Lang vroegen andere clubs zich af met welk recht AA Gent zich zonder titel en met een krakkemikkige accommodatie lid van de G5 noemde. Vandaag is de nieuwe kampioen op alle vlakken het té volgen voorbeeld.

Donderdagavond, een opgewonden blauw-witte mensenzee glijdt de Ghelamco Arena binnen. Even voor acht stapt burgemeester Daniël Termont uit de auto. De camera’s flitsen. Het lijkt wel alsof Mick Jagger de Ghelamco Arena binnenstapt. Dit is het moment waarnaar Termont heeft uitgekeken. Een paar jaar geleden sloot hij een interview af met de woorden: “’t Is te hopen dat we nog gauw een keer kampioen worden!” De reactie, dat AA Gent nog nooit kampioen is geweest, doet hem perplex staan. Dat wist hij niet. “Allez! ’t Is nie waar. Dan moeten we dat gauw veranderen.”

Twee uur nadat Termont het stadion binnenstapte, vallen hij en Ivan De Witte elkaar om de hals. In dat ene moment zien ze de hele film terug waarin ze samen de hoofdrol spelen sinds die dag in september 2001.

Commercieel directeur Patrick Lips noemt dat het scharniermoment in de geschiedenis van de club. Termont, toen nog schepen van Havenaangelegenheden en Economie, was tot het besluit gekomen dat de locatie voor een nieuw stadion, wegens de te hoge grondprijs, niet de terreinen aan Flanders Expo kon zijn. Maar hij had een alternatief. De terreinen van de groothandelsmarkt net over de E17, die economisch onvoldoende rendabel waren. Dus legde Termont twee velletjes papier naast elkaar, herinnert Lips zich. “Op het ene velletje stond de groothandelsmarkt geschetst, op het andere het nieuwe stadion. Termont legde die op elkaar en die pasten perfect. Ik herinner me zijn woorden: ‘Hier moet Gent bouwen. Als je dat kunt realiseren, ben je vertrokken.’ Toen dacht ik: met dat idee en met een ambitieus man als Ivan erachter, zou Gent weleens een grote club kunnen worden.”

In mei 2002 wordt officieel bekend gemaakt dat de oude terreinen van de groothandelsmarkt op het kruispunt van de E17 en de E40 de nieuwe thuis van de Buffalo’s worden. De eerste spadesteek lukt, het vervolg veel minder. Jaren lijkt het toekomstige Arteveldestadion op het monster van Loch Ness: iedereen praat erover, maar niemand ziet het.

Tot Termont in 2007 op Waregem Koerse voorgesteld wordt aan Paul Gheysens van de Ieperse projectontwikkelaar Ghelamco. Termont: “Die merkte op: ‘Ik heb nog nooit een project in uw stad mogen doen.’ Dus zei ik: ‘Bouw dan ons stadion.’ Een paar dagen later zat hij al in mijn kantoor.”

Acht jaar later genieten op een mooie donderdagavond hoog in de eretribune van de Ghelamco Arena De Witte, Termont en Gheysens, naast mekaar op de eretribune, van een uniek moment.

Zeventien jaar eerder zag de Gentse hemel er asgrauw uit, eerder dan mooi blauwwit.

Lamentabel dossier

Trainer Jan Boskamp moet in oktober 1998 even bekomen wanneer hij het bureau van AA Gentmanager Michel Louwagie verlaat. Hij viel bijna achterover toen Louwagie hem in een discussie als ultiem argument het dossier met de financiële situatie van Gent liet zien. Die cijfers zijn niet te verenigen met het prestigieuze jeugdproject dat voorzitter Jean Van Milders met hem had uitgestippeld. Boskamp is zo aangedaan dat hij zich in een interview laat ontvallen wat hij gezien heeft. Ineens weet iedereen dat het water AA Gent tot aan de lippen staat.

Een paar maanden later is Boskamp weg. In februari 1999 maakt de stad Gent, waar de club was gaan aankloppen om zich borg te stellen voor een lening, brandhout van het dossier. Schepen van Financiën Frank Wijnakker, zelf supporter van AA Gent, is not amused: “Zo’n dossier behandelen wij niet meer, dit is van lamentabele aard. Ik ben verbouwereerd dat men zoiets durft voor te leggen.”

