Club Brugge-Lierse was de laatste wedstrijd van scheidsrechter Luc Huyghe (42). Van A tot Z : zijn afscheidsalfabet.

Afscheid.Luc Huyghe : “Vóór dit seizoen wist ik nog niet dat ik zou stoppen. Ik had vorig jaar immers net mijn beste seizoen ooit gemaakt. Op internationaal vlak zou ik tot 2005 kunnen doorgaan, maar wat dat betreft had ik me wel al voorgenomen om uiterlijk eind 2003 te stoppen. Maar toen ik in augustus vernam dat ik geblokkeerd zat in groep twee – de First Class met twintig meestal jongere scheidsrechters, die onder de Top Class van de 30 elitescheidsrechters staat – was dat een duidelijk signaal : door mijn leeftijd (42) zou ik geen vooruitgang meer maken. Dan mag je nog twee, drie Uefabekermatchen fluiten en af en toe een interland, maar geen topinterlands. Omdat we maar met zeven internationals zijn in België, besloot ik mijn plaats af te staan aan een jongere collega. Want er is talent : Peter Vervecken, Serge Gumienny, Claude Bourdouxhe, Youri Van de Velde.

“Eens je de beslissing neemt om te stoppen, ga je veel zaken anders bekijken. En dan zijn er een aantal zaken die je nog moeilijk verdraagt. Dingen die de dag daarvoor nog het ene oor in en het andere uit vlogen, maar die je nu storen. Vroeger wapende ik mij tegen de komende kritiek, en plots lukte dat niet meer. Het was als een zweer die moest openbarsten. Als ik er nu over nadenk, was ik méér klaar om te stoppen dan ik zelf besefte.”

Boom-Lommel. “Eigenlijk was Genk-Lokeren in 1991 mijn eerste wedstrijd in eerste klasse. Ik was 31. Toch is mijn tweede match me langer bijgebleven. Boom en Lommel waren allebei nieuw in eerste klasse. Lommel won en vierde dat. Op de terugreis verongelukte hun speler Mark Gielis. Onlangs vroeg zijn vader me nog om een benefietmatch in Westerlo te fluiten.”

Club Brugge-Lierse. ” Peter Vervecken verving mij voor Anderlecht-Lierse, ik verving hem op Club. Ik ben op de twee kapiteins toe gestapt en heb hen gezegd dat het mijn laatste match was en dat ik graag met goede herinneringen wou eindigen. Na het laatste fluitsignaal was ik vooral opgelucht. Als ik dan achteraf lees dat Jonas De Roeck opmerkt dat het tijd werd dat ik stopte want dat ik alles tegen Lierse floot, dan vind ik dat na een 3-0-nederlaag vooral een opmerking van een slechte verliezer.”

Dieptepunt. “De vier vervangingen die RWDM doorvoerde tegen Anderlecht. Dat heeft me nachten uit mijn slaap gehouden. Op het moment zelf voelde ik dat er iets niet klopte, maar ik dacht : we zitten in eerste, die van RWDM zullen wel weten wat ze doen. Het heeft mijn carrière niet gebroken : Anderlecht speelde het heel fair en diende geen klacht in. Nu er een vierde scheidsrechter is, is het makkelijk, maar vroeger hielden scheidsrechters de vervangingen niet zo nauwgezet bij. Vaak noteerde je ze achteraf of deed de afgevaardigde van de betreffende ploeg het zelf.”

Ezel. “Ik heb nooit een speler beledigd. Het verst ging ik wanneer iemand ging zeuren nadat hij zelf iets verkeerd had gedaan. Dan zegde ik wel eens : sjot die bal er eerst zelf in. Ook naast het veld zal ik nooit iemand iets verwijten. Dat ligt niet in mijn karakter.”

Fysiek. “Ik ben van nature helemaal niet sterk. Op mijn zestiende stond ik zwaar. Ik heb daar serieus aan gewerkt, maar heb altijd een conditionele basis gemist. Vanaf mijn veertigste voel ik dat ik constant op de toppen van mijn tenen moest lopen. Fysiek werd het zwaar. Daarom wilde ik uiterlijk in 2003 stoppen, om te vermijden dat ze zouden gaan zeggen: je zou beter stoppen.”

Genk-Club Brugge. “Die wedstrijd van vorig seizoen is degene in België die me het meest bijblijft. Heel mooie match, van een niveau dat we in België niet meer gewend zijn. Ik kan daar van genieten, zoals ik ook een speler durf te feliciteren na een mooie actie. Na een goeie redding van de keeper kan ik dat ook, dan stak ik mijn duim wel eens omhoog. Ik ben ook doelman geweest, zie je.”

