Vanavond verdedigt AC Milan, in de eigen competitie een kleurloze middenmoter, in de achtste finales van de Champions League de Italiaanse eer. Vijftien jaar geleden was de Italiaanse Serie A dé norm, vandaag kijken de meeste topspelers de andere kant op.

Liefst 27 uur is Abdullah Alduagim onderweg geweest met de auto, van Denver in Colorado naar Orlando in Florida. Een traject van 3000 kilometer enkel! De sneeuw hangt nog aan zijn Ford wanneer hij in de ‘Sunny State’ arriveert met de gepersonaliseerde nummerplaat waarop duidelijk te lezen staat: TOTTI.

AS Roma, sinds augustus 2012 eigendom van een Amerikaans conglomeraat, is in december 2013 in Orlando neergestreken voor een korte winterstage. Abdullah, een Saudische student die in Denver afstudeert als ingenieur in de elektronica, is doodop van de lange rit, maar hij staat wél op het punt zijn droom waar te maken. Tien minuten later komt hij met vochtige ogen uit een gebouw met een voetbal-T-shirt. Hij heeft, via de teammanager van AS Roma die zijn verhaal had opgevangen, net Francesco Totti ontmoet, zijn idool, van wie hij sinds zijn zesde fan is. “Dit was het mooiste moment uit mijn leven, alleen jammer dat ik niet alles begrepen heb wat hij tegen me heeft gezegd”, mompelt Abdullah, voor hij de 27 uur durende autorit terug naar Colorado aanvat.

Dat anno 2013 een niet-Italiaan zo’n moeite doet om een van de toonaangevende voetballers uit de Serie A te ontmoeten, is een opvallende anekdote. De laatste tien jaar schitteren de allergrootste voetbalsterren elders: in de Engelse Premier League of de Spaanse Primera División. Ambitieuze jonge voetballers dromen enkel nog van de Premier League, Bayern, Real of Barcelona. Nog niet zo lang geleden, van de jaren tachtig tot eind jaren negentig, was de Serie A hét ijkpunt voor de topvoetballer.

Niet dat er geen geld meer omgaat in de Serie A. Van de 550 profs die aan het seizoen begonnen, zijn er nog altijd 126 (een op vier) miljonair, met een nettojaarloon van minstens één miljoen euro. Ook sportief kwamen nooit meer landskampioenen aan de aftrap dan dit seizoen, met liefst dertien van de zestien clubs die ooit de Italiaanse titel behaalden. Alleen de vooroorlogse kampioenen Pro Vercelli (zeven titels), Casale (één titel) en Novese (één titel) ontbreken.

Toch glijdt sinds tien jaar de Italiaanse competitie steeds verder weg op de waardeschaal. In het elftal van 2013 dat de UEFA samenstelde, op aangeven van 5,3 miljoen voetballiefhebbers van over heel de wereld, stond geen enkele speler uit de Serie A en geen enkele Italiaan. Een jaar eerder redde Andrea Pirlo de Italiaanse eer. Tien jaar geleden prijkten nog vier spelers uit de Serie A (de Italianen Buffon, Nesta, Maldini, plus Juventus’ Tsjech Pavel Nedved) in het UEFA-team van het jaar.

Super Mario

Op woensdag 20 februari 2013 is voor de komst van Barcelona in de achtste finales van de Champions League het Milanese Stadio Giuseppe Meazza voor het eerst dat seizoen volgelopen met 75.932 fans. In het kampioenschap heeft Milan dat jaar slechts 23.700 abonnees: het laagterecord sinds Berlusconi 27 jaar eerder voorzitter/eigenaar werd.

Op het veld staat een Milan met een gemiddelde leeftijd van 27,76 jaar. Het is precies tien jaar geleden dat Milan in Europees verband nog met zo’n ‘jonge’ ploeg aantrad. Die avond klopt Milan Barcelona met 2-0. Duizenden fans blijven tot na middernacht in het stadion nagenieten, maar twee weken later trapt Barça de rossoneri met 4-0 uit de CL. In de kwartfinales is het voor de Italianen helemaal gedaan met de pret, wanneer ook kampioen Juventus uitgeschakeld wordt. In Italië raken ze er stilaan aan gewend dat de hoofdprijzen naar anderen gaan. De afgelopen zeventien jaar ging de Champions League nog slechts drie keer naar een Italiaanse club, de Europa League twee keer. Italië is niet langer synoniem met winnen.