Huisbankier Frans Verheeke, met de Gentse spaarbank VDK al sinds 1989 hoofdsponsor, valt niet uit de lucht wanneer de financiële situatie wordt onthuld. Verheecke heeft van nabij het Gentse verhaal meegemaakt, sinds wijlen premier én Gentenaar Wilfried Martens na de degradatie van Gent in het voorjaar van 1988 de topondernemers uit de Gentse regio op zijn kabinet in Brussel verzamelde om de club te redden. Toen al dreigde met 3,5 miljoen schulden het failliet. Verheecke voelde zich in 1988 niet geroepen om het uithangbord van de club te worden, Jean Van Milders, afkomstig uit Geel en in Gent beland als bedrijfsleider van Coca Cola Belgium, wel. Met Van Milders keert Gent terug naar eerste klasse, waar het in 1991 met een uitstekend team onder leiding van René Vandereycken net de titel mist, maar een jaar later wel de kwartfinales van de UEFA-Cup (nu de Europa League) haalt, tegen Ajax.

Alleen neemt Van Milders, een flamboyant en ambitieus man, risico’s. Gaf eerst aan Erwin Vandenbergh zowat hetzelfde contract als bij Lille, waar Gent hem weghaalde. Weigerde vervolgens een lucratief buitenlands bod op Eric Viscaal terwijl Gent onder de groeiende schuldenlast zuchtte. Verheecke vloekte toen de voorzitter zonder zijn medeweten de oude tribune II al had laten neerhalen, terwijl hij net bij VDK een bankgarantie voor de bouw van een nieuwe had weten los te weken. VDK stond voor de keuze: de bijna ondraaglijke last van de nieuwbouw dragen, of de boel opblazen. Die tweede optie betekende het failliet van AA Gent. Verheecke besloot om de stekker niet uit het stopcontact te trekken, op voorwaarde dat er geen excessen meer zouden komen. “Ik zeg weleens: ik heb AA Gent in leven gehouden. Daar ben ik, Gentenaar zijnde, best trots op.”

Transitclub

Maar wanneer de stad Gent begin 1999 een borgstelling weigert, is AA Gent met een totale schuldenlast van 23 miljoen euro toch virtueel failliet, tien jaar na het vorige crisismoment. Begin maart houdt voorzitter Jean Van Milders de eer aan zichzelf en stapt op.

Na enkele maanden bedenktijd aanvaardt Ivan De Witte, sinds 1988 sportief beheerder, in juli 1999 het voorzitterschap. Eén ding heeft hij uit het aanhoudende conflict met de stad geleerd: “Je kunt als club geen ruzie maken met de stad. Stad en club zijn natuurlijke partners, die moeten altijd naar een win-winsituatie zoeken.”

Dus knoopt De Witte, psycholoog van opleiding en diplomaat in de omgang, weer gesprekken aan met de stad, en belooft een strikt financieel beleid te voeren en flink te saneren. Hij houdt woord.

Het jeugdbeleid is plots bijkomstig. AA Gent wordt een transitclub waar bevriende makelaars onbekende buitenlanders stallen die later tegen een flinke meerwaarde verkocht worden. Eerst redden de door Boskamp ontdekte jonge Belgen de club: Laurent Delorge vertrekt voor twee miljoen euro naar Coventry. Cédric Roussel, Gunther Van Handenhoven volgen. Daarna is het de beurt aan de buitenlanders: Egyptenaar Mido komt in 2000 als tester en wordt een jaar later door Ajax voor de neus van Anderlecht weggekocht. Standard legt liefst vijf miljoen euro neer voor topschutter Ole Martin Arst en Ivica Dragutinovic. Later betaalt het ook veel geld voor Alexandros Kaklamanos, vorige week nog de man die de aftrap gaf voor de kampioenswedstrijd. Eigenlijk, bedenkt een mens op zo’n moment, heeft Standard AA Gent altijd flink geholpen om uit de miserie te raken.

Mbark Boussoufa wordt in 2004 aan zeven Belgische eerste- en tweedeklassers aangeboden. Alleen Gent is geïnteresseerd. Twee jaar later koopt Anderlecht hem voor vier miljoen. Geen nood, Michel Louwagie heeft zijn opvolger al klaar: de onbekende Bryan Ruiz die hij zelf heeft meegebracht uit Costa Rica. Georges Leekens negeert Ruiz lang, maar ook die zal veel geld opbrengen.

Marc Coucke

Eind jaren tachtig staat op het perron van het Gentse Sint-Pietersstadion op wedstrijddagen waarop Club Brugge thuis speelde een zee van blauw-zwart uitgedoste Gentenaren te wachten op de trein naar Brugge. Bij de Vlaamse derby in het Ottenstadion wordt in het overvolle bezoekersvak gelachen met het kleine groepje van de B-Side, de harde kern van de thuisclub. In die dagen moest je als Gentenaar al een halve masochist zijn om supporter te worden van de Buffalo’s. Die waren in 1980 wel teruggekeerd naar eerste klasse, na negen jaar vagevuur in tweede en zelfs derde klasse. Dus zetten de Gentenaars koers naar Anderlecht en vooral de nieuwe opkomende macht Club Brugge, dat tijdens Gents afwezigheid in de hoogste afdeling liefst vijf keer kampioen wordt en twee Europabekerfinales speelt.

