Na een turbulente tijd zat gymnaste Aagje Vanwalleghem weer op het goede spoor. Maar het Europese kampioenschap viel in het water omdat ze opnieuw onder het mes moest. Alweer die vermaledijde linkerknie. ‘De angst om weer te vallen zal er zeker zijn.’

Het schijnbaar eeuwige lachebekje van 22 moet harde noten kraken. Het begon toen ze de Olympische Spelen op een haar na miste en kreeg zijn vervolg toen haar Nederlandse trainer Gerrit Beltman en later diens vrouw-trainer Marja na meningsverschillen ontslagen werden door de gymfederatie. Daarop stapte Vanwalleghem met een aantal turnsters op bij de centrale trainingen in de Gentse Topsporthal en hielp ze in haar club Wevelgem een privéproject uit de grond stampen. Ze koos eveneens voor die oplossing omdat de nieuwe hoofdcoach artistiek turnen, de Fransman Yves Kieffer, in een rapport van het Franse ministerie van Sport in opspraak gekomen was: de man had een aantal turnsters te zwaar aangepakt. Maar helaas. Beltman had in Nederland al snel emplooi gevonden en daarop keerde Vanwalleghem dan maar met hangende pootjes terug naar Gent. En toen sloeg het noodlot weer toe. Na hard werken aan een hogere moeilijkheidsgraad hield een knie het net voor het EK niet meer uit. Gevolg: de derde operatie aan het lichaamsdeel. In september hoopt ze weer op niveau te zijn, op tijd voor het wereldkampioenschap van 12 tot 14 oktober in Rotterdam.

Wat ging er fout?

Aagje Vanwalleghem: “Bij een trainingssprong verloor ik bij de landing de coördinatie, mijn voet bleef steken in de mat en de rest van het lichaam draaide door. Een scan gaf aan dat de voorste kruisband was afgerukt. Al de derde keer was het dat ik zwaar geblesseerd raakte aan de linkerknie. Door dezelfde blessure heb ik de Spelen ook al gemist. Maar ik heb nooit gedacht aan stoppen: daarvoor doe ik het nog veel te graag. Al kijk ik wel wat tegen de revalidatie op en zal de angst om nog eens te vallen er zeker zijn. Samen met mijn sportpsycholoog ga ik eraan werken.”

Drie keer per week

Keren we terug naar het begin van je pechreeks. Heb je het over je hart kunnen krijgen om de Olympische Spelen te volgen op tv?

“Toch wel, al heb ik me geërgerd omdat ik er niet kon bij zijn. Ik was nog niet op topniveau geraakt omdat ik niet genoeg tijd gehad had door mijn blessures. Maar de grootste klap kreeg ik toen ik een aantal weken voordien op het scorebord van een wedstrijd zag staan dat ik vijf honderdste van een punt minder had dan Gaëlle Mys – los van haar persoon. Mys mocht aan de Spelen deelnemen, ik niet. Ik denk dat zeer weinig mensen beseffen welke situatie ik een half jaar voordien had meegemaakt. Er was me gezegd dat ik nooit meer zou kunnen sporten, niet meer normaal zou stappen en dat mijn revalidatie een jaar zou duren. Terwijl ik op drie maanden tijd van nul naar het niveau van de Olympische Spelen ben geraakt. De tijd van mijn net-niet-kwalificatie tot en met de Spelen was geen pretje. Ik was niet echt aangenaam thuis.”

Je hebt het onder meer verwerkt door er met je sportpsycholoog over te praten.

“Ja, ik ben veel langsgegaan bij Rudy Heylen. Eerst en vooral omdat ik mezelf verweet dat ik er niet genoeg voor gedaan had, terwijl ik nu weet dat dat wel zo was. Na de Spelen ben ik weliswaar blijven trainen, maar niet met volle overgave. Zeker toen ik Gaëlle zag trainen, vroeg ik me af wat ik er eigenlijk nog deed. Ja… Rudy weet exact wat te zeggen. En er is een blijvend aandachtspunt. Aan mijn knieblessures heb ik een trauma overgehouden. Er zijn periodes dat ik tijdens de training aanloop voor een sprong maar voor de plank de aanloop afbreek: omdat ik voor mijn ogen ineens dat filmpje zie afspelen van wat er ooit gebeurd is met die knie. En dan moet je me echt niet laten springen want dan loop ik tien keer aan en stop ik tien keer vóór de plank.”

Hoe is het nog met het niveau van je sprongoefening?

“De sprong is goed, want ik ben er sterk in, maar het is niet veel verbeterd. Had ik geen last gehad van die blessures, was ik vooruitgegaan. De sprong was mijn beste onderdeel, nu is de brug dat. Hoe dat komt? Eerst en vooral kan ik niet elke dag springen: dat kunnen mijn benen niet aan. De nieuwe sprong die ik leer heeft ook zeer veel explosiviteit nodig. En heb je een dag waarop je niet zo sterk bent, dan lukt die sprong niet. Als je niet elke dag kunt oefenen is de vooruitgang veel trager. Julie Croket ( Belgisch topturntalent, nvdr) is elke dag in supervorm. Zelfs als ze zegt dat ze geen kracht heeft, dan heeft ze er nog tien keer meer dan ik. Drie keer per week gaat het zowat. Bij de brugtrainingen gaat het sneller vooruit.”

De top? Nee toch

Na Beltman heb je een tijd samengewerkt met René Poutsma, een jonge coach die op de lijn-Beltman zat. Maar je wilde een wereldtoptrainer.

