‘TREUREN EN WEER BLIJ ZIJN, DAT HOORT BIJ MIJ’

© BELGAIMAGE - CHRISTOPHE KETELS

Het ontslag bij Waasland-Beveren was pijnlijk, maar dreef hem tegelijk in de armen van NAC Breda. Op bezoek bij Stijn Vreven, welbespraakt en gepassioneerd.

Zundert, Noord-Brabant, een paar kilometer over de Belgische grens. Op het Oranjeplein is het aanschuiven aan het kraam van Vishandel de Meerpaal, waar de haring en knapperige kibbeling vlot over de toonbank gaan. Oer-Hollands. Even verderop, aan de Markt, schittert de zon op de glazen gevel van het Vincent van GoghHuis, waar de jeugdjaren van de predikantenzoon in herinnering worden gebracht. Het is, samen met de jaarlijkse bloemencorso in september, een van de zeldzame toeristische trekpleisters van de rurale gemeente.

De tractoren, op weg naar een van de vele planten- en boomkwekerijen, denderen onophoudelijk door de Rustenburgstraat, waar het Autotaalglas Trainingscentrum van NAC Breda ligt. Het oefencomplex straalt rust en vredigheid uit. Heel anders dan het Rat Verlegh Stadion, de thuishaven die bijna 25 kilometer noordwaarts ligt. Een ‘Avondje NAC’ is al meer dan 40 jaar een begrip in Nederland. Nergens wordt op wedstrijddagen meer gedronken dan in Breda. Zelfs niet in De Kuip of de Amsterdam ArenA, twee mastodonten in vergelijking met de 19.000 plaatsen in het Rat Verlegh Stadion.

Als speler van FC Utrecht, Vitesse en ADO Den Haag genoot Stijn Vreven (43) van de kolkende en vaak vijandige sfeer in Breda, waar hij ooit een plastieken bekertje met bier naar het hoofd kreeg geslingerd. De rechtsback met de lange wapperende haren raapte het op en… nam een slokje. Voetbalfolklore.

In de lente van 2015 denderde De Parel van het Zuiden uit de Eredivisie, waarin het op de eeuwige ranglijst nog altijd 8e staat, maar de NOAD Advendo Combinatie is vooral een emotioneel kruitvat. Vier trainers en vier technisch directeuren sinds begin 2014, Stijn Vreven is nummer vijf.

Het voetbal leeft in Breda. Gemiddeld meer dan 13.000 luidruchtige fans, de topper tegen de toekomstige kampioen VVV-Venlo lokte zelfs 19.000 toeschouwers. Cijfers waar de meeste Belgische eersteklassers van dromen. ‘Dit is op alle vlakken een serieuze stap vooruit in vergelijking met Waasland-Beveren’, zegt de Hasselaar, die een contract tot het einde van het seizoen tekende.

Toen hij kort na de jaarwisseling Marinus Dijkhuizen opvolgde, leek het alweer een verloren seizoen te worden. Maar met twee overwinningen en een gelijkspel mogen de B-Side en Vak G opnieuw dromen van de play-offs, waarin nog twee tickets voor de Eredivisie voor het grijpen liggen.

‘Deze club wordt heel kritisch bekeken, want de realiteit is dat het de laatste jaren niet super loopt. Je kan wel geloven en denken dat je een grote club bent, maar de waarheid ligt altijd op het veld. Door de manier waarop ze hier denken en werken, is alles aanwezig om opnieuw een eredivisieclub te worden, maar de realiteit is dat we bij mijn komst pas 9e in de Jupiler League stonden. Dan is er geen reden om de polonaise te dansen. Hier hangt nog altijd een ongeloof in succes – dat is menselijk -, maar overal waar ik heb gewerkt, ben ik begonnen met het idee ik dat ik iets kan veranderen.’

Had je het nodig om snel weer aan de slag te gaan?

STIJN VREVEN: ‘Neen. Twee dagen na mijn ontslag bij Waasland-Beveren kon ik bij Cercle Brugge beginnen. Daarna had ik goede gesprekken met Antwerp, maar Wim De Decker wilde het zelf doen. Ik heb uit respect met Lommel United gesproken, maar ik vond het geen goed moment om daar toen opnieuw in te stappen. En toen is NAC vrij snel gekomen, daar had ik meteen een goed gevoel bij.’

