‘Vaak waan ik me in de bioscoop’

© belgaimage

Anders dan in Brugge hebben gemopper en gelatenheid lang de toon gezet in het Vanden Stockstadion. Aan enthousiasme bij de titelviering zal het niet ontbreken, maar wat is er aan de hand?

De inwoners van het huisnummer 7 in de Théo Verbeecklaan kunnen opnieuw rustig ademhalen op wedstrijddagen. Jaren geleden was het aan de overkant van de straat drummen voor een staanplaats in de vakken R-O-Q-X tussen de zware mannen van de O-Side, genoemd naar het vak O waar ze plaatsnamen. De O-Side was een begrip in het voetbalwereldje: ze waren berucht voor hun gewelddadige uitspattingen, gerespecteerd voor de manier waarop ze het Vanden Stockstadion in vuur zetten met hun Engelse songs, maar verafschuwd door de ordediensten.

Eind jaren zeventig was de O-Side het sluiphol voor Mods, rockers, punks, glamrockers, Brusselse skinheads en casuals getooid in trainingsvesten van Adidas of Kappa. Een potpourri van subculturen, overgewaaid vanuit Engeland, met één grote gemene deler: Anderlecht. Het waren de hoogdagen van Billy Joel, The Stranglers, Sex Pistols en modeontwerpster Vivienne Westwood. ‘Op Anderlecht krioelde het toen van de jonge, wilde binken die hun subcultuur in de O-Side introduceerden. Elke bal werd toen richting doel van de O-Side gezogen’, vertelt Frank Retsin, O-Sider van het eerste uur. ‘De staantribune zag er toen heel Engels uit: groot, steil en met een indrukwekkend dak boven ons hoofd. Om accidentjes te vermijden, moest je maken dat je bovenaan stond. Er werd constant geduwd, getrokken en bij elk doelpunt werd je mee naar beneden gesleurd. De mensen die onderaan stonden, meestal de meelopers, werden tegen de dranghekken geperst.’

gelatenheid

Na de thuismatch tegen Manchester United werd in de Engelse pers smalend gedaan over de mannelijke cheerleader die vanop een platform een paar honderd supporters moest opzwepen. Van de ooit zo luidruchtige O-Side blijft vandaag klaarblijkelijk niets meer over. Samen met de O-Side is ook de sfeer op kousenvoeten weggeslopen uit het Vanden Stockstadion. De aftakeling begon een dertigtal jaar geleden toen Michel Verschueren de Brusselse arena uitbouwde tot een moderne kuip met businessseats. Het idee, opgepikt na een bezoek aan het stadion van Aston Villa, was revolutionair, maar Mister Michel offerde hier wel de daverende, volkse staantribune voor op. De definitieve doodsteek volgde tijdens de laatste verbouwingen in de zomer van 2012. Micheline Dehenain, Michou, die al 35 jaar café en supportersclub La Coupe uitbaat tegenover het Astridpark, zag met haar eigen ogen hoe de sfeer in de tribunes jaar na jaar achteruitboerde. ‘De loges en businessseats hebben Anderlecht veel geld opgebracht’, zegt Michou. ‘Ik ben dus de eerste om te erkennen dat Verschueren destijds een geniale ingeving kreeg. Maar de grondige facelift van het stadion heeft een negatieve impact gehad op de wedstrijdbeleving.’

Sinds 2003 zet sfeergroep Mauves Army, die in thuismatchen plaatsneemt achter een van de doelen, letterlijk en figuurlijk de toon in het Vanden Stockstadion. Ze leiden de gezangen in en geven een structuur aan de manier waarop de sfeer gecreëerd wordt binnen de vier muren van het stadion. Mauves Army omschrijft zichzelf als een Ultrabeweging die de club (en het stadion) haar volkse karakter terug wil geven en via tifo’s hun stad, club en groep proberen te vertegenwoordigen. Op een spandoek die ze geregeld bovenhalen, staat hun credo: ‘Ici on chante pour Anderlecht et 90 minutes.’ We moedigen negentig minuten lang Anderlecht aan. En toch hebben de 180 officiële leden alle moeite om het gevecht tegen de gelatenheid, die zich de laatste jaren razendsnel verspreidde in het stadion, te winnen. ‘Het Vanden Stockstadion is niet mee geëvolueerd met zijn tijd’, vertelt een van de leidersfiguren van de Brusselse sfeergroep. ‘Door de verfraaiingswerken van vijf jaar geleden werd de capaciteit van de staantribune gereduceerd van 2800 naar 1200 plaatsen en werden wij naar de rechterkant verplaatst. Het vak aan onze linkerkant blijft doorgaans leeg, rechts zitten genodigden en occasionele supporters met kleine kinderen en in onze rug heb je de businessseats… Niet ideaal dus om sfeer te maken. De taal speelt ook een rol. Voor het gemak hebben de anciens in de jaren negentig het Engels gekozen als voertaal voor de liederen. Achteraf bekeken was dat niet de beste keuze. Als Brusselaar heb ik moeite om mij te identificeren met een lied dat niet in het Frans of Nederlands opgesteld is.’

