De man die in 2007 het terreuralarm in ons land al eens op 4 kreeg, is een voormalige profvoetballer. In de nasleep van 9/11 werd hij gevat en later werd hij aan de VS uitgeleverd. Over twee weken komt zijn zaak in beroep voor. Een hallucinant verhaal over zoeken naar erkenning en foute keuzes.

West-Vlaanderen, 3 oktober 2013. Het busje voor transport van gedetineerden rijdt langzaam weg van de gevangenis van Brugge. Binnenin plooit Nizar Trabelsi (op dat ogenblik 43 jaar) zijn grote lijf – hij is om en bij de 1m90 – om een comfortabele positie te vinden. Hij is geboeid aan handen en voeten, draagt een masker voor de ogen en een hoofdtelefoon die loeiharde muziek in zijn oren jaagt. Vaste prik voor de strengst bewaakte gevangenen. De oud-speler van Club Sportif Sfaxien en Fortuna Düsseldorf weet niet beter of hij wordt voor de zoveelste keer overgebracht naar de strafinrichting van Itter in Waals-Brabant, waar hij een week later gaat trouwen met Oum Maryam, zijn derde vrouw. Verkeerd gedacht. Zijn cipiers hebben het hem niet verteld, maar ze brengen hem in feite naar de luchthaven van Zaventem, waar hij op een vliegtuig richting Verenigde Staten wordt gezet. Een dag eerder heeft de toenmalige minister van Justitie Annemie Turtelboom gevolg gegeven aan een uitleveringsverzoek van een rechter in het district Columbia, gedateerd december 2007.

Nizar Trabelsi wordt op 13 september 2001, twee dagen na ‘9/11’, gearresteerd in Brussel, hij wordt ervan verdacht een aanslag voor te bereiden. Na negen maanden ondervraging bekent hij dat hij de kazerne van Kleine-Brogel wou opblazen, een luchtmachtbasis van de NAVO in Limburg. Twee jaar later wordt hij veroordeeld tot tien jaar cel wegens ‘poging tot het aanwenden van explosieven, verboden wapendracht, fraude en schriftvervalsing’. Het parcours van Trabelsi zou bijna banaal zijn – jongen geraakt op het slechte spoor en wordt jihadist – ware het niet dat hij betrokken geraakte bij de loop der geschiedenis. Het is het verhaal van een jonge Tunesiër die eind jaren 80 naar Duitsland kwam om profvoetballer te worden, die zich verloor in drugs en kleine criminaliteit en uiteindelijk viel voor het radicale islamisme en zich aansloot bij Al Qaida. Een leven vol breuklijnen, die van langsom destructiever werden, een leven dat hem over vier continenten voerde en dat uiteindelijk tot stilstand gekomen is in de strafinrichting van Rappahannock in Virginia.

1989-1996: DE DUITSE JAREN

Groot, sterk, goeie techniek: Nizar Trabelsi is in de zomer van 1989 meer dan een belofte. Als Tunesische jeugdinternational speelt hij al twee jaar als midvoor bij Club Sportif Sfaxien. Hij scoort er een keer of tien in twee seizoenen, de toekomst lacht hem tegemoet. Wanneer hij niet dolt met zijn tegenstanders, bouwt hij een feestje in Tunis, in Sousse of in zijn geboortestad Sfax. Hij drinkt, plooit al eens een auto bijeen en bezoekt geregeld bordelen. Wanneer hij 19 is, meent hij al dat zijn lotsbestemming ver van huis ligt. ‘Hij wilde iets van zijn leven maken en zocht daarbij voortdurend de goedkeuring van anderen’, vertelt Fathi Boujnah, een fan van CSS. Via een Franse makelaar mag hij testen bij Standard. Eind juni waagt hij zijn kans bij de Rouches, maar het lot beslist er anders over. ‘Mijn man, Nizars oom, wou absoluut dat hij in Duitsland kwam spelen, dus zijn we met de voorzitter van Fortuna Düsseldorf naar Luik getrokken’, weet zijn tante Aziza nog.

