Hoe Samir Beloufa (ex-Milan) zich via GBA in nog geen jaar ontwikkelde tot één van de betere verdedigers in België.

Is Samir Beloufa (22) de beste centrale verdediger in eerste klasse ? Hij heeft alvast het ideale Ajax-profiel, vindt GBA-teammanager Eric Verhoeven. Hij zegt het niet té luid : ze moeten het in Amsterdam niet te vroeg horen. Beloufa belandde nog geen jaar geleden op het Kiel en speelde zijn eerste wedstrijd tegen Moeskroen in december 2000. Stilaan werkte hij zich op mét prestaties, niet met woorden : vorig jaar voelde hij zich op en naast het veld nog een beetje timide, zegt hij zacht.

Van GBA had Beloufa dik een jaar terug nog nooit horen spreken. Wel wist hij dat zijn situatie bij Milan, waar hij een paar jaar voorheen dromend naar toe was getrokken, op dat moment uitzichtloos leek. En dat hij als voormalig Frans jeugdinternationaal tot en met de beloften, plots in eigen land helemaal vergeten was. Toen hij begin vorig seizoen zelf in Frankrijk op zoek ging naar een club in eerste klasse, herinnerde men hem zich nauwelijks. Net voor Milan hem één jaar daarvoor aan tweedeklasser Monza uitleende, werd hij nog eens geselecteerd voor de beloftenploeg, samen met generatiegenoten Frey, Dalmat en Camara.

Maar in de Italiaanse tweede klasse , verzonk hij helemaal in de anonimiteit. Zijn manager, Jean-Pierre Bernès, voormalig directeur van Olympique Marseille, kende wat mensen bij GBA en Beloufa mocht een weekje meetrainen. Terug bij Milan kreeg hij een paar weken later het licht op groen. Het enige wat hij op dat moment van België wist, was de informatie die hij kreeg van Drazen Brncic, de Kroaat met Belgisch paspoort die samen met hem een jaar bij de Italiaanse tweedeklasser Monza had gevoetbald en ook bij Milan beland was.

De roots van de jonge verdediger van Algerijnse afkomst liggen ver van Milaan, in de banlieue van Parijs, het stadje Melun. Daar wisselde hij tot zijn veertiende sneller van club dan van ondergoed : eerst Bois-le-Roi, omdat zijn vader daar voetbalde en een bar openhield, maar omdat dat ver van huis lag, stapte hij snel over naar het dichterbij gelegen Le Mée, daarna Melun zelf en nog wat later het iets hoger aangeschreven Moissy-Crémel. Daar werd hij opgevist bij de preselecties voor La Coupe nationale des Jeunes, een nationale beker voor spelers onder de veertien jaar. Uit regionale preselecties worden er landelijke teams gekneed die vervolgens elkaar bestrijden. Via dat vangnet belandde hij in de Ligue de Paris, het beste van wat de hoofdstedelijke regio op die leeftijd te bieden heeft. Met zijn team haalde Beloufa in de Coupe Nationale de finale, die verloren werd van de regio Rhône-Alpes.

Talentscouts voor de Franse profclubs verdringen zich jaarlijks rond de meest opvallende talenten. Beloufa behoorde tot de preselectie van zestig uitverkorenen, uit wie de nationale trainers een kern van tweeëntwintig internationals onder veertien jaar samenstellen. Beloufa had maar voor het kiezen : Le Havre, Saint-Etienne, Monaco, Cannes. Hij mocht met zijn vader ter plaatse de centres de formation gaan bekijken. En dan maken details het verschil : Monaco werd hem afgeraden door zijn trainer, daar ging hij niet eens heen. Beloufa : “Toen we naar Le Havre gingen, regende het, het was er grauw en grijs. Cannes was mooi, met palmbomen, de zon, de zee, de blauwe lucht. Voor een veertienjarige die uit de voorsteden van Parijs komt, maakt dat indruk. Het was geen fabriek, héél familiaal.”

Hij moest ook niet in zijn eentje naar Cannes. De club zorgde dat zijn ouders eveneens aan de slag konden. “Mijn moeder die op een school werkte, kreeg in Cannes hetzelfde werk. Mijn vader hield in Melun een bar open, hij kreeg werk bij de clubvoorzitter, maar kon daar moeilijk aarden.” Ondanks de aanwezigheid van zijn ouders koos Beloufa er toch voor om de week in het centre de formation door te brengen. Een betere opleiding dan bij Cannes had hij zich niet durven dromen. “Cannes is geen topclub, maar in 1995 werd de jeugdschool uitgeroepen tot beste centre de formation van Frankrijk. Met de min zeventienjarigen werden we Frans kampioen.”