ROTVERWEND

Volgens Retsin heeft het Anderlechtpubliek nochtans niet veel nodig om ontroerd te worden. ‘Je krijgt de fans snel mee in matchen waarin de tegenstander wordt weggedrukt en overbluft. Maar even vaak waan ik mij in een bioscoopzaal. Dan kijk ik rond en denk ik: waar is dat vuur gebleven? Waarom wordt er zo weinig gezongen? Waarom staan de jonge gasten niet op de barricades? Het is ook voor mij één groot raadsel. Een vriend bracht mij op een interessant denkspoor. Hij trok de parallel met Barcelona en beweerde dat de Catalanen een kennerspubliek zijn dat enkel oogstrelend voetbal wil zien. Die mannen met hun dikke sigaren in de hoofdtribune bij Anderlecht, dat zijn ook specialisten, maar die gaan geen tribune in lichterlaaie zetten.’

Anderlecht heeft onbewust een publiek gecreëerd dat louter voor het spektakel komt. Vooral de oudere generatie Anderlechtsupporters, die tussen de 45 en 60 jaar, heeft moeite met de nieuwe voetbalstandaarden die de club hanteert. ‘De jongeren hebben de Europese gloriejaren niet gekend en kunnen een mindere periode van de club makkelijk relativeren’, klinkt het bij het Mauves Army. ‘Bij de oudere supporters ligt dat anders: hun verwachtingen liggen hoger omdat ze de mooiste jaren van de club hebben meegemaakt. Ik kan dus begrijpen dat ze sneller blasé zijn als het voetbal hen niet aanstaat. Pas op, wij weten dat Anderlecht niet elke wedstrijd kan winnen. Wat wij niet aanvaarden, is een nederlaag zoals vorig seizoen in Qarabag. In die match was er van de huisstijl van Anderlecht niets meer te bespeuren.’

De term ‘successupporter’ werd door de rivalen uit Brugge en Luik speciaal voor Anderlecht bedacht. Retsin kan de gedachtegang daarachter volgen. ‘Beerschot-Wilrijk is voor mij het summum van de volksclub. Je kunt de voorzitters die de club naar de verdoemenis hebben geholpen niet op één hand tellen, maar ondanks alle miserie stonden ze in eerste provinciale met duizenden te klappen voor hun ploeg. Ik zou eens willen weten hoeveel volk er nog zou komen mocht Anderlecht naar tweede klasse zakken. De diehards en ouwe O-Siders zullen blijven komen. That’s it. Maar de rest?’

FEEST OP GROTE MARKT

Tegen de huidige maatschappelijke trend in wordt Anderlecht geconfronteerd met een verzuiling van zijn publiek. De babyboomers versus de jonge twintigers. De aanhangers van het champagnevoetbal tegenover de scorebordsupporters. Walen en Brusselaars contra Vlamingen. Medestanders van het Eurostadion versus conservatieven die eeuwige trouw hebben gezworen aan het Vanden Stockstadion. Het is een utopie te geloven dat dé Anderlechtsupporter bestaat. De samenstelling van het supportersbestand is simpelweg minder homogeen dan dat van Club Brugge, Gent, Charleroi of Standard. Die heterogeniteit is tegelijk de kracht en de zwakte van Anderlecht. Retsin: ‘Het gevoel van samenhorigheid is veel minder aanwezig op Anderlecht dan bij pakweg Club Brugge of Gent en dat draagt bij tot een zekere vorm van verdeeldheid.’