Wel haalde Milan in januari 2013 nog eens een echte topper (terug) naar de Serie A. Balotelli’s Italiaans-Nederlandse manager, Mino Raiola,omschreef de transfer van Super Mario (die eerder voor stadsgenoot Internazionale uitkwam) naar de rossoneri als “een sprookje van Grimm“.Maar voor het debuut van Mario Balotelli tegen Udinese op 3 februari 2013 dagen welgeteld 35.000 kijkers op, abonnees inbegrepen. De terugkeer van Balotelli is goed nieuws voor de krantenjongens, die voortaan weer weten wat schrijven. Er gaat geen week voorbij of Super Mario haalt wel een keer de voorpagina’s, met zijn Belgische vlam Fanny of zoals recent in tranen omdat hij zijn via een DNA-test bewezen vaderschap nog even moet verwerken.

In april 2013 wordt de nieuwe vedette van Milan door het gezaghebbende Amerikaanse blad Time uitverkozen bij de honderd meest invloedrijke persoonlijkheden van het jaar, in de categorie ‘iconen.’ Maar zelfs Super Mario kan niet vermijden dat de enige Italiaanse overlevende in de Champions League in eigen land naar de rechterkolom van de rangschikking van de Serie A is weggezakt.

Ultra’s

Eind januari kijkt de Braziliaan Ibson Barreto da Silva op de luchthaven van Bologna hulpeloos om zich heen. De middenvelder die overkomt van Corinthians heeft net getekend voor Bologna FC, maar de club is hem domweg vergeten op te halen. Vier medewerkers zullen voor die blunder geschorst worden.

Bologna heeft dezer dagen wel andere katten te geselen. Op 19 januari loopt de wedstrijd tegen Napoli helemaal uit de hand, wanneer het nummer Caruso van de Bolognese zanger Lucio Dalla – een song die een hommage is aan een van de grootste Napolitaanse zangers ooit – overstemd wordt door gefluit, terwijl in de tribunes honende spandoeken hangen gericht aan de Napolitanen, genre: Vesuvius, het zou fijn zijn als je je werk zou doen’. Op de tribune schrikt erevoorzitter én zanger Gianni Morandi (hij maakte ooit samen met Lucio Dalla een plaat). Bitter schrijft hij op zijn Facebookpagina ‘dat er in het stadion die dag iets is gebeurd wat een schande is’. In een land waar de Ultra’s de dienst uitmaken, pikt men dat soort kritiek niet, ook niet van een monument uit de eigen stad die zich inkocht in de noodlijdende club met 900.000 euro van zijn zuurverdiende centen. Bij de volgende thuismatch hangt de hele curva vol met beledigende spandoeken tegen de zanger/erevoorzitter. Samengevat zeggen ze: klootzak, rot op!

De Napolitaanse zanger Edoardo Bennato noemt in een reactie het Italiaanse topvoetbal “een spiegel van een zieke maatschappij, waarin je je aan alles kan verwachten. Onze voetbalwereld wordt steeds cynischer. Ze heeft geen mythes meer, en ook geen helden. De kinderen van Napels probeerden affectie te tonen voor Lavezzi, maar die is vertrokken. Toen richtten ze zich op Cavani, maar die is ook al weg (beiden spelen nu voor PSG, dat voor Cavani afgelopen zomer de recordsom van 63 miljoen euro betaalde, nvdr). Vandaag weten ze niet meer tot wie zich te richten. Van een kampioenschap waar cynisme, business en persoonlijke interesses en profijt regeren, kan je niets anders verwachten dan wat we vandaag in en rond onze stadions zien.”

Buitenlandse overnemers

Maar ondanks de verouderde stadions, het racisme en de verstikkende greep van de Ultra’s sijpelen ook in de Italiaanse topklasse buitenlandse investeerders door. Twee topclubs zijn al in buitenlandse handen.

Twee jaar geleden verkocht de bank UniCredit het noodlijdende AS Roma, waar de familie Sensi steeds meer schulden maakte. In juli 2012 kocht een investeringsgroep rond de Amerikaan Thomas DiBenedetto 59 procent van de aandelen en werd daardoor samen met de 40 procent aandelen die UniCredit nog bezit eigenaar van AS Roma. Vandaag wil UniCredit af van de resterende aandelen. Voor de Romeinse derby was de 60-jarige Chinese magnaat Chen Feng uitgenodigd, die met HNA een groep bezit die actief is in luchtvaart, media en toerisme.

De tweede Italiaanse topclub met een buitenlandse eigenaar is Internazionale, dat op die manier opnieuw zijn naam alle eer aandoet. In april vorig jaar ging eigenaar/voorzitter Massimo Moratti op zoek naar een buitenlandse investeerder. De laatste jaren maakt Inter, dat in 2010 onder José Mourinho nog de treble won (CL, titel en beker), een jaarlijks verlies tussen 70 en 95 miljoen euro.