Die oom, Hadri Hai, is uitbater van een brasserie in Düsseldorf. Peter Förster, de voorzitter van Fortuna, geraakt snel overtuigd van de kwaliteiten van de voetballer Trabelsi en biedt hem een semiprofessioneel contract aan. Vol goesting trekt de jongeman bij zijn oom en tante in. Hij is vriendelijk, open en goed geïntegreerd: hij leert Duits door naar Rad van Fortuin te kijken. En hij ontmoet Simone, de dochter van een supporter, met wie hij trouwt in september 1990. ‘Hij was ongelooflijk charmant’, zegt Aziza. ‘Hij was guitig, grappig, vrijgevig. Iedereen hield van hem.’

In de eerste ploeg van Fortuna speelt hij geen enkele wedstrijd. Hij werkt wel hard, maar wordt gebarreerd door twee internationals. Hij wordt vooral gezien als een wissel op de toekomst, geeft coach Aleksandar Ristic aan.

Het tweede seizoen brengt evenwel geen verandering, hij blijft bij de reserven spelen. Beetje bij beetje laat hij het hoofd hangen. Hij krijgt heimwee. Niet gewend om voor zijn plaats te knokken doet hij steeds minder moeite. Hij gaat naar nachtclubs, slaapt amper en snuift coke. Thuis komt en gaat hij zoals het hem goeddunkt, ondanks de geboorte van zijn dochtertje Sarah in februari 1991. In juni wordt zijn contract bij Düsseldorf niet verlengd.

In de zomer gaat Trabelsi met vakantie naar zijn thuisland. Hij is amper 21 en zou daar een leven kunnen opbouwen, maar hij wil niet aangezien worden als een mislukte emigrant. Tijdens zijn verblijf in Sfax trekt hij vaak naar Tunis om er de bloemetjes buiten te zetten met Riad Sghaier, zijn voormalige ploegmaat bij de nationale jeugdploegen. ‘We reden rond in zijn Opel cabrio’, vertelt Sghaier. ‘Elke avond dronk hij, maakte hij ruzie, lapte hij de verkeersregels aan zijn laars… Een rood licht bestond niet voor Nizar. Het was een boefje maar iedereen zag hem graag.’

Terug in Duitsland vindt hij een nieuwe club, derdeklasser Wuppertal SV (zie kaderstuk). Wanneer hij daar tegen zijn verwachting in op de bank belandt, gaat het van kwaad naar erger. ‘Hij gebruikte drugs, dronk, rookte, hing in bars rond en sliep met andere vrouwen’, getuigt Sghaier.

Zijn uiterlijk weerspiegelt zijn innerlijke zoektocht. De ene keer draagt hij een baard of dreadlocks, de andere keer scheert hij zich kaal en zet hij een zonnebril op. Soms lijkt hij op een student of een toerist, dan weer op een clochard of een pooier. Thuis maken Simone en hij voortdurend ruzie. ‘Nizar was een kameleon’, zal ze in 2001 vertellen aan Der Spiegel. ‘Twee personen in één. Het ene moment schattig, een seconde later een oncontroleerbare klootzak.’ Hij is agressief, humeurig, prikkelbaar en lijdt aan de typische ups en downs van een cocaïneverslaafde. In 1992 gaan ze uiteen.

Met zijn voetbalcarrière gaat het razendsnel bergaf (zie kaderstuk). Wanneer hij bij VfR Neuss in vijfde afdeling speelt, krijgen zijn buren geregeld bezoek van de politie. Trabelsi wordt verdacht van drughandel en souteneurschap. Geregeld gaat hij ervandoor. Soms verdwijnt hij voor enkele dagen, soms voor maanden, vanaf 1996 definitief.

