In Ulis, dicht bij Parijs, liggen de wortels van Thierry Henry. Maar eigenlijk nog verder : op de Antillen. Derde aflevering in de zoektocht naar de roots van toppers uit het Europese voetbal.

Hij is 25 jaar en een idool nu. Nu al, bij leven en welzijn, een voetballegende. Een toekomstige Ballon d’Or, als we zijn trainer bij Arsenal, Arsène Wenger, mogen geloven. Toch ging het pad van Thierry Henry aanvankelijk niet over rozen. Zijn leven begon alvast niet onder een goed gesternte. Zijn vader, Antoine ( Toni) was uit Guadeloupe naar Frankrijk gekomen. Om werk te vinden en een toekomst. Hoeveel kan een stad als Parijs op dat vlak beloven aan een arme drommel uit Guadeloupe ? Toni Henry belandde hoe dan ook in een andere wereld.

Niets in en rond Parijs leek op Désirade, het armste en een van de kleinste eilandjes van de Antillen. Het armste eiland, maar evengoed paradijselijk mooi. Armoe doet een stuk minder pijn als het oog zich kan vergapen aan de pracht van bloemen. En altijd de zalvende blauwe glinster van de zee in de buurt.

In Parijs trouwt Toni uit Guade- loupe met Mary- use uit Fort-de-France, Marti- nique. Ze vestigen zich in Ulis, ten zuiden van Parijs, niet ver van waar de A10 een streep naar Orléans en Chartres trekt. Ulis is een stadje van dertigduizend inwoners. Beton woekert er, maar toch met ruimte en groen tussen de gebouwen en met een ordentelijk stratenplan.

Twee gevoelens overheersen in Ulis. Het verlangen om er weg te gaan en zich elders een plaats onder de zon te zoeken. En fatalisme. De mensen zijn er van ver uiteenlopende origine en maken daar geen geheim van – hoe zouden ze kunnen, er is altijd zijn huid die een mens verraadt. Afrikanen, Aziaten, mensen van de Franse overzeese gebieden.

Geladen met dromen zijn ze naar Europa uitgeweken. Maar hun dromen werden niet altijd werkelijkheid. Meestal niet, zelfs. “We hebben hier niets te doen, we weten niet wat we moeten doen, wat komen we hier dan doen”, klaagt een sympathieke jongeman. Nee, hij wil zijn naam liever niet vermeld zien, maar hij heeft Thierry Henry goed gekend.

Optimisme en negativisme zijn in Ulis met elkaar versmolten. Naar welke kant de balans kantelt, zit in het karakter van de mensen. Met problemen kampen ze bijna allemaal. Sommigen buigen de problemen om tot troeven en tot een reden om te proberen zich naar een beter bestaan te strijden. Zoals Thierry Henry dat heeft gedaan ? Hier, op de esplanade du Bosquet, voerde hij spelenderwijs zijn eerste dribbels uit. Heeft Henry een voorbeeldfunctie in Ulis ? Voor de meeste bewoners duidelijk wel, maar er zijn uitzonderingen.

“Natuurlijk heeft hij ons een voorbeeld gegeven. Hij is het levende bewijs dat je hier weg kunt raken. Dat het mogelijk is. We moeten proberen zijn voorbeeld te volgen”, zegt iemand in de schaduw van het huis op de esplanade du Bosquet dat nummer 10 draagt – het huis waar Henry geboren is en opgroeide. Maar een jongere die naar onze conversatie staat te luisteren, doet uitgesproken giftig. “Thierry Henry ! Maar wát heeft Thierry Henry voor ons gedaan ? Niets, totaal niets. Ik scheld hem de huid vol als hij zich hier laat zien.” En nog iemand anders, manifest vijandig tegenover ons : “Wat komt u hier zoeken ? Henry, Henry, maak dat u wegkomt.” Maar dergelijke reacties blijken uitzonderingen.

Nochtans, Ulis oogt hoegenaamd niet als de hel. De ellende lekt er niet uit de voegen, Parijs ligt niet ver. Dáár achter het bos, eigenlijk. Rond de stad ontplooit zich het platteland, in al zijn lieflijkheid. En het leven ligt er niet lam, Ulis is geen brak stilstaand water. Integendeel, aan de stad paalt een indu- striezone, met opvallend veel hightechbedrijven. Daar wacht werk, maar veel jongeren van Ulis kunnen daarvoor geen toereikende studies voorleggen. Dus vertoont de werkloosheid er een hoge piek.