“Omdat ik stagneerde. Het Europese kampioenschap in Milaan vorig jaar heb ik foutloos gedaan: ik was vierde op de brug en zesde allround, omdat ik een programma turnde dat ik desnoods ’s nachts om drie uur zou kunnen doen vijf minuten nadat je me hebt wakker gemaakt. Als ik vooruit wilde, moest ik naar een wereldtoptrainer gaan. Ik kon in principe naar Nederland, naar de club waar Beltman werkt. Maar daar wonen wilde ik niet. Ik heb hier mijn vriend, mijn zussen, mijn mama, mijn opa ook die 94 is en had geen zin om te verhuizen. Dus was ik verplicht om terug te gaan naar Gent. In het begin was het een ramp. Niet alleen Gerrit, maar ook zijn vrouw Marja, die ook trainer is, was weg. Zij is een beetje mijn tweede moeder: ze heeft me tien jaar begeleid.”

Leuke situatie: twee nieuwe trainers die bijna alleen Frans spreken, zelfs al leren ze Nederlands.

“Lange tijd heb ik gezegd dat ik het niet kon, dat ik niet verder wilde. Na veel gesprekken is alles dan toch op zijn pootjes gevallen. Het lag er niet aan dat ik niet met de trainer wilde werken. Integendeel, ik stond ervoor open. Want iedere trainer kan je iets bijleren. Het was vooral de houding van de federatie: hoe ze me hebben behandeld, dat was niet zoals het hoort. Gelukkig heeft de Gymfed zich voor een groot deel verontschuldigd. Maar goed: om verder te raken en beter te worden is Kieffer zeer goed. Hij heeft me al veel nieuwe dingen geleerd – al maakt dat de kans op fouten maken wel groter. Ik turn namelijk nog niet stabiel genoeg. Op een bepaald moment werkte ik bij Beltman en Poutsma vooral op wat ik kon: stabiliteit. Maar bij Yves is dat direct veranderd naar nieuwe dingen aanleren. Dat moet, zegt hij, als ik de echte top wil halen. Kieffer wil dat ik finales kan halen, medailles zelfs.”

Dat moet je als muziek in de oren klinken.

“Ja, maar medailles halen had ik eigenlijk al een beetje uit mijn hoofd gezet. Ik dacht wel dat ik tot de goeden behoorde. Maar de top? Nee toch. Natuurlijk is het zeer leuk als je te horen krijgt dat je meer in je mars hebt. Maar zo simpel is het nu ook weer niet. Het probleem is dat het net moeilijk is om die dingen te doen die Kieffer vraagt. Bijvoorbeeld meer continuïteit tonen in mijn training. Op sommige dagen ben ik nu eenmaal heel goed, maar op andere dagen kun je me beter in de vuilnisbak gooien. Ik ben zo, da’s al tien jaar mijn minpunt. Het ligt in mijn karakter: op sommige momenten ben ik positief, op sommige negatief.

“Intussen moet ik enorm hard werken om te verbeteren. In mijn brugoefening heb ik bijvoorbeeld vijf nieuwe elementen verwerkt, waaronder drie nieuwe vluchtelementen. Als ik die oefening op het Europees kampioenschap overtuigend had uitgevoerd had ik er echt een medaille behaald. Maar eigenlijk was die oefening dus nog niet stabiel genoeg, die kan ik bij wijzen van spreken ’s nachts om drie uur nog niet blindelings uitvoeren. Dat is de eeuwige vraag: ofwel kies je een programma van mindere kwaliteit dat stabiel is ofwel kies je iets heel moeilijks en neem je het risico.”

Op je hoofd of op je voeten

Het EK was geen doel op zich: je hebt nog tijd om je oefening te perfectioneren.

“Het EK was de eerste stap naar het WK in oktober, dat de eerste mogelijkheid biedt om je te plaatsen voor de Olympische Spelen van 2012 in Londen. Ik werk zeker naar Londen toe, ja, dat ga ik niet ontkennen.

( haakt weer in op vorige vraag) “Die nieuwe elementen vind ik trouwens wel leuk, omdat je altijd wel nieuwe dingen wil bijleren. Maar eerst en vooral moet je vertrouwen hebben in je trainer. Het gaat er niet om eens zomaar wat uit te proberen en dan te zien waar je uitkomt: op je hoofd of op je voeten. En dat vertrouwen heb ik: Kieffer weet waarmee hij bezig is. Vooral op de brug, omdat hij op dat toestel een olympische kampioene heeft gemaakt ( de Franse Emilie Le Pennec in 2004, nvdr). Ik ben tevreden met Kieffer, zeer tevreden. Zijn grootste kwaliteit is dezelfde als die van Beltman: hij is zeer technisch. Wat dan het verschil is? Details. Bij Gerrit moet ik voor een bepaalde oefening een arm plooien, terwijl ik die bij Yves net moet strekken. Dat lijkt onbeduidend, maar heeft een belangrijk effect op de snelheid van draaien.”

Heb je soms schrik om van de brug te vallen?

“Jawel, wees maar zeker. Als ik een bepaald element instudeer, denk ik dat als ik op dat ogenblik niet alert ben en eraf donder het pijn zal doen. Ik heb bij een element ooit een rib gebroken: ik had mijn hand op de brug gezet, de hand schoof weg en ik viel op mijn ribben op de brug. Die rib was gebroken en dat is me geen tweede keer overkomen. Je moet zeer geconcentreerd zijn, wat een automatisme wordt. En vallen kun je ook leren. Als je valt bij een vluchtelement, mag je bijvoorbeeld nooit je hand zetten want dan heb je kans dat je de elleboog verstrekt. Maar ja, dat is de theorie.”

door frank van de winkel

De federatie heeft me niet behandeld zoals het hoort.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content