De echte neergang begint al tijdens zijn eerste verdwijning uit Neuss, in de lente van 1994. Op 3 maart neemt hij de trein naar Rotterdam om er cocaïne te kopen, 17 gram, 80 procent zuiver. Een doortrapte smokkelaar is hij niet, bij zijn thuiskomst wordt hij domweg opgepakt door enkele agenten die hem al een tijdje in de gaten houden. Een dag later wordt hij in de gevangenis gegooid, waar hij 160 dagen in voorhechtenis blijft voor hij wordt veroordeeld tot anderhalf jaar met uitstel. Het zijn 160 dagen waarin hij gaandeweg afkickt van zijn cokeverslaving (hij nam tot twee gram per dag), 160 dagen waarin hij in contact komt met de radicale islam, 160 dagen die zijn leven op zijn kop zetten, 160 dagen die hem de kans geven – zo gelooft hij althans – om zijn zonden uit te wissen en een nieuw leven te beginnen. Kort na zijn vrijlating verneemt hij dat zijn vrouw de echtscheiding heeft aangevraagd. Enkele maanden later verbiedt ze hem om hun dochter nog te zien. Voorgoed. Het is een wrede herhaling van zijn eigen jeugd…

1970-1989: EEN JONGEN UIT SFAX

Sfax, in het oosten van Tunesië, is op Tunis na de grootste stad van het land. Dr. Mohamed Aloulou, een elegante man van 72 en gewezen onderburgemeester van Sfax, is een vriend van de familie Trabelsi. ‘Azaïez, de papa van Nizar, wilde destijds in Europa gaan werken’, vertelt hij. ‘Ik ging net in Straatsburg studeren en hij wou meekomen. Ik stelde één voorwaarde: dat hij zou terugkeren naar zijn vrouw en de pasgeboren Nizar.’

In eerste instantie doet Azaïez dat nog, maar na de geboorte van een tweede kind, Nadia, trekt hij voorgoed naar Frankrijk. Hij keert pas terug in 2006, in een lijkkist. Nizar wordt grotendeels opgevoed door zijn oma en ooms, zeker wanneer zijn moeder Naïma acht jaar in België gaat werken. ‘Nizar was een opgewonden standje’, zegt zijn oom Mohamed. ‘Hij beging voortdurend stommiteiten en zocht de grenzen op die alleen zijn vader hem duidelijk had kunnen maken.’

Gelukkig heeft de jongen nog wat anders waarmee hij in de belangstelling kan staan: voetbaltalent. Hij doet zijn best om zijn droom na te jagen: naar Europa gaan, zoals zijn pa. Wanneer hij 16 is, wordt hij geselecteerd voor de nationale jeugdploegen. Hij blinkt er uit, maar ontspoort ook. ‘Het was een echte grappenmaker. Je kon moeilijk kwaad op hem zijn, ook al ging hij soms over de schreef. Eén keer, op stage, had de coach hem niet opgesteld, hij zat zelfs niet op de bank. Uit razernij heeft hij die man met kleren en al in het zwembad gegooid. Het kostte hem een maand schorsing’, grijnst zijn maatje Sghaier.

In de lente van 1989 is Trabelsi op een kruispunt aanbeland. Hij is net 19 en wil naar Europa, al zijn er in de tijd voor het Bosmanarrest weinig Afrikanen die de stap zo jong al zetten. Dr. Aloulou, op dat moment voorzitter van CS Sfaxien, is tegen: ‘Ik zei tegen zijn moeder: ‘Als hij nu vertrekt, gaat het mis. Laat hem eerst hier wat kalmer worden, minder kwetsbaar ook.’ Ze nam me dat kwalijk, ze had de indruk dat ik haar zoon het paradijs wou ontzeggen. De voorzitter die mij opgevolgd heeft, liet hem gaan. Veel te jong…’

1996-2000: DE HAND GODS

Trabelsi is in 1996 amper 26 wanneer hij een kruis maakt over zijn droom om in de Bundesliga te spelen. Hij komt steeds vaker in de moskee van Dostrum, in de buitenwijken van Düsseldorf. ‘Hij zocht een alternatief, een ideaal, zonder dat hij daar geschikt voor was. Hij had weinig scholing gehad, kende de godsdienst niet echt goed, stelde zich vragen en vond antwoorden op goed geluk’, zegt Mehdi Abbès, zijn eerste advocaat in België. In de zomer van 1996 doet hij de hadj, de bedevaart naar Mekka, en hij is daar helemaal ondersteboven van.

