Ultraloper Karel Sabbe: ‘Ik ben fan van de pijn geworden’

© ALEXIS BERG

Twee marathons per dag, en dat 52 dagen lang, soms bij temperaturen tot vijftig graden. Of 160 kilometer lopen in zestig uur, inclusief 16.500 hoogtemeters en zonder gemarkeerde route. ’s Nachts. In een sneeuwstorm. Op de rand van het onmogelijke heeft Karel Sabbe, een dertigjarige tandarts uit West-Vlaanderen, de afgelopen drie jaar de bakens verzet.

U zal in dit verhaal nogal wat cijfers aantreffen. En af en toe schuin gedrukt. Soms is er meer nodig dan eenvoudige letters om de overtreffendste trap der dingen te duiden. Neem de Marathon des Sables: 250 kilometer door de Marokkaanse woestijn, in zes etappes tussen de dertig en de tachtig kilometer, in temperaturen tot vijftig graden. Herinnert u zich hoe Tom Waes op dag drie kermend van de pijn zijn van bloed en etter aangekoekte sokken afpelde en riep dat hij het niet meer kon verdragen? Wel, in 2016 liep Karel Sabbe zijn eerste Marathon des Sables bij wijze van voorbereiding. Hij werd 37e op 1200 deelnemers.

Mijn voeten waren aangekoekt met vuil, en eelt dat zo dik was dat je de blaren eronder niet meer kon doorprikken.’ Karel Sabbe

Twee maanden na de Marathon des Sables begint Sabbe aan een wereldrecordpoging – een zogenaamde fastest known time of FKT – op de Pacific Crest Trail. Dat is een langeafstandspad over 4286 kilometer dat vanaf de Mexicaanse grens door de Mojavewoestijn slingert en via de natuurparken van Californië, de bossen van Oregon en het alpiene gebergte van Washington naar het eindpunt bij de Canadese grens leidt. Karel Sabbe wordt begeleid door zijn schoonbroer en kinesist Joren Biebuyck, die hem iedere avond bevoorraadt en een tent opzet. Soms raakt Joren niet tijdig op het ontmoetingspunt. Dan maakt Karel zelf een vuurtje om zich te verwarmen. Wandelaars die het hele pad aflopen, de thru-hikers, doen er gemiddeld een half jaar over. Karel Sabbe klokt af op 52 dagen, 8 uur en 25 minuten. Daarvoor moet hij dagelijks twee marathons afwerken, zo’n dertien à veertien uur lopen. Het wordt – Sabbes woorden – een lange en gedetailleerde exploratie van de pijngrot. Hij lacht.

‘Ik ben pas midden juni op de trail gestart, omdat ik anders nog te veel sneeuw zou hebben in het hooggebergte. Alle wandelaars waren al lang weg uit de Mojavewoestijn, de temperaturen liepen op tot vijftig graden. We waren begonnen zonder satelliettelefoons, maar al snel realiseerden we ons dat dat levensgevaarlijk was. Eén gemiste ontmoeting en ik zat zonder water. Ik moest duizend kilometer afleggen op vijftien dagen. Op de tiende dag kreeg ik een hitteslag en kon ik maar vijftig kilometer lopen, maar ik ben gelukkig niet in het ziekenhuis beland.

‘Na drie weken kreeg ik problemen met mijn voeten. De Pacific Crest Trail is zodanig afgelegen dat je qua hygiëne niet zoveel kan doen. Op 52 dagen heb ik bijvoorbeeld maar vier keer gedoucht. Mijn voeten waren aangekoekt met vuil, en eelt dat zo dik was dat je de blaren eronder niet meer kon doorprikken. Heel pijnlijk. Dan begon het te regenen en krijg je er nog een soort van trench feet bovenop: je huid wordt helemaal wit en infecteert. Ook de zenuwuiteinden sterven af door de voortdurende impact. Het heeft een half jaar geduurd vooraleer ik het gevoel in mijn voeten terug kreeg.’