Stap je daar dan blindelings in?

VREVEN: ‘Neen, omdat ook NAC niet zomaar met mij in zee is gegaan. Voor ik mijn handtekening kon zetten, moest ik op gesprek bij mensen uit alle geledingen van de organisatie – technisch directeur, teamontwikkelaar, iemand van de Raad van Commissarissen, algemeen directeur, secretaresse… -, die de club ontleedden: hoe wordt hier gedacht en gewerkt? Wat is het DNA van NAC? En: de club had ook mij als speler én als mens doorgelicht. Heel professioneel.’

Heb je uit jouw profiel nieuwe zaken geleerd?

VREVEN: ‘Het was een boek! Bij momenten zelfs confronterend. Er stond een aantal zaken in die ik wel wist, maar die ik liever niet benoemd wilde zien. Als je zoiets zwart op wit moet lezen…’

Zoals?

VREVEN: ‘Dat ik snel interesse verlies in mensen die mij niet boeien of die niet dezelfde drive hebben. Ik kreeg ook te horen dat mijn manier van werken niet altijd even aangenaam is voor sommige mensen. Of dat ik bijvoorbeeld niet altijd de meest enthousiaste mensen moet opzoeken, maar eerder de minder gemotiveerde mensen naar mij moet proberen toe te trekken. Interessante vaststellingen waar ik iets kan en moet mee doen.’

Mag je dat enthousiasme niet verwachten van jongens die betaald worden om te voetballen?

VREVEN: ‘Tegenwoordig moet je toch letterlijk en figuurlijk aan de kar trekken, anders gaat die niet vooruit. Dat heeft met de evolutie van de maatschappij en de sport te maken. Het gaat wat gemakkelijker. Jongens krijgen sneller een kans, terwijl je vroeger méér moest doen voor je die kansen kreeg. Hier zijn bijna alle spelers tussen 17 en 22 jaar, jongens die op zoek zijn hoe ze een leven als profvoetballer moeten invullen. Dat heeft niet altijd met slechte wil te maken, maar vaak met onwetendheid. In dat bewustwordingsproces steken we misschien wel de meeste energie.’

DE NAWEEËN

Ligt de mentaliteit van de mondige Nederlandse voetballers je beter dan die van de vaak makke Belgen?

VREVEN: ‘Ja, maar ik werk hier niet anders. Elk land heeft zijn cultuur. Hier is het directer en minder achter de rug. Daar houd ik van. Maar gemakkelijker of beter? Neen, zo voel ik dat niet. We werken met de beste systemen voor videoanalyses, de taakverdeling is heel duidelijk, de velden liggen perfect, de kleedkamers en de ruimtes voor krachttraining zijn top en we maken gretig gebruik van de samenwerking met Manchester City. Er zijn geen excuses om niet te presteren.’

Je hebt het gevoel dat je hier meer met het voetbal kan bezig zijn?

VREVEN: ‘Ja. In Beveren moest ik elke morgen naar de groendienst bellen om te vragen of het gras gemaaid was en of de lijnen waren getrokken. Zoiets kost veel energie, maar je weet ook dat spelers gretiger en meer gefocust zijn als ze niet op een patattenveld moeten trainen.’

Waarom heb je maar tot het einde van het seizoen getekend?

VREVEN: ‘Alles is gelinkt aan resultaten. Als ik in Beveren één ding heb geleerd, dan is het dat wel. Hoe kan je verklaren dat ik na de 12e plaats – het beste seizoen ooit van Waasland-Beveren – op handen werd gedragen en het seizoen erna nog voor de helft van de competitie werd ontslagen, terwijl we 13e stonden? Ik jank niet of vraag geen medelijden, maar dat is toch raar? Spelers, supporters en media stonden achter mij, waarom word je dan ontslagen?’

Zeg het maar.

VREVEN: ‘Ik heb nog geen enkele keer uitgehaald naar Waasland-Beveren en ga dat ook nu niet doen, maar het was op z’n minst een bizar ontslag. Het werd ook niet echt benoemd. Op vrijdagmorgen moest ik bij het bestuur komen. ‘Een gebrek aan resultaten…’ Achteraf gezien had ik na het eerste jaar moeten opstappen, dat besef ik nu wel. De gesprekken die toen lang aansleepten, kan ik nu beter inschatten. Tijdens het evaluatiegesprek na dat eerste seizoen was de openingsvraag: ‘Hadden we niet hoger kunnen eindigen?’ Een goede en realistische vraag, maar ik had mij toen al moeten afvragen waarom ze als eerste vraag werd gesteld. Er was totaal geen euforie na onze 12e plaats, alsof het normaal was.’