Maar Inter is nog altijd een naam, en het had vorig seizoen met 47.000 toeschouwers het hoogste gemiddelde in Italië. De omzet van 180 miljoen euro moet met een strategisch beleid opgevoerd kunnen worden naar 300 miljoen. Dat berekende de 43-jarige Indonesische zakenman en mediamagnaat Erick Thohir, die op 25 mei een eerste gesprek voerde met Moratti en meteen aangaf dat hij alleen wilde toehappen als hij de meerderheid van de aandelen kon kopen. Moratti had sinds hij zelf op 18 februari 1995 voor 55 miljard lire de club kocht in achttien jaar zo’n 1250 miljoen euro geïnvesteerd, vooral in nieuwe spelers (meer dan 150) en toplonen. Dat leidde vorig jaar tot een oplopende schuldenlast van om en bij de 200 miljoen euro. Uiteindelijk werd Moratti het beu om jaarlijks zelf het tekort bij te passen. Dat tekort bedroeg vorig jaar 81 miljoen euro, in 2012/13 zelfs 94,5 miljoen. Intussen is Inter wél begonnen met bezuinigen. Het geeft dit seizoen 40 miljoen euro minder uit aan salarissen dan vorig jaar, en toen was de salarislast al met 25 miljoen gedaald tegenover een jaar voordien.

Op 16 oktober wordt na zes maanden onderhandelen de deal met de Indonesiërs gesloten. Voor 250 miljoen euro koopt Erick Thohir (wiens vader eigenaar is van de familieholding Astra, goed voor een omzet van twaalf miljard euro en 124.000 werknemers) met twee zakenpartners (onder wie de familie Roeslani, eigenaars van tweedeklasser Visé) 70 procent van de aandelen, op 15 november wordt hij de nieuwe voorzitter.

Maar nog geen drie maanden later heeft ook Thohir al kennisgemaakt met de schaduwzijde van het Italiaanse topvoetbal. Wanneer hij in januari met Juventus een akkoord heeft over een ruil tussen twee spelers (Mirko Vucinic zou van Juve naar Inter gaan, en de Colombiaan Fredy Guarín van Inter naar Juventus), protesteren op 21 januari duizenden fans van de Curva Nord aan het clubsecretariaat. Thohir blaast na overleg met zijn voorganger een paar uur later prompt de ruil af. De piazza jubelt. Thohir mag dan wel betalen, dat maakt hem nog geen baas in eigen huis. Een paar dagen later haalt hij ook bakzeil bij een van de financiële limieten die hij net zelf had ingesteld: een salarisplafond van 2,5 miljoen euro per jaar, een loon dat welgeteld 27 spelers in de Serie A (onder wie drie bij Inter) opstrijken. Maar voor die prijs, heeft hij intussen begrepen, lok je geen echte topspeler. Een paar dagen later koopt Inter bij Lazio voor 13 miljoen de Braziliaanse spits Hernanes.

Doodsbedreigingen

Het is maandagavond 2 december 2013, en Lazio speelt thuis tegen Napoli. “Een wedstrijd die perfect aantoont dat het Italiaanse voetbal ziek is”, schrijft de Gazzetta dello Sport. Van de 22 spelers aan de aftrap zijn er achttien buitenlanders, onder wie Lucas Biglia, die dit jaar in de Serie A anoniem meedraait. In 2012/13 stonden in de Serie A gemiddeld 54 procent stranieri op het veld. Alleen Cyprus (63,8 procent) en Engeland (60 procent) tellen meer buitenlanders.

Lazio is een woelige club, weet Claudio Lotito sinds hij in 2004 de blauw-witten overnam na het failliet van Sergio Cragnotti, die met een megalomaan project prijzen won terwijl zijn geld al lang op was.

Lotito probeert de club zakelijk te runnen. Hij weet dat hij moet passen wanneer zijn spits Hernanes zelf aangeeft dat hij graag naar Inter wil. Wanneer Hernanes bij het verlaten van de club gespot wordt met betraande ogen, gaan de woedende fans de straat op. Sinds de zomer van 2005 staat Lotito onder politiebescherming tegen de eigen aanhang. Hij laat de journalisten weten dat hij sinds de transfer van Hernanes gemiddeld 50 tot 80 bedreigingen per dag krijgt, waaronder doodsbedreigingen. Terwijl hij dat zegt, rinkelt zijn telefoon. Omdat de voorzitter de luidspreker aanzet, pikken de aanwezige journalisten live een nieuwe bedreiging mee.

Ook spelers krijgen in ruil voor hun riante lonen weleens wat te verduren. Op 4 januari 2013 stapt Kevin-Prince Boateng in het vriendschappelijke duel Pro Patria-Milan na 26 minuten van het veld omdat hij het racistische geroep beu is. De burgemeester van het stadje Busto Arsizio is verontwaardigd. Niet vanwege de racistische slogans, wel omdat Boateng van het veld stapte. Het levert het Italiaanse voetbal extra publiciteit op op CNN en in de Washington Post, maar niet het soort publiciteit waar je op zit te wachten.