CHIPS, MUFFINS, PIZZA

Vier dagen voor het einde van tocht – het is net donker – krijgt Karel telefoon van begeleider Joren. Het pad naar de ontmoetingsplaats is ontoegankelijk. Joren moet het volgende dwarspad nemen, vele kilometers verder, en zal Karel tegemoet lopen. Sabbe: ‘Ik begon door mijn gps te scrollen en het duurde eindeloos voor ik een dwarspad zag komen. Ik moest de hele nacht doorlopen. Ik was extreem vermoeid en uitgeput en viel al wandelend in slaap, gewoon in een bolleke in het midden van het pad. Na tien minuten werd ik wakker van de kou en stapte ik verder. Ook Joren zat helemaal op de limiet: hij was dingen beginnen zien in het bos die er niet waren. Toen we elkaar de volgende ochtend bij zonsopgang eindelijk zagen, was dat een heel emotioneel moment. Maar al snel volgt de realiteit: die nachtelijke kilometers waren heel traag gegaan, dus om op schema te blijven, moest ik na een uurtje slapen weer op pad.’

Aan het einde van de tocht weegt Karel Sabbe 66 kilogram bij 1.86 meter. Hij is zoveel lichaamsvet kwijt dat hij extra laagjes moet aantrekken om zijn temperatuur op peil te houden. ‘Tienduizend calorieën per dag eten, dat is wel een uitdaging. Soms dronk ik zes liter frisdrank op een dag. Na twee, drie weken vraagt je lichaam alleen nog koolhydraten en vetten: chips, muffins, pizza, Snickers, M&M’s… Soms kwam Joren over de middag met koude hamburgers, dat schrokte ik dan in tien minuten binnen en daarna begon ik weer te lopen. Dat was allemaal geen probleem. ( lacht) Nadien ben ik wel twaalf kilo aangekomen op vijf weken. Terwijl ik weer met de vrienden naar de frituur en het café ging, zat mijn lichaam nog in de modus van alles op te slaan wat er binnen kwam.’

Op het einde van zijn tochten is Karel Sabbe zijn vetreserves kwijt, zoals hier op dag 36 van de Appalachian Trail.
Op het einde van zijn tochten is Karel Sabbe zijn vetreserves kwijt, zoals hier op dag 36 van de Appalachian Trail.© KAREL SABBE

Hoe ver kan iemand eigenlijk over de grens gaan voor er iets onherstelbaars gebeurt? Karel Sabbe noemt de Pacific Crest Trail een doenbare wandeling. ‘Er waren geen technische stukken waar ik half slapend af kon vallen. Vermoeidheid is niet leuk en miserie, maar voor mij heeft het nooit aangevoeld als gevaarlijk of onverantwoord. Je zit wel tegen de limiet van wat je denkt dat je kan, en soms moet je erover.’ Hoe? ‘Alles begint met te zeggen: we gaan het doen. En dan móét het gebeuren, of het nu extreem moeilijk gaat of niet. Het makkelijkste was: telkens opnieuw beginnen lopen, zonder ons af te vragen waar we mee bezig waren. Je bent zodanig diep aan het gaan dat je stopt als je die vraag stelt.’

INSTANT LEGENDE

Het zal Sabbe (en Joren) een dik jaar kosten om volledig te herstellen van hun expeditie. Maar in 2018 roepen de bergen opnieuw en dus gaat Karel terug. Naar het 3500 kilometer lange Appalachian Trail dit keer, het langeafstandspad dat in het Oosten van de VS veertien staten doorkruist en dat 140.000 hoogtemeters bevat – dat is 140kilometer verticaal klimmen en dalen. In 2011 bracht de Amerikaanse Jennifer Pharr Davis de FKT hier op 57 dagen. Pas in 2015 kon ultra- legende Scott Jurek daar drie uur vanaf schrapen, in een epische strijd tegen zichzelf en de elementen, overigens uitstekend beschreven in zijn boek Naar het Noorden. Daarna deden Karl Meltzer en JoeStringbeanMcConaughy er elk nog eens tien uur vanaf. Toen kwam Karel Sabbe. Hij deed er vierdagen minder lang over: 41 dagen, 7 uur en 39 minuten om precies te zijn. Hij legde gemiddeld 85 kilometer per dag af en rende de laatste 160 kilometer veertig uur aan één stuk. Binnen het ultra-wereldje is Sabbe – die op dat moment pas twee jaar serieus bezig is met ultralopen – een instant legende. Het resultaat van een slimme planning, zegt Sabbe zonder een spoor van zelfingenomenheid.