Ivan Boelens, voorzitter van supportersclub Gentse Verstandhouding, keek de voorbije twee seizoenen met bewondering naar de festiviteiten in het stadscentrum van Gent en Brugge en het valt hem op dat grote kampioenenvieringen taboe zijn bij Anderlecht. ‘Ik woon in Gent en ik zag twee jaar geleden op elke straathoek een vlag van Gent uit het raam hangen’, zegt Boelens. ‘En tienduizenden Buffalo’s die de straten van Gent overspoelden, vond ik geweldig. Ik denk niet dat Anderlecht zo veel volk op de been kan brengen, maar het is wel het proberen waard. Waarom zouden wij ons tevreden moeten stellen met een geïmproviseerd podium aan het stadion met spelers die staan te springen en elkaar natspuiten met champagne? Een club als Anderlecht zou moeten zeggen: kom, we gaan de Grote Markt inpalmen. Anderlecht ligt in Brussel en dat is toch de hoofdstad van België! Organiseer iets op de Grote Markt en daar zouden de mensen op afkomen.’

Maar Anderlecht heeft nu dringend nood aan een roll-over van zijn meest fanatieke aanhang. Bij het Mauves Army betreuren ze dat de huidige infrastructuur op Anderlecht niet toelaat om een nieuwe en vooral jonge generatie supporters aan te trekken. ‘Door het gebrek aan plaatsen moeten we elk seizoen nieuwe leden weigeren. We zoeken al een tijdje naar oplossingen met het clubbestuur, maar op korte termijn is er niets aan te doen. We bestaan al meer dan tien jaar en we zien steeds dezelfde gezichten in de staantribune.’

In theorie zou het internet een bondgenoot moeten zijn in de verjongingskuur binnen het Mauves Army, maar het is een mes dat aan twee kanten snijdt. Langs de ene kant prikkelen de spectaculaire filmpjes op YouTube de zintuigen van jonge voetbalfans, langs de andere kant geeft het een vertekend beeld van de realiteit binnen een sfeergroep. ‘Het zal erop aankomen om de jongeren in te prenten hoe ze zich onze fanatieke manier van supporteren eigen kunnen maken. Ze moeten ook beseffen dat er een wereld van verschil is tussen wat ze op het internet zien en wat er zich echt afspeelt in de stadions.’

VERRAAD

Met de goede resultaten is de onvrede die al jaren aan de oppervlakte pruttelde, gaan liggen. In het begin van het seizoen zag de situatie er niet bijster goed uit. Na twee jaar zonder prijzen was het moreel van de supporters onder nul gezakt. De abonnementenverkoop liep voor geen meter, de transfers waren niet naar de zin van de supporters en het voetbal van René Weiler en co was niet om aan te zien. De vele lege plekken tijdens de poulewedstrijden in de Europa League verrieden dat veel mensen massaal hadden afgehaakt. In februari werd in Oostende geprotesteerd tegen het bestuur, een actie gedragen door tientallen supportersclubs verspreid over het hele land. Een remake van de horrorscènes in Roeselare, toen de etterbuil barstte en Steven Defour een bierdouche over zich heen kreeg, werd echter vermeden. ‘Kort na diens transfer heeft het bestuur een ontmoeting geregeld tussen Defour en een delegatie van het Mauves Army’, aldus de verantwoordelijke van de groepering. ‘Wij hebben onze gedachte kunnen zeggen en voor ons was de zaak afgesloten. Jammer genoeg bleven het kamp anti-Defour en het kamp pro-Defour elkaar bestoken met provocaties. Wij betreuren net als het bestuur wat er gebeurd is.’

Er wordt het RSCA-bestuur een gebrek aan communicatie aangewreven. De club zou te veel op zichzelf terugplooien. ‘Het bestuur schakelt vaak over op verdedigingsmodus’, zegt Géraud, een van de bedenkers van de open brief ‘Het verval van RSCA’ die in februari veel stof deed opwaaien. ‘Zelfs opbouwende kritiek, komend van een journalist, een oud-speler of een supporter, wordt als een persoonlijke aanval of zelfs verraad beschouwd. Een club als Anderlecht moet leren leven met kritiek.’

door Alain Eliasy – foto’s Belgaimage

‘De loges en businessseats hebben Anderlecht veel geld opgebracht, maar hebben ook een negatieve impact gehad op de wedstrijdbeleving.’ – Michou Dehenain

‘Wat als Anderlecht op een dag naar tweede klasse zou zakken? Dan zouden enkel de diehards en ouwe O-Siders blijven komen.’ – Frank Retsin

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content