In Ulis lummelen veel jongeren maar wat rond. Niks omhanden. Ze hebben in hun leven belangrijke treinen gemist, en komen er nog wel andere in het station van hun bestaan gedenderd ? Van hun gezichten druipt de doffe glans van een uitzichtloze toekomst.

Die uitzichtloosheid heeft Thierry Henry een tijdlang met hen gedeeld. Hij kent het leven dat ze leiden. De grappen, de woorden van troost, een blikje bier, een broodje met gegrilde merguez, een cibiche, de stoere talk over de ver- overing van een supernana, de laatste schijven van het rapgenre, de momenten van wanhoop, de kreten van ‘ik heb er genoeg van’, het wrokkige gluren in de etalages van de Carrefour waar hun dromen uitgestald staan, het gevoel dat het leven als zand door de vingers glipt. Enzovoort. Soms vertelt Henry over dat verleden. Hij is zijn vrienden van destijds niet vergeten, hij weet ze te vinden. Hij windt zich op als men ze afschildert als gespuis, dan verdedigt hij ze.

Thierry Henry beseft maar al te goed : zonder het voetbal was hun lot ook het zijne geworden. Een kreupel lot. Geweld, criminaliteit, drugs – spaak gelopen jonge levens. Het voetbal heeft hem gered, heeft hij talloze keren beweerd. En veel andere uitwegen boden zich voor hem aan, maar voor die ene uitweg heeft hij voluit gekozen. Dat zeggen de mensen in Ulis : hij heeft geluk gehad, maar hij heeft er ook zelf aan gewerkt. Het is niet in zijn schoot gevallen, hij heeft er zelf verdienste aan. Mag hij een icoon van Ulis worden ge- noemd ? De meeste mensen in Ulis antwoorden zonder een zweem van aarzeling. Dat mag.

“Ik heb de familie van Thierry Henry goed gekend”, zegt Robert Bornet. Hij komt in Ulis aan de kost als stadsbewaker. Zijn collega Eric Kubiak is even geestdriftig, maar nee, hij wil liever niet op de foto. Nee, hij kent Thierry Henry niet persoonlijk. Hij noemt zich trots op zijn werk. En toch niet op de foto, is hij bang ? Kubiak : “Hier houden de mensen er niet van dat er foto’s van ze worden genomen. Mensen voelen zich hier gauw bespioneerd.” Hij vertelt : “Twee jaar geleden hadden de architecten van de stad problemen met jongeren. Ze hadden voor de stad plekjes uitgetekend waar de mensen zich konden verfrissen en konden verpozen. Het moesten groene rustpunten in de stad worden, de gemeente wilde er later bomen planten. Maar de hoekjes zijn vernield.”

Later, het getuigenis van een andere bewoner van Ulis. “Ja, je hebt hier veel druggebruik. Er zijn hier veel diefstallen en inbraken. Er is veel geweld. De jeugd van Ulis ? Ik wantrouw ze, sommigen groeien hier op voor galg en rad, dat staat vast.” De kwalen van de beschaving, Ulis ontsnapt er niet aan. Een restauranthouder in de vallei van de Chevreuse had ons gewaarschuwd. Dat je in Ulis best na negen uur ’s avonds niet meer op straat komt. Het is er gevaarlijk, meneer ! Zou het ?

“Ik kon het goed stellen met de familie Henry”, vertelt Robert Bornet. “Twintig jaar lang heb ik met Toni, de vader van Thierry, gewerkt. Elke dag, van vijf uur ’s morgens tot één uur ’s middags. We werkten bij Prodim, een immens dispatchingcentrum. Wij bezorgden voedingswaren aan grote warenhuisketens zoals Champion, Carrefour, 8 à huit enzovoort. Tony was vorkheftruckchauffeur. Zoals hij in en uit liften kon manoeuvreren : zeer behendig. Een aangename man. Voelde zich nooit te beroerd om anderen te helpen. En een goede voetballer ook : de vedette en de goalgetter van onze bedrijfsploeg. Soms kwamen zijn kinderen mee naar zo’n voetbalwedstrijd. Vooral Willy, die is, geloof ik, zeven jaar ouder dan Thierry. Een doelman. Toni had het dikwijls over Thierry. Hij was er al heel vroeg van overtuigd dat Thierry profvoetballer zou worden.”

Toni was zeer streng voor Thierry, dat verhaal raap je in de hoeken van Ulis op. Een veeleisende vader. Met losse handen, naar verluidt. Er zijn klappen gevallen. Er zijn harde woorden gevallen. Dat gebeurt nu nog wel eens, verzekert Thierry Henry zelf. Ulis is geen locatie voor doetjes. Hier leert men zich kwaadschiks te doen respecteren.