‘Je moet sowieso in het donker lopen, anders kom je niet aan je kilometers. Op de Appalachian Trail hebben we beslist om gebruik te maken van onze jetlag en elke ochtend vóór vier uur te beginnen, zodat ik niet meer na zonsondergang moest lopen en vroeg kon gaan slapen. Mentaal hielp dat enorm. Op het Pacific Crest Trail dacht ik in de namiddag vaak: als ik dit hier volhoud, kom ik om tien uur bij Joren en kan ik goed slapen. Vervolgens wordt het wat rotsachtig, begin je te sukkelen en zakt je snelheid van zes naar drie kilometer per uur. Je denkt: ik ga blij zijn als ik er tegen middernacht ben. En tegen middernacht denk je: ik zal blij zijn als ik er geraak. Uiteindelijk kom je om twee uur ’s morgens toe en vier uur later loopt je wekker weer af.’

Het makkelijkste was: telkens opnieuw beginnen lopen, zonder ons af te vragen waar we mee bezig waren.’ Karel Sabbe

Karel Sabbe praat vaker over uitdagingen dan over wedstrijden en winnen. In de strijd met zichzelf en de berg worden dat relatieve begrippen. Zijn ogen twinkelen. Met zijn donkere baard heeft hij meer van een backpacker dan van de topatleet die hij is. Hij veegt een lok haar achter zijn oor en vertelt hoe hij ontdekte dat zijn lichaam gemaakt is voor het lopen van extreme afstanden.

‘Bij de jeugd voetbalde ik op redelijk niveau bij Racing Waregem, maar toen ik voltijds als tandarts ging werken – twaalf uur aan een stuk, in een klein kabinet – was voetbal niet meer voldoende om mijn energie kwijt te raken. Tijdens mijn studies wandelde ik iedere zomer lange afstandspaden, zoals de GR20 op Corsica, en ik werkte ook als vrijwilliger aan wandelpaden, onder meer in de Grand Canyon. Na mijn studies reisde ik een half jaar door Nieuw-Zeeland en daar hoorde ik over de Coast to Coast: een marathon lopen over een bergpas en ruwe ondergrond, 67 kilometer kajakken en 140 kilometer fietsen. Dat was mijn eerste uitdaging, in 2015, en ik ontdekte dat het lopen me heel goed lag. Twee weken later kwam mijn schoonbroer Joren naar Nieuw-Zeeland, dus deed ik intussen een trektocht met mijn rugzak. Ik hield nog één dag over, en vlakbij de luchthaven lag een trektocht van 75 kilometer in de bergen. Ik was nog fit van de Coast to Coast, dus ik dacht: ik loop die tocht in één dag. Dat ging goed, en ’s anderendaags had ik geen zware benen. Toen wist ik: mijn lichaam is ideaal om heel ver te lopen, over bergen heen, aan een traag tempo, en is dan de dag nadien gerecupereerd. Ineens ging er een wereld voor mij open.’

HELP IS NOT COMING

De Barkley Marathons is een ultramarathon in Frozen Head State Park, Tennessee. De uitvinders heten GaryLazarus Lake Cantrell en KarlRaw DogHenn.

Deelnemers lopen vijf lussen van 32 kilometer (maar waarschijnlijk meer) met telkens 3300 meter hoogteverschil. Na vijf lussen en 160 kilometer (maar waarschijnlijk meer) komt dit neer op het op en af klimmen van de Mount Everest. Maar dan twee keer.

Deelnemers krijgen veertig uur om de eerste drie lussen te voltooien. Om redenen die alleen duidelijk zijn voor Gary ‘ Laz‘ Cantrell, heet dit de Fun Run. Om de Barkley te finishen, moet een deelnemer de vijf lussen voltooien binnen de zestig uur.