De hele sfeer in de stadions raakt vergiftigd. Het invoeren van de fankaart en het streng nageleefde verbod op discriminerende gezangen leidt tot het sluiten van verschillende volkstribunes bij meerdere clubs. De Ultra’s pikken het inperken van hun macht niet.

Op 1 december vorig jaar nodigt Juventus, dat als straf wegens discriminerende slogans en spandoeken in de match tegen Napoli twee Curva’s gesloten ziet, 12.000 jongeren van maximaal veertien jaar oud uit voor de wedstrijd tegen Udinese. Het gevolg is verbijsterend. De jonge fans maken zich net zozeer als hun vaders schuldig aan het uitfluiten van de tegenstander en het in woord en gezang denigreren van de concurrenten én de spelers van de tegenpartij.

Het kan nog erger. Op 10 november gaan de Ultra’s van derdeklasser Nocerina de spelers op afzondering vragen om de derby van dat weekend tegen voormalig eersteklasser Salernitana niet te spelen. Om veiligheidsredenen zijn de Ultra’s niet toegelaten bij die uitmatch, en zij willen dat de spelers solidair zijn met hen. De spelers zijn bang. De match begint met 36 minuten vertraging, en na twee minuten heeft Nocerina al drie vervangingen doorgevoerd. Daarna simuleren nog eens vijf spelers een blessure, waardoor er te weinig spelers op het veld staan en de scheidsrechter de wedstrijd affluit. Op 29 januari volgen de sancties: de ploeg wordt uit competitie gezet, moet volgend jaar in een lagere reeks aantreden en de spelers die een blessure veinsden, worden voor een jaar geschorst.

Juventus Stadium

Er zijn ook een paar lichtpunten in de Serie A. Napoli werd in 2004 failliet verklaard en teruggezet naar derde klasse, maar gered door filmmaker Aurelio De Laurentiis, die het stamnummer kocht voor 32 miljoen en vorig jaar voor de zevende keer een positieve financiële balans kon voorleggen: een unicum in de Italiaanse hoogste klasse. Alleen mist Napoli tal van inkomsten omdat het zich voortbeweegt in het afgeleefde San Paolostadion.

Betere perspectieven heeft Juventus. Dat werd in 2006 na het Calciopolischandaal teruggezet naar de Serie B maar stevent nu onder ex-speler Antonio Conte (met een jaarsalaris van drie miljoen euro de bestbetaalde trainer in de Serie A) af op de derde opeenvolgende titel.Maar ook naast het veld heeft de Oude Dame een straat voorsprong genomen op de concurrentie.

Sinds Andrea Agnelli op 28 april 2010 namens de familie Agnelli opnieuw aan de macht is, verhoogde de omzet van Juventus van 156 naar 275 miljoen euro. Een peulschil vergeleken met het half miljard van Real en Barça en de 400 miljoen van Bayern, maar top in Italië. Daar zit de bouw van het nieuwe stadion voor veel tussen. Het Juventus Stadium, geopend op 8 september 2011, is het eerste privéstadion in Italië, helemaal in handen van de club die het bespeelt. In het eerste jaar steeg het toeschouwersgemiddelde van 22.000 naar 38.000. Op dat moment leed de Oude Dame nog 95 miljoen euro verlies. Vorig seizoen bedroeg het verlies nog slechts 16 miljoen euro.

Agnelli onderstreept het belang van een eigen stadion. “Om zaken te doen, omzet te verhogen en competitief te zijn. Daarom liggen Duitsland en Engeland voor op ons. Vandaag is de Serie A een transitcompetitie en niet langer de eindbestemming voor topspelers. In een transitcompetitie is het moeilijk om spelers te kopen die 30 tot 40 miljoen kosten. Onze loonkost bedraagt 200 miljoen euro per jaar. Om dat rond te krijgen, moeten we jaarlijks de kwartfinale van de Champions League halen. Als dat niet lukt, moeten we creatief zijn met ons budget.”

Dit jaar haalde Juventus zelfs de achtste finales van de CL niet. Vorig jaar sneuvelde het in de kwartfinales tegen Bayern. Als troost incasseerde het wel het meeste geld van de UEFA, dankzij de marketingpool. Winnaar Bayern kreeg slechts 55 miljoen, kwartfinalist Juventus zag liefst 65,3 miljoen euro op de rekening verschijnen.

Het had wél veel liever die Beker met de Grote Oren gewonnen.

DOOR GEERT FOUTRÉ – BEELDEN: IMAGEGLOBE

De afgelopen zeventien jaar ging de Champions League nog slechts drie keer naar een Italiaanse club, de Europa League twee keer.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content