Tien jaar geleden gaf Marc Coucke, geboren en getogen Gentenaar, aan waarom hij wel op Oostende en op Club Brugge zat, en niet bij de eersteklasser uit zijn stad. “AA Gent heeft me nooit aangetrokken. Geen club waar je klanten kunt uitnodigen, met die accommodatie. Club is dat wel.” Vandaag zou Marc Coucke andere argumenten moeten aanhalen.

“Toen,” geeft commercieel directeur Patrick Lipstoe, refererend naar de jaren tachtig en negentig, “waren er in het Gentse straatbeeld op tien supporterssjaals acht van Club Brugge en twee van ons. Nu zijn dat er negen van Gent. Vroeger hadden de bezoekende supporters in het Ottenstadion 1700 plaatsen. Op topmatchen hoorde je die meer dan de onze, én we verloren altijd. Zeer frustrerend.”

In 2001 antwoordt erevoorzitter Jean Van Milders op de vraag of Gent ooit een topclub kan worden. “Gent heeft nog nooit de titel behaald en met 7000 toeschouwers ben je geen topclub. Ik wil de Gentenaars niet vernederen, maar het Gentse publiek is geen gemakkelijk publiek: opbouwend als het slecht loopt, maar ook kritisch en afbrekend als het goed gaat.” Als voorzitter klaagde Van Milders al dat de Gentenaars te weinig trots zijn op hun club, hun stad en hun rijke geschiedenis.

Totti en co

Op economisch vlak hoeft Gent niet onder te doen voor Brugge. Met 250.000 inwoners is het de derde stad van België, na Brussel en Antwerpen (510.000 inwoners), voor Charleroi (203.000) en Luik (196.000). Brugge (117.000), qua inwoneraantal pas de nummer zeven in België, is qua aanhang wél FC Vlaanderen terwijl 99 procent van de supporters van AA Gent uit Oost-Vlaanderen komt.

Komend seizoen speelt AA Gent tot zijn eigen verrassing meteen de poules van de Champions League. Toen het in de UEFA Cup in 2009 AS Roma lootte, schamperde LaGazzetta dello Sport over het Ottenstadion: “Slechter dan een trainingsaccommodatie van een Italiaanse tweedeklasser, oud en helemaal uitgeleefd.” Op het veld vernederden FrancescoTotti en co de Buffalo’s met 1-7. Alleen het traditionele diner op het zwoele zomerterras in de Auberge du Pêcheur aan de oevers van de Leie in Sint-Martens-Latem maakte indruk op de Romeinen. Straks heeft Gent méér troeven dan zijn banket, de vriendelijke ontvangst en de prachtige historische binnenstad.

Met de startbonus van zestien miljoen euro die elke deelnemer aan de CL-poules krijgt, bovenop het huidige budget dat in de loop van het seizoen opgetrokken werd van 24,5 naar 32 miljoen, komt AA Gent straks aan 50 miljoen euro. Meer dan Anderlecht, dit seizoen de club met het grootste budget van eerste klasse (40 miljoen). Toen Ivan De Witte in juli 1999 het voorzitterschap aanvaardde, bedroeg het budget 5,5 miljoen euro, had AA Gent gemiddeld 7000 toeschouwers, onder wie 2700 abonnees. Dik twee jaar geleden hoopte Michel Louwagie dat Gent in zijn nieuwe stadion het aantal abonnees zou kunnen optrekken van 8400 (het laatste cijfer in het Ottenstadion) naar 11.500. Dit jaar liep het aantal abonnees in PO1 op naar 15.600.

Vorige donderdag zaten er bijna dubbel zoveel Gentse fans met blauw-witte vlaggen dan het laatste jaar in het Ottenstadion, twee jaar terug. Nu al wordt gevraagd of Gent niet overweegt om die extra 5000 plaatsen die voorzien zijn bij te bouwen.

In maart 2013 antwoordde Ivan De Witte op de vraag of een stadion met 20.000 plaatsen niet te klein zou zijn: “De funderingen zijn wél berekend op 30.000 plaatsen. You never know.

Profetische woorden.

DOOR GEERT FOUTRÉ

“Tot de jaren negentig waren er in het Gentse straatbeeld op tien supporterssjaals acht van Club Brugge en twee van ons. Nu zijn dat er negen van Gent.” Patrick Lips, commercieel directeur

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content