‘Bij zijn terugkeer uit Mekka kwam hij naar Sfax en hij ondervroeg me over mijn geloof’, zegt een verontwaardigde Dr. Aloulou. ‘Hij was gekleed als een Afghaan, droeg een lange baard en wilde mij op bedevaart sturen. Ik antwoordde hem: ‘Ik slaagde er niet in jou op het rechte pad te houden en nu wil jij mij naar Mekka sturen!?’ Ik zag dat hij helemaal opgeslokt was door het islamisme, maar ik dacht niet dat hij nog verder zou gaan dan dat…’ Ten onrechte.

Twee jaar later gaat Trabelsi terug naar Saudi-Arabië, naar een wahabitische school. ‘Hij studeerde er, las de Hadith (een aanvulling op de Koran, nvdr) en maakte de moskee schoon. Hij wou langer blijven, maar zijn visum verliep en hij moest het land uit’, zegt zijn vrouw Oum Maryam. ‘In die jaren werd hij echt gehersenspoeld’, verklaart een Belgische politie-inspecteur die hem ondervraagd heeft. Telkens wanneer hij in Tunesië komt, is zijn transformatie – hij draagt een imposante baard en citeert voortdurend Koranverzen – pijnlijk om te zien voor zijn oude vrienden.

In Duitsland overleeft Trabelsi zonder veel bestaansmiddelen en verglijdt hij stilaan in de kleine criminaliteit. Zijn juridisch dossier bij het parket van Düsseldorf telt 42 misdrijven tussen 1994 en 2000. Vier veroordelingen, een aantal opschortingen en boetes voor fraude, winkeldiefstal, drugbezit, wapendracht en schriftvervalsing. Ondertussen schuift de ex-voetballer steeds meer op naar de Takfir wal Hijra (Excommunicatie en Ballingschap), een islamitische en terroristische organisatie die in de jaren 70 ontstond door afscheuring van de moslimbroeders. Hij reist ook steeds meer rond. Naar België, Frankrijk en vooral naar Engeland.

In Engeland frequenteert hij de moskee van Finsbury Park en de club Four Feathers in Baker Street, de officieuze hoofdkwartieren van Al Qaida in Europa en tevens clandestiene reisagentschappen voor tripjes naar het Afghanistan van de taliban. Toch weet Trabelsi dan nog niet goed wat hij met zijn leven moet aanvangen. In de zomer van 1998 wil hij opnieuw voor CS Sfaxien gaan voetballen, maar het bestuur ziet dat niet zitten. ‘Hij zat in een vicieuze cirkel en wou daaruit ontsnappen. Toen hij vernam dat hij geen kans zou krijgen bij zijn oude club, heeft hij in mijn bureau zitten wenen. Hij zei: ‘C’est fichu, het is om zeep, er is nog maar één ding dat ik kan doen.’ Pas later heb ik begrepen wat hij bedoelde’, zucht Dr. Aloulou.

In juli 1999 gaat Trabelsi’s oom Mohamed langs bij zijn zus Aziza en zijn neef Nizar. Vanwege die laatste krijgt Aziza geregeld bezoek van de politie. ‘Ik wou hem nog eens zien voor ik vertrok’, vertelt Mohamed. ‘Hij nodigde me uit op zijn appartement. Er waren daar twee Libanezen en een Syriër die op het salontafeltje een hoop paspoorten, visums en telefoonkaarten aan het sorteren waren. In een open schuif zag ik wapens liggen. Ik heb meteen mijn kinderen meegenomen en ben weggegaan. Ik heb Nizar nooit meer teruggezien.’

Trabelsi is definitief overstag gegaan. Het voetbal is slechts een schimmige herinnering. In mei 2000 signaleert zijn reclasseringsambtenaar zijn verdwijning. Hij ontsnapt in de zomer aan drie aanhoudingsbevelen en verlaat Duitsland definitief in oktober 2000. Een van zijn nieuwe vrienden voert hem naar Amsterdam, waar hij het vliegtuig neemt naar Pesjawar.

