Bob Peeters debuteert straks als trainer van Cercle Brugge in eerste klasse. ‘Ik eis dat spelers elkaar veel corrigeren, want in België heb je nogal snel de mentaliteit van: volgende keer beter. Maar het gaat wel om de knikkers, hé.’

N ico Vaesen, met wie hij nog voetbalde bij Lierse en die zijn profcarrière bij Cercle Brugge begon, bracht als makelaar Bob Peeters in contact met ‘de vereniging’. En ‘de vereniging’ en Bob Peeters, beloftetrainer bij AA Gent, zagen het zitten met elkaar. “Het financiële was voor mij niet van doorslaggevend belang. Het belangrijkste was voor mij dat ik een kans kreeg”, zegt Peeters.

Wie je kende, vond dat je vroeg of laat trainer zou worden, maar niemand had blijkbaar verwacht dat het zo snel al zou gebeuren.

Bob Peeters: “Ik ook niet. Ik dacht toen ik bij AA Gent begon: eerst twee jaar beloftetrainer zijn en dan assistent worden. Maar vorig jaar dacht ik dat het misschien toch wel belangrijk was om al assistent-trainer te worden, om korter op de grote gasten te zitten. Je staat alle dagen op het veld met MichelPreud’homme en dat smaakt naar meer. Ik werkte veel met onder anderen Coulibaly en Leye en die maakten progressie en hadden daar een goed gevoel bij. Dat was voor mij een teken dat spelers het oppikten. Ik hoorde in voetbalmiddens mijn naam meer en meer vallen en de vraag van Cercle was misschien wel de kans van once in a liftetime.

“Wat mij vooral ook aansprak, is dat het er de vorige jaren altijd rustig bleef. Het is niet de vereniging die slag om slinger van trainer verandert, maar mensen vertrouwen geeft en ervaring heeft met jonge trainers. Dus dan ga je daar eens met mensen over praten. Zo ben ik op een geven moment thuis geweest bij Sef Vergoossen, die ik ken van bij Roda en die ik nog altijd de beste trainer vind met wie ik als voetballer heb samengewerkt. Hij zei ook: als je die kans krijgt, moet je niet twijfelen. Een visie is een visie en die moet je doordrukken en niet veranderen als het wat minder gaat, tenzij je absoluut ziet dat het niet werkt.”

Hoe zou je je visie omschrijven?

“Ik zou dom zijn om een kopie te worden van Preud’homme en het zou ook dom zijn om geen dingen op te pikken die ik vorig jaar heb gezien. Ik heb Helleputte gehad, Gerets, Jol, toch ook niet de minste, Vergoossen, Ronald Koeman, Broos, Leekens bij de nationale ploeg, Ray Wilkins, die nu assistent is van Ancelotti … Allemaal grote namen, en ik heb in drie landen gevoetbald. Dat is een beetje waar mijn visie op gestoeld is: in de opbouw de Nederlandse visie, maar in de omschakeling de Engelse. Het kan niet dat iemand zijn eigen wedstrijd gaat spelen, maar creativiteit en intuïtie zijn belangrijk in een organisatie. Bayern-Inter, twee topcoaches tegen elkaar, maar uiteindelijk wordt de wedstrijd wel beslist door Milito. Ik hoor het allemaal graag zeggen dat je het als trainer tactisch zo en zo hebt gedaan, maar als je keeper na vijf minuten de bal door zijn benen laat gaan, mag je doen wat je wilt. In voetbal zit altijd een factor geluk. Het is de enige teamsport waarin de minste ploeg kan winnen.”

Tactisch, hoor je in Gent, vinden ze je sterk.

“Ik ben iemand die kan ingrijpen in een wedstrijd, maar binnen een systeem. Niet de boel op zijn kop zetten, maar bijvoorbeeld de linkerspits in balbezit iets dieper of iets meer in de bal laten spelen. Dat vind ik tactisch bijsturen, niet met twee achteraan gaan spelen en met acht vooraan.”

Daarin verschil je van Preud’homme. Die gooide veel om en zag zich na de thuiswedstrijd tegen Germinal Beerschot zelfs genoodzaakt het simpeler te houden.