Wat doet een ontslag met een mens?

VREVEN: ‘Ik vind van mezelf dat ik geen groot persoonlijk ego heb, maar wel een groot sportief ego. Dat heeft me gemaakt tot de speler die ik ‘maar’ was, maar die wel 18 jaar profvoetballer is geweest. Ik was in mijn eer aangetast, vooral omdat ik het onrechtvaardig en zuur vond. Tot vandaag de dag kan ik het nog altijd niet goed plaatsen. De eerste dagen was ik er echt ziek van. Ik ben geen snelle passant. Als ik ergens aan de slag ga, dan ben ik met hart en ziel bij de club, soms tot achttien uur per dag. Dat heb ik nodig om goed te kunnen functioneren.’

Was je dan écht ziek?

VREVEN: ‘Toch ellendig, ja. Ik heb geen schroom om toe te geven dat ik na de beslissing, toen ik in het kantoor met de andere trainers zat, heb geweend. Dat zegt veel over de manier waarop ik werk. Ik wil niet zomaar ergens de deur achter mij dichttrekken en de ontslagpremie opstrijken. Ik vond dat we goed werkten en ik wilde mijn job afmaken. Dan doet het pijn als dat wordt afgenomen.’

Maar: door de positieve commentaren van spelers en journalisten ben je niet aan jezelf gaan twijfelen?

VREVEN: ‘Dat is juist, maar je gaat jezelf tóch kritisch bekijken. Niemand kan mij een gebrek aan passie of werkethiek aanwrijven. Natuurlijk maak je als trainer fouten, want je moet constant keuzes maken. Daar zaten slechte keuzes bij – dat overkomt zelfs PepGuardiola -, maar dat vind ik niet de basis. Spelers béter maken is een belangrijk deel van de job als coach, want daar worden ook de ploeg en de club beter van. Dat is gelukt. Thibault Moulin, gehaald uit de Franse tweede klasse en na een seizoen voor een miljoen euro verkocht, en Steeven Langil waren naar Legia Warschau vertrokken en vervangen door jongens van wie we dachten dat we hen opnieuw beter zouden maken.

‘Nu, ik heb er ook uit geleerd. Op sommige zaken moet ik scherp blijven, terwijl ik andere dingen soms eens moet loslaten omdat ze voor het geheel minder belangrijk zijn. De aard van het beestje dat alles in de hand wil hebben, ook al omdat je je ploeg tijdens een wedstrijd uit handen moet geven. Veel kan je niet doen, tenzij een wissel doorvoeren, maar je wordt wel alleen op resultaten beoordeeld.’

In de Nederlandse Eredivisie werd voor Nieuwjaar geen enkele coach de laan uitgestuurd. Opvallend toch?

VREVEN: ‘Dat heeft vooral met het statuut te maken. Trainers zijn in Nederland veel beter beschermd. In België hebben trainers een bediendencontract, waardoor er geen enkele schroom meer is om ze weg te sturen. Hier moet het volledige contract nog altijd worden uitbetaald, dan ga je als club wel twee keer nadenken voor je een trainer ontslaat. De perceptie van wat goed is, is in België een beetje weg. Peter Maes plaatste Genk voor de Europa League en de halve finale van de beker, was ook in de competitie nog niet uitgeteld voor een plaats in play-off 1 en had spelers beter gemaakt waarna ze voor miljoenen werden verkocht…’

Jij was nog niet ontslagen toen de cv’s in Beveren al binnenstroomden.

VREVEN: ‘Dat zou ik nooit doen.’

Is dat collegiaal of naïef?

VREVEN: ‘Beide waarschijnlijk. In een en dezelfde week zag ik een trainer in de tribune zitten bij Lokeren, Cercle Brugge en Waasland-Beveren. Dat moet in je zitten, maar iedereen moet doen wat hij denkt te moeten doen. Normenvervaging, zowel bij collega’s als bij clubs. Als je collegiaal bent, dan ben je tegelijk een stukje naïef. Ik ga nergens in de tribune zitten waar een collega onder druk staat omdat ik mij er niet goed zou bij voelen. Als er iemand wordt ontslagen, dan zullen ze mij wel bellen. Of niet.’