2001: CODENAAM ‘SARAH’

Pakistan is slechts een verplichte tussenstop. Zijn doel is Afghanistan, het land van de taliban. Met zijn tweede vrouw Amal Halim, een Française die hij ontmoet heeft in Duitsland, reist hij naar Jalalabad, ten oosten van Kaboel. Hij wil er een moskee oprichten en waterputten delven om met de opbrengst van zijn zaakjes de lokale bevolking te helpen. ‘Hij voetbalde er met de kinderen en maakte veel vrienden’, vertelt een van de politiemannen die hem ondervraagd heeft. ‘Hij volgde dezelfde weg als veel van onze klanten: boefjes die worden opgepikt door een groepering waar ze eindelijk iemand kunnen zijn.’

Na enige tijd gaat Trabelsi naar het kamp van Derunta, een soort opleidingsbasis waar een strakke discipline heerst. Naast fysieke trainingen krijgt de Tunesiër er ook schietlessen, theoretisch onderricht in guerrillatechnieken en les in theologie, talen, elektronica en radiotransmissie. Trabelsi trekt er de aandacht van Abou Zoubeïda, rekruteur en plaatselijke chef van Al Qaida in die regio. Trabelsi heeft het profiel dat Zoubeïda zoekt: hij is langs Finsbury Park gepasseerd en kent belangrijke leden van de slapende cellen in Europa, met name in Hamburg (de cel die enkele van de terroristen van 9/11 zou voortbrengen).

Begin 2001 is de organisatie van Osama Bin Laden nog geen obsessie voor de hele westerse wereld, ook al proberen de Amerikanen hem uit te schakelen sinds de aanslagen op hun ambassades in Kenia en Tanzania in de zomer van 1998. Wel heeft Al Qaida de inzet al verhoogd door de jihad tegen joden en christenen uit te roepen. Nizar Trabelsi is een product daarvan, zijn toewijding en trouw zorgen ervoor dat Zoubeïda een ontmoeting met Bin Laden regelt. Volgens de verschillende versies zien Trabelsi en Bin Laden elkaar vijf of zeven keer in de verblijven van de sjeik in Jalalabad en Kandahar. ‘Hij had aandacht voor mijn moeilijkheden en mijn lijden’, zal Trabelsi benadrukken tijdens een clandestien interview dat de RTBF in november 2002 afneemt in de gevangenis. ‘Ik hou veel van hem, hij is als een vader voor mij. Wat hij gedaan heeft, interesseert me niet, ik had een goede relatie met hem.’ De oud-voetballer wordt in maart 2001 zelfs met de helikopter van de Al Qaidaleider naar Bamyan gevlogen om er deel te nemen aan de vernieling van de Boeddhabeelden. Meer en meer richt Trabelsi zich naar zijn nieuwe gids. ‘Hij nodigde Nizar uit op de bruiloft van een van zijn zonen. Nizar was onder de indruk van zijn eenvoud en zijn luisterend oor’, vertelt Oum Maryam.

Abou Hafs, een luitenant van Bin Laden, toont hem filmpjes van een moslim die door christenen in Indonesië werd gemolesteerd en van een vierjarig Palestijns meisje dat werd vermoord in Gaza. ‘Die beelden bleven door mijn hoofd spoken, ik verloor alle controle’, bekent Trabelsi op zijn proces. ‘Ik vroeg om op de lijst met martelaren gezet te worden. Voor ik die filmpjes zag, kende ik geen haat. Ik vraag me af hoe ik van een menslievend persoon in een kamikaze ben veranderd.’