Als Frans jeugdinternationaal kreeg hij op een dag thuis het bezoek van een scout van Napoli. Nogal wat scouts schuimen voor de Italiaanse clubs de Franse grensclubs af, traditioneel leveranciers voor jong en goed opgeleid talent. De naam Napels alleen al deed de ogen van de jonge Beloufa blinken. “Ik dacht dat ik vrij was om een contract te tekenen. Bij aankomst in het centre de formation had ik zoals voorzien een aspirant-profcontract voor drie jaar getekend. Dat liep ten einde. Wat ik niet wist, was dat de wet voorzag dat je niet kon weigeren als de club van opleiding je op dat moment een nieuw contract, een echte profverbintenis, voorstelt. Daar kwam ik pas achter toen ik al in Napels zat.”

Bij Napels had hij intussen een vijfjarig contract getekend als prof. Hij trainde er met de A-selectie. Na twee en een halve maand keerde hij terug. In Italië was hij niet speelgerechtigd, de beloftes van Napels om de zaak op te lossen, liepen op niets uit en op een dag meldde een fax van de Fifa onomwonden dat het contract met Napels niet geldig was.

Bij Cannes was hij niet meer welkom. Eén maand later zocht een manager hem thuis op met een voorstel om te bemiddelen bij zijn ex-club. Via hem kreeg Beloufa bij Cannes een nieuw contract voor drie jaar, maar twee weken later – inmidels december – kon hij mét toestemming van Cannes onmiddellijk naar Milan. Met dit verschil dat Cannes nu wél een fikse vergoeding opstreek, terwijl het tevoren Beloufa gratis aan Napels dreigde te moeten afstaan. De belangstelling van Milan verraste hem niet : een scout van die ploeg had hem al eens benaderd, maar raadde hem aan om eerst een tussenstap te nemen, bijvoorbeeld Napoli. Nu tekende hij in december 1997 prompt bijna zonder nadenken een vierjarig contract. Beloufa : “Milan blijft toch een droom voor iedere voetballer.”

De eerste zes maanden woonde hij samen met de andere jonge beloften in een kamer op Milanello, het trainingscomplex vijftig kilometer van de stad. Zonder rijbewijs, maar – na zijn verblijf in Napels – met voldoende Italiaanse woordenschat om zich te behelpen. Overdag leidde hij het leven van de andere profs. Onder leiding van Fabio Capello trainde hij met Maldini, Costacurta, Savicevic, Desailly. Sterren die hij voordien enkel op tv had gezien, maar die hem nu de knepen van het vak leerden en op hun verjaardagsfeestjes uitnodigden.

Hij spéélde zelfs vier keer in het A-team : zijn debuut maakte hij in de halve finale van de Italiaanse beker thuis tegen Parma, als vervanger voor Costacurta. “Het stadion zat niet helemaal vol, maar er waren wel 50.000 toeschouwers.” Dat jaar mocht hij nog drie keer invallen, tegen Bari, Atalanta, Brescia. Omdat enkele clubs in eerste (Bari) en tweede (Venezia en Sampdoria) geïnteresseerd waren, wilde hij graag uitgeleend worden. De nieuwe trainer, Alberto Zaccheroni, zag dat niet zitten, maar Beloufa kwam dat seizoen nooit aan spelen toe. Zijn inbreng bij de kampioenstitel bleef beperkt tot twee selecties als bankzitter. Enige troost was de winst van de prestigieuze juniorestrofee op het toernooi van Viareggio, onder leiding van ex-Milanmonument Tassotti.

Dat jaar mocht hij wél weg, naar satellietclub Monza dat in tweede klasse voetbalde. Geen topclub, er kwamen nooit meer dan 7000 toeschouwers. Hij speelde vanaf de tweede speeldag mee, een 0-0 tegen Napels, maar raakte na een paar wedstrijden geblesseerd aan de knie en was pas in december opnieuw speelklaar. Bij Monza kwam hij aan 15 wedstrijden, samen met Brncic en ook Jean-François Gillet, van wie hij zich nog altijd de enorme reactiesnelheid herinnert.

Zin in nog een Italiaanse tweedeklasser had hij niet, Zaccheroni beloofde hem dit keer niets, zodat hij na enkele vriendschappelijke wedstrijden en veel doelloos trainen wat blij was met de kans die GBA hem in oktober bood. Hij is er nog altijd sportief én privé gelukkig. Daarom wilde hij absoluut nog een jaar blijven.

Intussen had Bernès hem samen met een zakenvriend vrijgekocht bij Milan, waar zijn contract dit seizoen ten einde liep. Administratief werd hij voor drie jaar vastgeklonken aan het Zwitserse Lausanne dat hem prompt voor één jaar uitleende aan GBA. De kans dat GBA meedeelt in de winst als hij verkocht wordt, is dus klein. “Maar”, zegt hij, “ik ga waar ík wil. Eerst spelen en beter worden telt. Ik hoef niet meer gauw gauw naar een topclub. Ik heb dat al eens meegemaakt.”

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content