“Dat is een visie, dat is Michel zijn ding.”

Dacht je dan niet af en toe: dit gaat mij te ver?

“Te ver niet. Ik ben bij AA Gent begonnen omdat mijn visie heel dicht aanleunde bij die van Michel, maar het is niet dat ik alles hetzelfde ga doen.”

Michel Louwagie liet optekenen: ‘Je hebt het of je hebt het niet als trainer en Bob heeft het.’

“Dat verraste me wel van hem, omdat hij altijd heel nuchter en zakelijk tegen mij heeft gesproken en mij eigenlijk een beetje ‘klein’ hield. Ik vroeg me soms wel eens af: apprecieert hij mij wel? Daarom verraste het mij dat hij zo positief was. Maar hij heeft zich ook honderd procent gehouden aan ons gentlemen’s agreement, zodat we mijn overgang correct konden afhandelen.”

To the point

Er is een vrolijke en er is een ernstige Bob. Toch is de perceptie – ook bij je aanstelling weer – dat je die vrolijke Frans bent die tijdens Euro 2000 op tv een Roemeense supporter zocht. Vind je dat hinderlijk?

“Mijn vrouw weet heel goed dat ik thuis heel rustig ben en heel beredeneerd. Ik weet wanneer je kunt lachen en wanneer het serieus is. Daarom ga ik bijvoorbeeld ook de opwarming veranderen bij Cercle. Vroeger deden ze dat eerst individueel en dan met de bal. Nu wil ik dat ze twee rondjes lopen en dan met de fysiektrainer opwarmen, zodat ze direct in die opwarming en in die concentratie zitten.

“Ik heb nog altijd geen spijt van wat ik voor tv heb gedaan. Kan ik daarom geen goede trainer zijn? De perceptie in België is: je bent trainer, dus je moet serieus zijn. Maar het leven is meer dan trainer zijn.”

Ariël Jacobs heeft veel brandjes geblust met zijn humor.

“Natuurlijk! Ariël Jacobs was ook een van de eersten die mij een bericht stuurde na mijn aanstelling. ‘Trainerke, ’t is hier het trainerke van Anderlecht. Ben jij 36? Dat zou je ook niet zeggen.’ Wij kennen elkaar al twintig jaar, we weten wat we aan elkaar hebben. Het is altijd ludiek tussen ons. Als je op de BBC naar Match of the Day kijkt, is dat altijd ludiek, maar hun analyses zijn wel to the point. Op de NOS hetzelfde. Is dat slecht? Humor is alleen functioneel als het een groep kan bereiken. Als je voor de groep staat en ze pikken het niet, dan moet je het ook niet doen. Als ze niks terugzeggen en het blijft van één kant komen, dan moet je dat niet doordrijven. We lachten dikwijls nogal wat af in het bureau met Michel, maar als we dan buiten voor de groep stonden, was dat sec.”

Ga jij straks ook zulke lange tenen hebben als hij?

“Ach, dat is ook een beetje een rol die hij speelt. Hij is natuurlijk eergevoelig, maar ik mocht heel veel tegen hem zeggen. Zo veel dat die andere mannen soms dachten: dit is erover. Maar dan accepteerde hij dat toch, of hij lachte. Als je hem kent, valt dat heel goed mee. Ik ben iemand die meer relativeert. Ik heb daar wel eens een discussie over gehad met hem nadat een krant hem kritiek had gegeven en een andere trainer, met wie hij in de clinch lag, niet. Ik vind: als ze over je schrijven, wil dat zeggen dat jij belangrijker bent. Dan smeet hij de krant naar mijn kop en liep hij weg. ( lacht) Maar een halfuur later was dat over, hé.”

Zoals Erik Gerets

Iemand uit de jeugd van AA Gent zei: ‘Je kon het veld waar Bob trainde er zo uithalen, het enthousiasme spatte eraf.’ Enthousiasme lijkt een belangrijk element in je benadering.