Er is geen vast startuur. Op zaterdagochtend, ergens tussen middernacht en twaalf uur ’s middags blaast Laz op een schelp. De deelnemers hebben dan precies één uur voor Laz aan de gele toegangspoort een sigaret opsteekt. Dit is het officiële startsein.

Tussen iedere lus door mogen de deelnemers zich bevoorraden en laten verzorgen in een tentenkamp met supporters en crew, maar de tijd blijft lopen. Wie stopt, wordt afgeblazen op de trompet met het eresaluut Taps.

Er is geen gemarkeerde route. Twee derde van de route is off trail. De lopers mogen voor de wedstrijd de mastermap bestuderen en tekenen op basis daarvan hun eigen kaart. Ze zoeken de weg met die kaart en een kompas. Gps en hoogtemeters zijn verboden.

De eerste twee lussen worden in wijzerzin afgewerkt, de volgende twee in tegenwijzerzin. In de vijfde lus lopen de resterende deelnemers elk in tegenovergestelde richting. Omdat er zowel overdag als ’s nachts wordt gelopen, zijn de omstandigheden om te navigeren telkens anders.

Om te bewijzen dat ze de volledige route gelopen hebben, moeten de deelnemers onderweg veertien boeken vinden. Daaruit scheuren ze de bladzijde die overeenkomt met hun rugnummer. De boeken dragen titels als The Body In The Woods en What Did I Do Wrong?.

Er is geen bevoorrading. Op twee punten staan er tonnen met water, maar soms zakken de temperaturen diep onder nul en vinden de deelnemers blokken ijs. Inrichter Laz: ‘Wat had je dan verwacht?’ Help is not coming.

Ieder jaar mogen er veertig deelnemers starten. Om in aanmerking te komen, moeten kandidaten een essay schrijven waarin ze vertellen wat ze hopen te vinden in de Barkley. Dit moet op de correcte datum op het correcte adres arriveren. De datum en het adres zijn geheim.

Het inschrijvingsgeld bedraagt 1,60 dollar en een nummerplaat (voor Barkleymaagden), een hemd of sokken voor Laz (Barkleyveteranen) of een pakje sigaretten voor Laz (Barkleyfinishers).

Voor de start krijgt iemand het nummer één. Dit is The Sacrifice, de loper van wie Laz denkt dat hij of zij over de minste capaciteiten beschikt om de Barkley tot een goed einde te brengen. In 2006 dwaalde de ervaren ultraloper Dan Baglione 32 uur door de bossen nadat hij drie kilometer van het parcours had afgelegd.

Sinds 1985 finishten vijftien lopers. In de editie van 2019 was Karel Sabbe na drie en halve ronde The Last Man Standing, de laatste man in wedstrijd.

De Barkley Marathons wordt door velen beschouwd als de hardste ultramarathon ter wereld.

‘Je moet mensen de gelegenheid geven om echt iets te weten te komen over zichzelf’, zegt Laz in de documentaire The Barkley Marathons: The Race That Eats Its Young. Wat hoopte Karel Sabbe te vinden in de bossen van Frozen Head State? ‘Ik wou een keer mislukken. In de Barkley loopt er standaard van alles mis. Er is de tijdslimiet. Hoe zal ik daarop reageren? Ga ik panikeren of gefrustreerd raken? Ik was heel benieuwd. Eigenlijk is de Barkley ook een soort psychologisch experiment: wat doet een mens als hij tegen de limieten van het mogelijke zit? Die uitdaging – is iets mogelijk of niet? – spreekt mij meer aan dan iets te winnen.’

Met een tentje op de Pacific Crest Trail: 'Op 52 dagen heb ik maar vier keer gedoucht.'
Met een tentje op de Pacific Crest Trail: ‘Op 52 dagen heb ik maar vier keer gedoucht.’© KAREL SABBE

Ook de Barkley van 2019 balanceert op de fijne lijn tussen het mogelijke en het onmogelijke. In de nacht van zaterdag op zondag, tijdens lus twee, begint het te regenen, te sneeuwen en heel hard te waaien. ‘Mijn vrouw was ongerust, want sommigen keerden terug naar het kamp met verhalen over bomen die afknakten en zeiden dat het onverantwoord was. Ik denk dat ze mentaal naar een uitvlucht zochten om hun opgave te verantwoorden, om dat buiten zichzelf te leggen. Ik maak er mij statistisch geen zorgen over dat er een boom op mij gaat vallen. Ik probeer realistisch na te denken: is het gevaarlijk of niet? Als dat niet zo is, boeit het mij niet dat het extreem is.