Heerenveen-Lilleström. “Mijn eerste Europabekerwedstrijd, in 1996 in de Intertoto. Goeie quotering gekregen ook. De top, de Champions League, heb ik nooit meegemaakt. Het hoogste was de derde ronde voor de Uefabeker : Lokomotiv Moskou-Rayo Vallecano in december 2000. Paar keer Atletico Madrid ook. Dit jaar Hapoel Tel Aviv-Boavista in Bulgarije – voor honderd toeschouwers ! – en als afscheidscadeau van de Uefa Paok Saloniki tegen Grasshoppers Zürich. Ik had een match in Roemenië of Griekenland gevraagd, twee landen waar ik nooit had gefloten.”

Interlands. “Mijn eerste interland was de dameswedstrijd Frankrijk-Ijsland in 1996. Gelukkig had iemand mij vooraf gewaarschuwd dat vrouwen soms bij de minste blessure spontaan beginnen te huilen. Het bleek nog waar te zijn ook.

“In feite floot ik maar twee echte interlands : Noorwegen-Georgië, nog met Jan Boskamp op de Georgische bank, en een paar weken geleden Azerbeidjan-Wales. Hondertwintigduizend frank voor een retourticket ! Mensen vragen me wel eens hoe zo’n land meevalt. Vaak is het niet meer dan vliegtuig-hotel-stadion en terug. In Bakoe arriveerden we ’s avonds. De ochtend van de wedstrijd heb je een vergadering over de veiligheid. Dan eten, rusten in het hotel en naar het stadion. En de volgende morgen weer het vliegtuig op. In dit geval een vliegtuig vol Wales-supporters, de meesten nog goed dronken na een nacht zonder slapen. Die pikten ons er meteen uit, vier mannen in het kostuum van de voetbalbond. ‘Ha, referee, good game.’ Op zo’n moment vraag je je af hoe die terugreis verlopen zou zijn als Wales verloren had.”

Joelen. “Ik vind niet dat racisme en verbaal geweld toenemen. Soms heb ik de indruk dat het oplaait wanneer er in de pers een incident wordt uitvergroot. Eén keer heb ik een match spontaan stilgelegd, toen Gunther Schepens van Gent geviseerd werd. Hij had me dat niet gevraagd. Het gejoel stopte ook vrij snel. Achteraf vroeg ik me af of het ook niet was gestopt als ik niet van het veld was gestapt.”

KV Mechelen. “De enige ploeg waar altijd iets aan de hand was als ik er floot, al kan ik me bij God niet meer herinneren waarom. Ik heb nooit iets tegen Mechelen gehad, maar elke keer voelde ik er de spanning. Daarom had ik gevraagd om dit seizoen geen matchen van hen te moeten fluiten – de eerste en enige keer dat ik dat ooit deed. Omgekeerd herinner ik me maar één ploeg die mij ooit wraakte : Racing Doornik, waar ik eens twee rode kaarten gaf. Nooit hebben supporters me staan opwachten of ben ik langs een achterdeur uit een stadion gesmokkeld moeten worden.”

Lat. “Topwedstrijden zijn het makkelijkst te leiden. Daar mag je de lat vrij hoog leggen. In zulke wedstrijden zijn de meeste spelers vooral bezig met de match, niet met de scheidsrechter. In mindere matchen is dat anders.”

Mooiste moment. “Was vorig jaar Rusland-Zwitserland min 21 jaar, waarvan de winnaar naar het EK ging. Zeven gele kaarten, een penalty voor de bezoekers, eindstand 3-3 en het thuisland uitgeschakeld. Na afloop kwam de controleur, de Spaanse ex-scheidsrechter Soliano Aladrin, de kleedkamer binnen. Hij pakt me stevig vast en zei, met tranen in zijn ogen : ‘Arbitrage fantastique !’ Dat moment vergeet ik nooit. Hij heeft me nadien nog eens gebeld : hij had voorgesteld om me te promoveren, maar mijn leeftijd zat in de weg.”

Natellen. “Heb ik altijd gedaan. Bij één van mijn laatste matchen in tweede klasse vroeg ik één van de kapiteins bij het begin van de tweede helft waarom zij maar met tien op het veld stonden. ‘Omdat je één van ons al rood hebt gegeven’, antwoordde hij. Was ik even vergeten.”

Oostnieuwkerke. “In dit dorp ben ik ooit als doelman begonnen, tot ik op mijn achttiende een elleboogblessure opliep. Ik schopte het ooit tot de bank voor het eerste elftal dat toen in bevordering speelde. Veel heb ik er niet aan verdiend, want we verloren. Omdat ik geen zin had veldspeler te worden, ben ik dan een scheidsrechterscursus gaan volgen.”