“Je moet met plezier naar je werk gaan om te kunnen presteren. Ik kan lachen en sociaal zijn, maar er moet wel gewerkt worden en afspraken moeten nageleefd worden. Wie er honderd procent voor gaat, mag van mij veel. Ik was vroeger als speler heel los, maar vanaf anderhalf uur voor de wedstrijd was ik stil en gefocust. Dat was mijn manier om mij te concentreren, maar iedereen moet daar zijn eigen evenwicht in vinden. Iedereen moet zo dicht mogelijk bij zijn naturel kunnen blijven. Ik denk daarom dat trainer zijn voor tachtig procent mensenkennis is. Als je mensen kunt overtuigen, zoals Erik Gerets vroeger, dan ben je al ver: ‘Dat is een muur en daar kun je door lopen!’

“Als je een team en een goede sfeer kunt creëren, sta je sterk. Ik eis dat spelers elkaar veel corrigeren, elkaar op hun flikker geven, zoals ze in Nederland zeggen. Want in België heb je nogal snel de mentaliteit van: de volgende keer beter. Maar het gaat wel om de knikkers, hé. Als je vindt dat iemand als een krant speelt, moet je dat ook durven zeggen. Je mag van mekaar veel eisen, zo creëer je communicatie. Ik zat er als speler ook bovenop, maar anderen mochten dat evenzeer ten opzichte van mij doen.

“Vorig jaar had ik er een bij de beloften die in de jeugd altijd boven zijn trainer groeide en rode kaarten pakte. Hij is dan naar Brugge gegaan en teruggekomen, wat nogal gevoelig lag. Maar ik heb de eerste dag met hem gesproken. Ik heb hem gezegd dat ik zijn ‘moeilijk’ karakter zou aanmoedigen en hem steunen als hij iemand op zijn flikker gaf, als hij maar voorop ging in de strijd. Op het eind van het seizoen zei iedereen: amai, die is veranderd! Eén gele kaart, nooit meer door het lint gegaan. Die gast kon eindelijk zijn ei kwijt en dat werd geaccepteerd.

Hannes Van Der Bruggen is nog een voorbeeld. Hij is als middenvelder misschien een van de grootste talenten die er in België aankomen, was in het begin wat timide, maar die heb ik dominant proberen te maken en die begint nu ballen op te eisen. Ik heb hem gezegd: je moet naar Bayern München kijken hoe Van Bommel speelt. Want hij wou op de tien, maar hij is meer een controlerende middenvelder, met de passing en infiltraties op het juiste moment. Die heeft een enorme progressie gemaakt, een profcontract getekend en hij zal normaal dit seizoen wel al wat mee-trainen met de A-kern. Je moet jongens dominant durven maken en iedereen binnen zijn kwaliteiten laten voetballen.

Hoe ben je als beloftetrainer zelf geëvolueerd?

“Enorm. Je begint met het gevoel dat je trainer gaat worden, maar je krijgt aanvankelijk niet veel feedback. Ik heb heel veel gehad aan Etienne De Wispelaere, die altijd zei dat ik rustig moest blijven, dat er niks moest. Als het dan begint te lopen en je ziet dat die gasten het oppakken, dan groei je in je rol. Eerst moest ik verdedigend alles op punt zetten: backs die uit positie liepen, centrale verdedigers die zomaar uitstapten of een afhakende spits blindelings volgden. De eerste drie, vier maanden kregen we de meeste doelpunten tegen, maar in de tweede ronde veruit de minste. We zijn als derde geëindigd op twee punten van de kampioen. Niet dat dat het belangrijkste was, het belangrijkste was spelers naar de A-kern brengen. En er zijn vier spelers die richting A-kern kunnen. Het is, denk ik, de eerste keer in jaren dat vier jeugdspelers een profcontract hebben getekend.

Ik herinner mij de eerste training nog: ze wilden alleen maar door elkaars benen spelen, iedereen op een hoop. Na twee trainingen heb ik tegen één speler gezegd: jij speelt vanaf nu in twee tijden. Aannemen, spelen, lopen. Die keek naar mij van: ja maar, ik ben creatief … Ik zeg: je creativiteit ga ik nooit afpakken, maar ik ga je eerst simpel leren spelen. Een tegenstander elimineren mag, Zidane was een meester in de dribbel, maar óók in het geven van een bal van vijf meter.”

