Als u 1 februari 2035 op Google ‘This day in sports history’ indrukt, zult u, in kapitalen, lezen: vijfde Australian Open voor Novak Djokovic en vierde recordzege in de Super Bowl voor de New England Patriots. Heel misschien zal er een voetnoot staan: Mathieu van der Poel jongste veldritwereldkampioen ooit. Al blijft ‘wereld’ relatief in een sport waarin tien van de twaalf WK-medailles en de eerste zeven plaatsen bij de heren elite naar België en Nederland gingen.

Dat twee van de vier regenboogtruien (junioren, Simon Andreassen/vrouwen, Pauline Ferrand-Prévot) niettemin een prooi werden voor twee gelegenheidswereldkampioenen uit andere landen (Denemarken/Frankrijk) en disciplines (mountainbike/weg) is echter niet toevallig. Zoals ook de gemiddelde leeftijd (amper 21 jaar) van het elitepodium bij de heren. Het zegt veel over de sportieve waarde van de concurrentie. In een sport waarin nochtans vooral kracht en uithouding van tel zijn, maar, zo klinkt het voor elk WK, ook techniek en voorál ervaring. Dat was ook de (ijdele) hoop van dertigers Sven Nys, Klaas Vantornout en Kevin Pauwels. Het moest de kloof overbruggen met Van der Poel en Wout Van Aert. Zij hadden vanaf 13 december de zestien profwedstrijden waarin een van hen gestart was – op het BK en Otegem na -, onder hun tweetjes verdeeld. Dat bleek in Tábor niet anders. “Iedereen kan wel denken dat hij wereldkampioen kan worden, maar het grote verschil met Mathieu en Wout prikt die droom stuk”, concludeerde Sven Nys. Veelbetekenend. Ondanks kettingproblemen, een val en een lekke band was Van Aert bijna een minuut sneller dan de tweede Belg (Pauwels)…

Dat de Kempenaar “zonder die pech ongetwijfeld wereldkampioen was geworden”, is echter iets te simplistisch en chauvinistisch. Het doet afbreuk aan de lef en koelbloedigheid van Mathieu van der Poel. Vooral aan dat laatste ontbreekt het Van Aert nog. Op het BK ging hij ten onder aan de druk van de rol als topfavoriet en ook zondag had hij rustiger kunnen blijven. Logisch voor een twintigjarige, maar Van der Poel omarmde die stress in Tábor zonder problemen en deed wat iedereen had voorspeld: meteen aanvallen om daarna, zonder omkijken, naar de titel te vlammen – er zijn (mentaal) makkelijker manieren om te winnen.

Omkijken zullen hij en Van Aert ook volgend seizoen weinig doen. “Als Wout nog vijf procent verbetert, worden het in het toekomst saaie crossen”, voorspelde Van Aerts coach Marc Lamberts al in november in dit magazine. Dat klopt niet helemaal: de oudere generatie zal vruchteloos tegenspartelen, maar de duels met Van der Poel zullen Vlaanderen aan de tv blijven kluisteren. Wat echter als de Nederlander na 2017, wanneer zijn contract bij BKCP afloopt, à la ZdenekStybar een gelegenheidscrosser wordt – zoals hij zelf al aangaf? En wat als ook Van Aert, door Tom Boonen himself omschreven als “het grootste talent dat hij in jaren gezien had”, zijn voorbeeld en het (nog grotere) geld op de weg volgt? Dan moeten we, na het afhaken van Sven Nys in 2016, niet hopen op, maar vrezen voor een nieuw gouden tijdperk in het veldrijden. Hoe relatief dat op wereldschaal ook is.

DOOR JONAS CRETEUR

Dat Van Aert “zonder pech ongetwijfeld wereldkampioen was geworden”, is iets te simplistisch.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content