‘De stijgingsgraad in de Barkley is gemiddeld veertig procent: ofwel klim je, ofwel daal je. Als het sneeuwt of regent, gaan alle bladeren en modder onder je voeten schuiven, alsof je een glijbaan op moet met rolschaatsen. Het wordt dan enorm moeilijk om op dat terrein nog voortgang te maken: het is donker, in de regen zie je niet ver met je hoofdlampje, je oriëntatiepunten vallen weg. De eerste lus liep ik in negen uur, over de tweede deed ik veertien uur.’

Slechts zes lopers beginnen aan lus drie. Aan het einde van die lus haalt Sabbe de Fransman Guillaume Calmettes in, die als eerste loopt. ‘Hij zat in een heel negatieve fase. Hij zei dat we de tijdslimiet niet zouden halen, dat we niet aan lus vier zouden kunnen beginnen. Omdat hij tweevoudig deelnemer en kandidaat was om te finishen, volgde ik zijn redenering. Ik begon dan precies ook wat pijn te krijgen. ( lacht) Ik kwam als eerste aan in het kamp, met twintig minuten overschot op de tijdslimiet. Even later arriveerde Greig Hamilton, de Nieuw-Zeelandse kampioen oriëntatielopen, en hij wilde stoppen. Ik zei tegen mijn vrouw en Joren: dat was het dan. Vooraf had ik echter gezegd dat ik nooit zou stoppen als ik nog tijd had. Dus zei Joren: ‘Hier, een banaan, een hotdog en een koffietje. Doe een extra donsjas aan en vertrek maar terug.’ Na een minuut kon ik de knop ook omdraaien, maar ik vond het wel falen van mezelf. Ik heb daar veel uit geleerd.’

HALLUCINEREN

In de nacht van zondag op maandag beginnen Karel Sabbe en Greig Hamilton als enige overblijvers aan hun vierde lus. Ze zijn meer dan veertig uur wakker. ‘Naarmate die wedstrijd vordert, word je almaar dommer. Je begint foutjes te maken, je twijfelt. Terwijl je op ieder moment precies moet weten waar je loopt, want eens je in het bos of op een bergkam zit en niet meer weet waar je bent, is het over.’ Op de eerste helling van lus vier draait Hamilton terug: hij kan niet meer lopen. De temperatuur zakt naar min tien. Sabbe: ‘Ik vond het eerste boek, maar daarna volgde een afdaling die heel moeilijk te navigeren was. Het was donker, overal lagen omgevallen bomen en kliffen. Na twee uur zoeken naar het tweede boek heb ik beslist om terug te keren omdat ik de tijdslimiet niet meer kon halen – en dat vond ik mijn tweede falen. Ik had ook zonder die pagina kunnen doorgaan en ervaring opdoen voor de volgende keer. Nu heb ik het gevoel dat ik nog maar het topje van de ijsberg heb gezien.’

Tijdens zijn terugtocht naar het kamp verdwaalt Sabbe. ‘Ik raakte er op een bepaald moment van overtuigd dat mijn kompas gedepolariseerd was: dat zuid noord was en omgekeerd. Dat was de enige oplossing die me op dat moment nog logisch leek. ( lacht) Toen ik eindelijk het pad terugvond, begon ik te hallucineren. In de bladeren op de grond zag ik allemaal fotocollages: absurde foto’s die dan weer samengekleefd waren, gezichten van mensen. Dan weet je: de Barkley is niet normaal. Het is helemaal niet zeker dat ik de volgende keer zal finishen. Maar ik wil wel terug.

