat voor Belgische clubs een bonus zijn als je eerst nog de voorronde moet spelen. Dat je die poules in je budget verwerkt als je rechtstreeks geplaatst bent, snap ik nog, maar met nog voorrondes te gaan is dat even gevaarlijk als naar het casino gaan. Over twee wedstrijden toonde Donetsk zich sterker dan wij. Zij speelden goed, wij niet. Ik denk ook dat ze iets meer kwaliteit hebben dan wij.”

Stel dat jullie in hun plaats waren, had je in die poule iets kunnen doen of alleen maar genieten ?

“Vooral genieten, maar dat houdt ook ooit op. Je bent al eens in Milaan en Barcelona geweest, dan heb je niet veel zin meer om negentig minuten achter een ongrijpbare bal te lopen. Vorig jaar keken we al uit naar iets haalbaars, om een ronde verder te raken. Als ik Anderlecht in Valencia bezig zie, heb ik geen spijt dat ik daar niet op het veld sta, hoor.”

Als je je nog in de Champions League wil tonen, moet het volgend jaar gebeuren.

“Op mijn leeftijd speel je minder om aan iemand anders te laten zien dat je het kunt. Bij mij stopte dat na mijn laatste WK. Tevoren had je de grote wedstrijden nodig om je in de gunst van de bondscoach en de publieke opinie te spelen. Als dat weg is, valt er een last van je af. Ik heb op het juiste moment de goede beslissing genomen, ik wist van tevoren dat me dat goed zou doen.”

Je speelt ook goed, net als vorig jaar. Gert Verheyen straalt uit dat hij meester is over zijn lichaam en de bal.

“Dat hoor je mij niet zeggen. Integendeel : je wordt kritischer, ik ben minder rap content over mezelf dan voorheen. Toleranter naar anderen en strenger voor jezelf, dat is ouder worden. Ik wil nog altijd meer. Want niets gaat vanzelf. Ik hoor anderen graag zeggen dat ik op mijn ervaring speel. Sorry hoor, maar er moet elke match geknokt worden. Dat kost heel veel moeite en kracht, je moet elke wedstrijd weer fris zijn. Met de aanpak van deze trainer kan dat.”

Compenseert dat de monotone trainingen na al die jaren ?

“Bij welke trainer doe je na vijf jaar nog andere dingen dan in het eerste jaar ? Erik Gerets was heel goed, heel intens, met veel beleving zoals ik het voordien en achteraf niet meer meemaakte, maar die was slimmer, hij was na twee jaar al weg.”

Ook het incident rond de trainer ebde na Donetsk weg. Was dat de ontgoocheling van het moment ?

“De trainer tilde er niet zwaar aan, dus wij ook niet. Mocht er vooraf iets scheef zitten, dan had dat de druppel kunnen zijn die de emmer deed overlopen. Dat was niet het geval en dus doen we gewoon verder.”

En worden straks kampioen ?

“En worden straks kampioen ! Daarin geloven is een verplicht nummer voor ons.”

door Geert Foutré

‘Het zegt me niets om een hele match tegen die linkerlijn te spelen.’

‘Veel Belgische trainers denken weer dat je met verdedigend voetbal meer punten haalt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content