In mei 2001 acht Zoubeïda hem nog niet rijp. Hij zendt Trabelsi voor een tweede stage naar Kandahar, naar het kamp der martelaren, om te leren hoe hij met explosieven moet omgaan. Eind juni keert Trabelsi met 50.000 dollar op zak via Rotterdam naar Europa terug. Hij is klaar…

De Tunesiër installeert zich in Ukkel. In juli spot de Spaanse politie hem in Cascante, waar hij een ontmoeting heeft met Mohammed Atta, de man die twee maanden later een Boeing 707 in de noordelijke WTC-toren zal doen crashen. Wat de twee bespreken, zullen we nooit te weten komen. In de nacht van 7 op 8 augustus begeeft Trabelsi zich naar de luchtmachtbasis van Kleine-Brogel, waar Amerikaanse soldaten gelegerd zijn. ‘Uit telefoontap bleek dat er iemand uit Afghanistan zou komen voor een zelfmoordaanslag’, vertelt een hoge functionaris van de Staatsveiligheid. Aangezien hij zich in de kringen van takfiri bewoog, verscheen Trabelsi op 31 augustus op onze radar. Normaal gezien zouden we die mannen langer gevolgd en afgeluisterd hebben, maar na 11 september was het risico te groot.’

Op 13 september 2001 wordt Nizar Trabelsi bij hem thuis aangehouden. De Speciale Eenheden vinden er een machinepistool en een schrift met daarin een lijst van benodigdheden om een bom te maken volgens het procedé dat werd toegepast bij de aanslagen van 1998 in Kenia en Tanzania. Niet veel later vindt de politie in restaurant Le Nil, uitgebaat door Abdelkrim El-Haddouti, een vriend van Trabelsi, de opgelijste benodigdheden: sulfer, aceton en nitraat in aanzienlijke hoeveelheden. En er is nog meer: ene Richard Reid – bekend als de shoe bomber en gearresteerd op 22 december 2001 omdat hij een vliegtuig wou opblazen door zijn geprepareerde schoenen in brand te steken – stuurt hem tussen 12 en 15 september een heleboel berichtjes over een mysterieuze operatie die de codenaam ‘Sarah’ draagt. Te laat. Trabelsi zit al in hechtenis. Voor lange tijd.

2002-2012: TRABELSI VS. BELGIË

Trabelsi wordt door verschillende diensten ondervraagd, ook door buitenlandse agenten, onder wie de FBI. De Amerikanen stellen hem een deal voor: in ruil voor informatie over Al Qaida en de kampen in Afghanistan kan hij na zijn vrijlating gebruikmaken van het VS-programma voor getuigenbescherming en een maandelijkse toelage krijgen. ‘Ze waren verrast door de figuur die ze voor zich hadden’, meent zijn advocaat Mehdi Abbès. Ze vroegen dat Nizar zijn goede wil zou tonen. Ze hebben ons zelfs een eerste som geld overgemaakt om aan zijn vrouw te geven. Maar hij wilde niet meewerken.’

De Amerikanen zweren daarop ‘dat hij nooit nog de blauwe hemel zou zien’, zegt zijn laatste vrouw Oum Maryam. De Belgen blijven hem ondervragen, trachten de man achter het personage te leren kennen en zijn doen en laten van de laatste maanden te achterhalen.

Onderzoeksrechter Christian De Valkeneer, die belast wordt met het dossier, bijt zich erin vast. Hij neemt zijn tijd en ondervraagt Trabelsi maanden aan een stuk. Hij toont respect voor de beschuldigde en doet enkele gestes: Nizar mag zijn zoontje Mehdi zien, die in februari 2002 is geboren, en de kleine de fles geven. Beetje bij beetje komt de Tunesiër los. ‘Het is geen koele moordenaar, hij leeft met bepaalde emoties. Zijn leven is een opeenstapeling geweest van bruuske veranderingen: de afwezigheid van zijn vader, zijn klim op de sociale ladder, zijn ballingschap…’, analyseert de onderzoeksrechter. Na de inbeschuldigingstelling wisselen beide mannen zelfs nieuwjaarskaartjes uit en de magistraat bezoekt Trabelsi in 2004 in de gevangenis van Brugge ‘zonder over het dossier te praten’.