KWETSBAAR

Na de 6-1-nederlaag in Genk zei je: ‘Als ik jullie niet scherper krijg dan dit, dan ben ik misschien niet goed genoeg.’ Is dat geen koren op de molen van bestuurders die aan je twijfelen?

VREVEN: ‘Ik kan altijd de positivo uithangen, maar als ik ergens door de media werd gewaardeerd, dan is het door een match eerlijk te analyseren en niet rond de pot te draaien. Door eerlijk en open te zijn, kom je het verst. Die weg wil ik aanhouden, ook al stel ik mij daardoor soms kwetsbaar op. De mensen die me kennen, weten dat ik teleurgesteld kan zijn, maar de dag erna opnieuw met volle moed herbegin. Treuren en weer blij zijn, dat hoort bij mij.’

Je wordt een vermoeiende trainer genoemd.

VREVEN: ‘Dat voortdurend pushen – soms letterlijk – kan soms wel eens op de zenuwen werken en dat mogen mijn spelers zeggen, op voorwaarde dat het op een respectvolle manier gebeurt. Ik houd van spelers met een mening. Ze moeten niet ‘ja’ knikken als ze ‘nee’ denken, maar dan moeten ze wel zeggen waaróm ze niet akkoord gaan. Als trainer moet je tegelijk de boeman en de lieve opa zijn, voortdurend slaan en zalven om spelers naar een hoger niveau te brengen. Welk type coach je mag en moet zijn, hangt ook af van de profielen van je spelers. Ervaren jongens kunnen zichzelf corrigeren en die moet je niet meer van a tot z uitleggen wat van hen wordt verlangd, jonge spelers moeten veel meer gestuurd worden.’

Zou je graag training van jezelf gekregen hebben?

VREVEN: ‘Wat visie en manier van trainer zijn betreft, zeker. Spelers die over de schreef gaan proberen in te tomen, de jongens die wat meer pit kunnen gebruiken proberen mee te slepen of op te peppen. En: ik ben een voetbaltrainer. We gaan niet in het bos lopen, maar doen alles met de bal.’

De Nederlandse Jupiler League is een typische opleidingscompetitie. Uit een studie van The European Club Football bleek dat nergens in Europa de gemiddelde leeftijd – 23,1 jaar – lager ligt. In hoeverre strookt dat met de visie van de trainer die ooit zei dat alleen winnen telt en dat verliezen hem ongelukkig maakt?

VREVEN: ‘De Nederlandse Eredivisie staat zelfs op de derde plaats, na Letland. Ook daar moet je de balans vinden tussen opleiden en resultaten behalen. Supporters zien ons niet als een opleidingsclub, wel als een club die wil promoveren en dus moet winnen. Het is niet gemakkelijk om dat evenwicht te vinden, want we zitten met jonge spelers van Manchester City en gasten die rechtstreeks van de A-jeugd naar het eerste elftal doorstroomden, maar de druk die met winnen gepaard gaat, zal hun leerproces wel versnellen.’

Matchen die op 3-4 of 5-3 eindigen, zijn hier geen uitzondering.

VREVEN: ‘Dat zijn niet mijn uitslagen. Ik win liever met 1-0 dan met 5-4. Of, nog liever met 5-0. Dat is het mooie aan verschillende voetbalculturen. Wij Belgen denken iets zakelijker. Het resultaat en de nul houden, zijn heilig. Die Belgische insteek heb ik behouden. Zelfs in de Eredivisie zijn er veel coaches die tevreden zijn als ze één keer meer scoren dan de tegenstander, ook al hebben ze drie of vier goals geïncasseerd. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen, maar het zit niet in ons DNA.’

DOOR CHRIS TETAERT IN NEDERLAND – FOTO’S BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

‘Ik heb geen schroom om toe te geven dat ik na mijn ontslag, toen ik in het kantoor met de andere trainers zat, heb geweend.’ – STIJN VREVEN

‘Ik ga nergens in de tribune zitten waar een collega onder druk staat omdat ik mij er niet goed zou bij voelen.’ – STIJN VREVEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content