Sinds de terugkeer naar eerste klasse (in 1997), had Beveren het elk jaar moeilijk om zich te handhaven. De club worstelt met een chronisch geldtekort en dat beïnvloedde de sportieve prestaties. Telkens werd de redding pas in de slotfaze van het kampioenschap afgedwongen.

Hoe anders was het dit seizoen ! Beveren kende een probleemloos jaar, zat nooit in de degradatieproblemen, en dat ondanks een kwalitatief niet zo rijke kern en de slechtste doelpuntenproductie van alle eersteklassers. Daartegenover stond een degelijke organisatie en het tactisch vernuft van een trainer die zich goed aan de tegenstand aanpaste en het maximum puurde uit het beschikbare materiaal. Lierse en Genk, ploegen met veel meer mogelijkheden, werden vrijwel een jaar lang in het vizier gehouden. Een stunt, die in schril contrast stond met de chaotische zoektocht naar geldschieters en de onrust in de bestuurskamer.

Alles wees nochtans op een nieuw rampjaar. Het seizoen startte in de grootste onduidelijkheid, met een mengeling van Belgisch talent gekoppeld aan exotisch spelerswaar dat door twee buitenlandse makelaars werd aangeleverd : José Rubulotta zorgde voor Zuid-Amerikanen, Nazmi Karatmanli voor Turken. De gewezen textielhandelaar beloofde veel Turks fruit, gouden bergen ook, maar kon die beloftes nooit waarmaken. Bovendien bleek de helft van Rubulotta’s waar ook niet degelijk te zijn, terwijl iemand als Benoît Thans, snel uitgegroeid tot de patron op het middenveld en belangrijk als de man van de laatste pass (een lacune in de kern), begin november al verkaste. Thans was de loze praatjes beu en eiste boter bij de vis.

Je beste aangever weg, de beste aangever van vorig jaar ( Werry Sels) vaker geblesseerd dan fit, onvrede bij de spelers, even een stakingsdreiging bij gebrek aan uitleg, onmondigheid van de spitsen, een grillige Remco Torken (met vijf (!) goals de topschutter), geen geld voor tussentijdse versterkingen… Een andere trainer zou panikeren, maar Emilio Ferrera bleef rustig en roeide met de riemen die hij had.

Die waren niet min. Gunter De Meyer speelde misschien wel het beste seizoen uit zijn carrière; Olivier Suray was een half jaar goed en werd daarna uitstekend vervangen door Stéphane Demets, die uitgroeide tot een degelijke verdediger; Fouhami wisselde in doel goede prestaties af met blunders, maar was toch betrouwbaar als steunpilaar; en een aantal jongeren bevestigden ( Vlaminck, Theunis) of braken door ( Imschoot, later De Wree). Van de buitenlanders speelden er drie geregeld : ze waren degelijk ( Renato), meeloper ( Rodriguez) of onstandvastig ( Junior). Gelukkig speelde goeie ouwe Lambert Smid – geen schutter uit de tweede lijn, geen man van de laatste pass, maar een werker en een wroeter – ook een behoorlijk seizoen. Al jarenlang worden er vraagtekens geplaatst achter de knie van de Tsjech, maar gelukkig voor Beveren hield die ook dit jaar weer stand.

De laatste weken was het weer nop. Spelers, de onzekerheid beu, keken uit naar een andere club en zaten met hun gedachten elders. Ook de trainer zocht actief naar een andere werkgever, eentje met meer mogelijkheden, maar hij greep tot dusver naast alle vacatures. De strijd om de licentie, daar ging het de laatste maanden om. En zo was er toch weer een constante in het geel-blauwe huishouden : strijd. Is het niet tegen de sportieve degradatie, dan maar tegen de financiële.

door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content