“Ik ben trots op Thierry Henry”, glundert Robert Bornet. “Als ik hem op televisie zie, zie ik een ambassadeur van Ulis.” Ook al hebben de Henry’s inmiddels Ulis verlaten. Bornet : “Ik heb horen vertellen dat Toni een huis in Orsay heeft. Nee, dat is niet ver van hier. Maar het is toch een andere planeet. Ik vind dat normaal. Ze zijn geslaagd in het leven, natuurlijk ga je dan weg uit Ulis. Ik ben tevreden voor hen.”

En ze hebben Ulis niet uit het oog verloren. “Twee jaar geleden was Thierry Henry hier op een feest dat onze burgemeester, senator Paul Loridant, had georganiseerd”, zegt Bornet. “Er was waanzinnig veel volk.” Of hij verbaasd is dat Thierry het zo ver geschopt heeft ? “Niet echt, het is eigenlijk geen verrassing voor mij. Je zag het aankomen toen hij hier met de andere jongetjes voetbalde. Hij stak erbovenuit. Talent liegt niet, hé.”

Nu heeft beton het overgenomen, want in een stadje als Ulis groeit beton beter dan bomen. Maar vroeger lag er op deze plaats een klein bosje – de straatnaam Bosquet herinnert er nog aan. Daar voetbalde de kleine Thierry Henry. Talentscouts van COU Football, het regionale voetbalclubje van Ulis, merkten er hem op, loodsten hem de club binnen. Acht, negen jaar was hij toen. Hij speelde met jongens die ouder en groter waren, en toch was hij de beste. En zijn vader noemde hem toen al Titi.

Bij COU Football was Jean-Claude Chezelle de eerste trainer van Thierry Henry. Ja, hij herinnert zich dat nog levendig. De kleine Thierry op de voetbalvelden van het Stade des Villes-Neuves, inmiddels herdoopt in Stade Jean-Marc Salinier, ter nagedachtenis van en eerbetoon aan de sterke politieke man van de streek. Chezelle : “Dat knaapje liep over van talent.”

Jean-Claude Chezelle zucht. “Het zijn moeilijk tijden, meneer. De jongeren hebben hier veel problemen. Ik vind dat je hen niet genoeg over Thierry Henry kan vertellen. Om ze duidelijk te maken welk een belangrijk wapen talent wel is. Maar dat talent op zich niet volstaat. Dat er hard gewerkt moet worden. Keihard. Natuurlijk is Titi een artiest, maar hij heeft enorm gezwoegd. Geschaafd aan zijn talent, het uitgebouwd, het verbeterd. Zonder dat harde labeur was hij nooit zo ver geraakt. Ik ben ervan overtuigd dat hij heel veel aan zijn vader te danken heeft. Toni voetbalde zelf, hij wist waarover hij sprak als hij zijn zoon raad gaf. De top bereik je niet zonder inspanningen en opofferingen.

“Maar talent, man toch ! Als miniem leek Thierry al helemaal op de schitterende voetballer die hij nu is. Zo snel als een speer, toen al. Uitzonderlijk beweeglijk. Magnifieke trap met de rechtervoet. Scherp. Een geboren aanvaller. Ik praat met plezier over hem, het doet deugd over hem te kunnen vertellen. Het was één groot geluk om met hem te kunnen werken. Hij was ook altijd vrolijk, zorgde nooit voor problemen. Sport is zo’n prachtig alternatief voor de jongeren van deze stad. Want Thierry Henry is niet de enige. Nog andere jongens uit Ulis hebben in de eerste klasse gevoetbald, zelfs in het buitenland. Ik denk nu aan Patrice Evra, nu toch titularis bij Monaco.”

En er stammen niet alleen voetballers uit Ulis. Ook grote atleten heeft het stadje voortgebracht. Op het EK atletiek van 1990 veroverde de Franse ploeg het wereldrecord op de 4×100 meter. Recordtijd : 37.79. Een droomchrono, in de Verenigde Staten begrepen ze dat er werk aan de winkel was. Het Franse kwartet bestond uit Max Morinière, Daniel Sangouma, Jean-Charles Trouabal en Bruno Marie-Rose. Welnu, Sangouma en Trouabal zijn van Ulis afkomstig. Na zijn carrière als atleet ging Trouabal zich bezighouden met de conditionele voorbereiding van de voetballers van Olympique Marseille.