In de oren pitsen

Je coacht positief: je eindigde de training soms met applaus …

“… altijd. Als er goed gewerkt is, moet zoiets. Ik probeer altijd het positieve te benaderen en ik ben iemand die op het momént coacht.”

Je pitste verliezers in de oren als het koud was of je zette ze in hun blote kont in doel om naar te trappen …

“… ( lacht) Dat is de Engelse manier, hé.”

Maar kun je dat ook vertalen naar de eerste ploeg van Cercle, waar je bovendien meer met druk te maken zult krijgen en keuzes moet maken?

“Op zich werkt dat wel, maar je voelt snel of een groep daarvoor openstaat of niet. Ik ben iemand die ook wel wat druk nodig heeft. Vorig jaar heb ik dat af en toe gemist. Ik heb heel veel geleerd van Preud’homme in de periode dat het slecht ging. Hoe hij daar dan mee omging: naar buiten uit kalm, maar in zijn bureau kon het wel eens oorlog zijn en dat mag ook. Op Charleroi moesten ze absoluut winnen, want ze waren uit de top zes gevallen en hij is terug naar de basis gegaan. Die basis moet je hebben. Hij heeft niet veel veranderd in zijn manier van trainen en dat is belangrijk.”

Hoe groot is de geest van Glen De Boeck – zoals je het bij je aanstelling noemde – die je moet verdrijven?

“Daar heb ik nog geen zicht op, maar ik weet wel dat ik een heel andere mens ben en een heel andere coach. Je moet verder bouwen op wat Glen hier met de anderen heeft neergezet. Er zijn een paar dingen die ik al veranderd heb op het vlak van voeding en rust – wát zal later nog wel blijken. Je moet altijd afwachten of je manier van werken aanslaat en jezelf in vraag durven stellen en je eventueel wat aanpassen. Ik ben wel iemand die de communicatie aangaat. Spelers moeten naar mij durven komen als er iets in hun hoofd speelt.

“In de eerste gesprekken die ik met Cercle heb gevoerd, heb ik gezegd dat de physical coach de belangrijkste man gaat worden die ik nodig heb. Hij moet zorgen dat spelers fit zijn en wij het voetbal kunnen brengen dat ik voor ogen heb. Wetenschappelijk onderbouwd werken is goed, maar af en toe moeten jonge spelers ook eens in overload kunnen gaan om een motor op te bouwen. Ik hecht heel veel belang aan een physical coach, dat zijn in de toekomst de belangrijkste mensen.”

Hoe schat je Cercle in als ploeg?

“Ik ga sowieso altijd uit van een 4-3-3. In het middenveld kan dat variëren met de punt naar achteren of naar voren. De basis wordt ook bij Cercle een 4-3-3, zeker met het type spelers dat voorhanden is.

“Iedereen zegt nu: De Boeck heeft met Cercle dit en dat gedaan. Maar je mag ook niet vergeten dat de spelers met wie hij dat drie jaar geleden deed ondertussen drie jaar ouder zijn. Dat zijn nu jongens die naar de 34 gaan … Die gasten zaten toen op de top van hun kunnen en ik snap wel dat dat nu iets minder is. Dan zullen de anderen dat moeten compenseren. Als je geen 25 titularissen hebt, moet je zo vastigheid creëren.

“Ik zie dat er vooral op het middenveld een beetje ouderdom in begint te sluipen, dus ik kan er wel inkomen dat ze zeggen dat er vers bloed nodig is. Maar ik ben ook niet de trainer die tien man gaat meepakken en ‘we zullen wel zien hoe we ze inpassen’. In het begin van het seizoen had Cercle het moeilijk, maar je hoorde nooit een negatieve klank. Dat heb ik in de gesprekken met Cercle ook aangehaald: als je een jonge trainer aantrekt, moet je hem de kans geven. Zij doen niet mee aan vuilspuiterij, zeiden ze. Als je een contract afsluit voor twee jaar en een optie met de bedoeling er drie van te maken als het na een jaar goed zit, dan moet je dat ook over die termijn zien.”

door raoul de groote – beelden: jelle vermeersch

Ik zie dat er vooral op het middenveld van Cercle een beetje ouderdom in begint te sluipen.

Ik heb heel veel geleerd van Preud’homme in de periode dat het slecht ging.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content