Pesten. “Soms denk ik dat trainers hun spelers opdracht geven om elke beslissing aan te vechten. Tijdens Club-Lierse heeft Jimmy Smet al geel, toch begaat hij wéér een fout, en dan heeft hij nog het lef om dat te komen aanvechten. Vroeger raakte me dat niet, nu denk ik : hoe is het mogelijk ?”

Quoteringen. “Vind ik geen goed idee. Dat verschijnt in de pers, je entourage pint je daarop vast, terwijl je intern vaak een heel ander rapport kreeg. Bovendien vind ik dat het de solidariteit onder de scheidsrechters een beetje aantast.”

Respect. “Een scheidsrechters moet spelers het gevoel geven dat ze correct behandeld worden. Daar heb ik altijd op gelet, al is met de nieuwe reglementering de speling om psychologisch op te treden verkleind. Ik probeerde spelers ook altijd te beoordelen in de match zelf, niet op basis van hun reputatie. Je moet je altijd even kunnen verplaatsen in de emotie van de speler, beseffen dat je als scheidsrechter een speler ook het bloed van onder de nagels kan pesten. Het is niet moeilijk om een speler naar een gele kaart te drijven. Maar dat is niets voor mij.”

Scheidsrechterskarakter. “De Luc Huyghe op het veld en die ernaast waren niet altijd dezelfde. Je legt als het ware een harnas af wanneer je stopt met fluiten. Van karakter ben ik soms te braaf, zowel op als naast het veld. Dat is me wel eens aangewreven, dat ik te weinig autoritair ben. Soms moest ik vechten tegen mijn natuur. Ik kan moeilijk kritiek geven, omdat ik ervan uit ga dat iedereen met de juiste bedoelingen handelt. Ook op het veld vroeg ik me bij elke fout af : was de intentie niet om de bal te spelen ?”

Tv-beelden. “Je moet leren met je fouten te leven, niet verzinken in zelfbeklag. Anders ben je niet geschikt voor de job. Vorig jaar tijdens Gent-Anderlecht gaf ik een gele kaart aan Anic voor een trapbeweging die me niet erg leek, en kende ik een goal van Kaklamanos toe ondanks protest van de Anderlechtspelers voor een duwfout. Op de tv-beelden ’s avonds zag ik dat ik Anic rood had moeten geven en dat ik eventueel voor een duwfout had kunnen fluiten. Het zij zo.”

Uitsluiten. “Soms zie je vliegende tackles waarbij de schrik je om het hart slaat. Technische spelers worden enorm geviseerd. Ze weten ook precies tot hoever ze kunnen gaan.”

Vrouw. “Mijn vrouw heeft me niet geadviseerd om te stoppen, zij heeft me altijd vrij gelaten. Op het laatst zag ze mij met mijn voetbaltas vertrekken naar een karwei, het was niet meer zoals vroeger voor mijn plezier.”

Wetenschap. “Sinds vorig jaar worden de topscheidsrechters uitstekend begeleid door Werner Helsen. Werner ziet op basis van de gegevens van mijn polar op welke seconde ik een moeilijke beslissing heb moeten nemen. Alles bij mekaar is negentig minuten lopen met een hartslag van 160 per minuut niet gezond. Niet voor een scheidsrechter, niet voor iemand anders.”

X-factor. “De bond heeft me beloofd dat wanneer Frank De Bleeckere zijn volgende Champions League-aanduiding krijgt, ik mee mag als vierde scheidsrechter. Daar kijk ik nog naar uit. Het wordt een thuismatch van Real, Barcelona, Dortmund, Ajax of Manchester United. Mooi toch !”

Yin-Yang. “Ik heb nergens spijt van, ben niet verbitterd. Alles is in evenwicht.”

Zelfinschatting. “Ik heb altijd gevonden dat ik technisch gesproken de top aankon. Maar ik had de pech dat mijn topjaren samenvielen met een periode waarin de Belgische arbitrage internationaal niet hoog aangeschreven stond. Daar moet je je bij neer kunnen leggen. Toen ik vorige week Milan-Real zag, schrok ik wel van het hoge tempo. Op fysiek vlak heb ik altijd op de toppen van mijn tenen moeten lopen. Toen ik dát zag, dacht ik : misschien goed dat je dat niet meer moet meemaken, het gaat wel érg snel.”

door Geert Foutré

‘Na een goeie redding van de keeper stak ik mijn duim wel eens omhoog.’

‘Rusland-Zwitserland voor min 21 jaar, dat was mijn mooiste moment.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content