Ook Thierry Henry had een degelijke atleet, een spurter, kunnen worden. Maar hij opteerde voor het voetbal. Twee jaar bleef hij bij de club in Ulis. Dan namen zijn ouders hem mee naar Palaiseau en Vory-Châtillon. En nog even later zat Thierry op het Institut National du Football Français (INF) in Clairefontaine. Daar genoot hij een opleiding als voetballer. Maar de school werd niet verwaarloosd. Slagen voor zijn middelbare studies aan het college van Essarts-le-Roi was een verplichting. Het INF huldigde altijd dat dubbele regime : voetbal en studies, er moest op beide niveaus gescoord worden. Die studies afronden was zeker niet de meest evidente zaak voor iemand als Thierry Henry. Bij hem thuis spraken ze gemakkelijker creools dan Frans.

Maar hij raakte er wel. Van het INF ging het naar Versailles, naderhand (in 1990) naar Monaco. Daarna klom zijn carrière nog steiler : naar Juventus, vervolgens Arsenal. Maar zijn afkomst heeft Henry nooit verloochend. Hij werd in Frankrijk geboren, maar zijn roots liggen op de Antillen. Veeleer vindt hij dat hij daar vandaan komt. Henry verklaart zich trots op de kleur van zijn huid. Als de Antillen onafhankelijk zouden geweest zijn, dan had hij voor hun nationale ploeg gevoetbald en niet voor Frankrijk – daar heeft hij nooit een geheim van gemaakt. Het zou niet eens een slechte ploeg geweest zijn. Ook Thuram en Angloma hebben hun wortels op de Antillen.

Op het stadhuis van Ulis komt de naam van Thierry Henry voor in vele publicaties. Op de dienst Communicatie zijn shirts van hem te koop. Jean-Marc Rombi, directeur van die dienst : “Er lopen veel parallellen tussen de stad Ulis en Thierry Henry. Beide zijn in hetzelfde jaar 1977 geboren. Zijn succes houdt een belangrijke, positieve boodschap in voor de bewoners van onze stad. Hij is een referentiepunt, en we zijn natuurlijk bijzonder trots dat iemand van ons zo beroemd is geworden. Dat moet onze jeugd kunnen motiveren. Na het behalen van de wereldtitel in 1998 is Thierry hier bij ons op bezoek geweest. We hebben hem toen passend hulde gebracht, de hele stad was op de been. Thierry heeft toen iedereen ontmoet, natuurlijk ook zijn kennissen en vrienden van destijds. Eén groot volksfeest was het. Natuurlijk zijn we sindsdien een beetje van elkaar vervreemd. Thierry is uiteraard een zeer gesolliciteerd iemand en heeft tal van andere verplichtingen. In zekere zin is hij ons ontsnapt, dat is een vaststelling, niets meer. We kunnen niet van hem verlangen dat hij hier telkens terugkeert. Het is moeilijk om zo’n bezoek te organiseren. Maar we hebben niet alleen Henry om ons als sportstad te profileren. Ook Trouabal, Sangouma, Evra en anderen zijn er het levende bewijs van dat er een ware sportcultuur in Ulis bestaat.”

Jean-Marc Rombi toont krantenknipsels over Henry. Hij staat op de voorpagina van de sportkrant L’Equipe: bij afwezigheid van Zinédine Zidane voert hij de Franse nationale ploeg aan tijdens de Confederatiebeker. Enkele dagen tevoren stond in dezelfde sportkrant te lezen dat Henry twee weken vakantie in de Verenigde Staten had doorgebracht. In San Antonio woonde hij de finale van de West Conference van de NBA bij, tussen de plaatselijke Spurs en Dallas. Tony Parker van de Spurs is één van de persoonlijke vrienden van Henry. Een ander knipsel vertelt hoe Henry de Confederatiebeker voorbereidde in het trainingskamp van Arsenal. Op een foto trekt hij een sprintje.

Dan legt Rombi een ander krantenartikel voor. In juli 1998 verklaarde Mamadou, een van de bewoners van le Bosquet, in Vivre aux Ulis, het stadsbulletin : “Ik heb Thierry Henry zeer goed gekend, ik heb nog met hem gevoetbald. Natuurlijk kon hij goed voetballen. Maar nu ook niet zo uitzonderlijk veel beter dan sommige van zijn vriendjes. Het wemelt in Ulis van voetbaltalent. Velen van zijn vrienden zijn nu aan de slag in de regionale liga. Die zijn niet op de vingers van twee handen te tellen. Hij heeft het van ons allemaal het verst gebracht. Dat komt zonder twijfel omdat hij het hardst heeft gewerkt.”

door Pierre Bilic

‘Hij weet waar hij vandaan komt. Hij is ons niet vergeten.”Als Henry zich hier nog durft te vertonen, scheld ik hem de huid vol.”Je zag zo dat hij iets meer kon dan een ander. Talent liegt niet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content