‘Moest het mij ooit lukken om te finishen, dat zou een van de mooiste dingen zijn die ik zou kunnen realiseren, omdat ik weet dat ik boven mezelf moet uitstijgen. Vroeger was ik bang voor de momenten waarop je heel diep gaat, nu ben ik er net fan van geworden om dat op te zoeken, om bewust naar de pijn, de miserie en het slaaptekort te gaan. Iedere keer krijg je nieuwe inzichten. Tegen dat je veertig uur in die Barkley zit, ben je gezuiverd. Je denk niet meer na, je gaat puur naar de essentie: ik heb kou, ik heb honger, ik ben moe. Enkel nog de basisgevoelens. Tien uren in de kou, en dan kom je in de bevoorrading en krijg je een warm soepke, of iemand die een dekentje op je legt… het wordt zo simpel allemaal. Alsof er een frisse wind door je hoofd waait.’

Gevraagd naar inspiratiebronnen, noemt Karel Sabbe geen andere ultralopers, maar John Muir. De Schots-Amerikaanse schrijver en natuurliefhebber was een van de eersten die zich op het einde van de negentiende eeuw inzette om natuurgebieden als Yosemite Park te beschermen. Sabbe denkt aan de sneeuwstorm in de Barkley en vertelt hoe John Muir tijdens noodweer ooit in een sequoia kroop, om in zijn takken mee te wiegen met de wind. ‘Ik ga naar het bos, ‘ schreef Muir, ‘om mijn verstand te verliezen en mijn ziel te vinden.’

Tijdens de afgelopen Barkley Marathons draaide de Franse cameraman en ultraloper Fabien Duflos een documentaire over Karel Sabbe. ‘Out There – A journey to the Barkley Marathons’ gaat op donderdag 7 november om 19.45 uur in première in CC De Schakel in Waregem.

Karel Sabbe liep duizend kilometer door de Mojave-woestijn, bij temperaturen tot vijftig graden.
Karel Sabbe liep duizend kilometer door de Mojave-woestijn, bij temperaturen tot vijftig graden.© KAREL SABBE

Een marathon als ontbijt

Twee maanden geleden werd de oude skiheuvel van de Blaarmeersen in Gent omgedoopt tot ‘Karel Sabbeberg’. Andere lopers hadden gezien hoe Karel Sabbe er soms tot honderd keer achter elkaar opliep. Volumetraining in het kwadraat, als voorbereiding voor de recordpogingen op de Pacific Crest Trail en de Appalachian Trail. ‘In de voorbereiding van mijn uitdagingen nam ik meestal op woensdag vrijaf. Dan deed ik eerst anderhalf uur krachttraining in de fitness – squats, legpress – om zware benen te simuleren. Daarna ging ik zeventig, tachtig kilometer lopen. Op donderdagochtend liep ik nog een marathon voor ik begon te werken. In het weekend kwam daar vaak nog honderd kilometer bij. Of ik liep eerst een wedstrijd van honderd mijl in Luxemburg, en plakte daar The Legends Trail – dat is een trail van 250 kilometer door de Ardennen – aan vast. Altijd met de rugzak, zodat mijn lichaam kon voelen: er zit weer iets aan te komen.

‘Toch is het heel belangrijk om een marge te hebben. Beter één procent ondertraind dan tien procent overtraind. Tot een week voor mijn uitdagingen zat ik nog op café en ging ik naar het frietkot, vooral omdat ik toen al problemen had om op gewicht te blijven. Bij een marathonloper telt iedere gram, maar mijn uitdagingen zijn vooral mentaal. Daarom moet ik soms ook alles kunnen loslaten. Ik ben er niet het hele jaar door mee bezig.

‘Een blessure heb ik nog nooit gehad. Een marathonschema vind ik meer belastend voor mijn lichaam dan wat ik nu doe. Als ik zestien, zeventien per uur op asfalt moet lopen, voel ik dat meteen in mijn heupen en knieën. Op die trails zet je je voet telkens weer net iets anders, zo ben je minder vatbaar voor blessures. En de gemiddelde snelheden die ik loop tijdens mijn uitdagingen, dat is om mee te lachen, hé. Als ik 6,5 per uur haal, ben ik wree goe op dreef.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content