Na lange ondervragingen bekent Trabelsi uiteindelijk in juni 2002 dat hij een aanslag voorbereidde op de NAVO-basis van Kleine-Brogel. ‘Hij is tot het beste maar ook tot het slechtste in staat. Als hij geprogrammeerd wordt, kan hij heel gevaarlijk zijn. Hij is het slachtoffer van een heel subtiele indoctrinatie’, onderstreept De Valkeneer. Het lijkt voor de hand te liggen, en toch… sommige van zijn advocaten, de geciteerde politieagent en de man van de Staatsveiligheid hechten geen geloof aan de hypothese van Kleine-Brogel. Die laatste zegt daarover: ‘Niks in het onderzoek wijst in die richting. De basis bevindt zich ergens in de velden. Met een vrachtwagen vol explosieven kun je wat konijnen doden en de omheining vernielen. Wou hij zich soms vermommen als melkboer? Ik zie ook niet wat de impact zou zijn van de dood van vijftig anonieme soldaten in een kantine aan de rand van een bos. Een ambassade in een Europese metropool zou veel meer in de media komen.’

Maar de bekentenis van Trabelsi komt iedereen goed uit. De autoriteiten hebben een schuldige vast en Trabelsi zelf staat terecht in België, dat op dat moment nog geen antiterrorismewetten heeft. Zo ontsnapt hij aan de Franse justitie die hem wil vervolgen voor betrokkenheid bij een aanslag op de Amerikaanse ambassade en kan hij de ware aard van operatie Sarah verdoezelen.

Op 22 mei 2003 verschijnt hij voor de rechtbank in Brussel, samen met 22 andere gedetineerden. Op het proces geeft hij toe: ‘Mijn vrouw huilde toen ik haar zei dat ik een martelaar zou worden, maar dat raakte me zelfs niet, ik was een robot geworden.’ Zes maanden daarvoor, in het beruchte interview met de RTBF, ging hij nog verder: ‘Ik ben schuldig, ik moet boeten. Wat ik gedaan heb is slecht, maar ik had geen keuze.’

De uitspraak verrast niet: Nizar Trabelsi krijgt tien jaar cel.

2013-2015: UITLEVERING

Gedurende twaalf jaar wordt de Tunesiër in afzondering gehouden en geregeld naar een andere plaats overgebracht. Maar de Amerikanen zijn hem niet vergeten. Vanwege de verdenking een aanslag op de Amerikaanse ambassade in Parijs te hebben voorbereid, vraagt een rechter in Columbia (VS) zijn uitlevering. Het is dan december 2007, de maand waarin België dreigingsniveau 4 afkondigt omdat men vreest dat Trabelsi’s kompanen hem willen helpen te ontsnappen (het zou tot vorige maand duren voor er nog eens dreigingsniveau 4 was).

Er volgt een jarenlange juridische procedure. In november 2011 geeft België toe, maar de advocaten van Trabelsi trekken naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg. Ze pleiten dat hij door uitlevering een tweede keer voor dezelfde feiten zou terechtstaan en dat hij bovendien een mensonwaardige behandeling riskeert. Dat laatste argument wordt door de Belgische Raad van State verworpen. Minister Turtelboom wacht vervolgens niet op de uitspraak van het EHRM en laat Trabelsi in oktober 2013 naar de VS overbrengen.

Zijn Amerikaanse advocate, die ons niet wil – of mag – te woord staan, diende al een klacht in tegen de omstandigheden waarin Trabelsi wordt gevangengehouden. Zijn cel is kaal en bijna altijd verlicht. Zijn persoonlijke bezittingen – een koran, foto’s van zijn kinderen en zelfs zijn bril (die hij wel terugkreeg) – werden hem afgenomen.

In september 2014 oordeelde het EHRM dat de uitlevering van Trabelsi in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daarop maakte zijn advocaat in België een beroepszaak aanhangig. Op 12 november werd er gepleit. De uitspraak wordt verwacht op 17 december.

DOOR RICO RIZZITELLI – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Hij was ongelooflijk charmant. Hij was guitig, grappig, vrijgevig. Iedereen hield van hem.’ TANTE AZIZA

‘Bin Laden had aandacht voor mijn moeilijkheden en mijn lijden.’ NIZAR TRABELSI

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content