Vanavond speelt Racing Genk in de BayArena van Leverkusen. Sport/Voetbalmagazine ging op bezoek bij het PSV van Duitsland en praatte er met teammanager Hans-Peter Lehnhoff.

Bij het verlaten van de snelweg en het binnenrijden van Leverkusen, goed 220 kilometer van Brussel, rijst prompt het gebouw van chemiereus Bayer op. Bayer, vandaag goed voor 111.400 werknemers wereldwijd (waarvan een derde in Duitsland) domineert de stad aan de Rijn zoals Philips dat met Eindhoven doet.

Voor monumenten en mooie gebouwen moet je hier niet zijn. Naar Duitse normen is het een kleine stad, met ‘slechts’ 160.000 inwoners. Leverkusen ontstond pas in 1930 door een samenvoeging van vijf dorpen in de schaduw van het farmaceutische bedrijf Bayer. Dat vestigde zich hier in 1912 in een oude fabriek van een apotheker, Carl Leverkus. Toen de vijf dorpen in 1930 samengingen, kozen ze zijn naam als nieuwe stadsnaam.

Vandaag ontvangt Bayer 04 (genoemd naar de stichtingsdatum van de club, 1904) de buur uit Keulen, dat amper zestien kilometer verderop ligt. Men kan helemaal rond de ultramoderne BayArena wandelen en toch niet nat worden als het regent: het dak houdt ook de wandelweg rond het stadion droog. Boven op dat dak prijkt het logo van Bayer. Dat het concern jaarlijks 25 miljoen euro toestopt op het budget dat rond de 80 miljoen euro zou liggen, wordt door perschef Dirk Mesch ontkend. “We worden nog geholpen, maar die cijfers kloppen niet. We moeten onze eigen boontjes doppen.” Hoeveel het budget dan wel bedraagt, zegt hij liever niet: “Laat ons zeggen dat we in het bovenste derde van de budgetrangschikking staan, maar ver onder Bayern en zelfs onder Wolfsburg.”

Anderhalf uur voor de aftrap al loopt de perszaal vol. Voor de journalisten is er warm eten: vandaag staat op het menu varkensgebraad met prinsessenboontjes, soep en drie soorten taart. Aan het buffet staat vier man personeel. Bord leeggegeten? Iemand komt het meteen weghalen.

De taart en de koffie zijn op, het is tijd om buiten de sfeer op te snuiven. Vandaag zit de BayArena lekker vol. Op de ranglijst van toeschouwersaantallen van vorig jaar stond de club ondanks een tweede plaats ‘slechts’ elfde, met gemiddeld 29.200 fans. Maar daarmee zat het stadion wel voor 92 procent vol.

Net voor de aftrap worden de clubhits meegebruld. Moeilijk is dat niet: de tekst verschijnt op de twee megaschermen. ” Wir sind stolz auf unsereWerkself“, klinkt het. Werkself is de term die verwijst naar de tijd toen het elftal nog een sportteam voor de werknemers van Bayer was. Vandaag staat Werkself zelfs als geuzennaam op de achterkant van de replicashirts die door de fans gedragen worden.

Concepttrainer

Het wordt voor de thuisploeg een derby om gauw te vergeten. Werkelijk niets bakt Leverkusen ervan, het kent een totale offday. Bij 0-2 wordt een onzichtbare Michael Ballack van het veld gehaald. Een uur en vijf minuten na affluiten zal hij met zijn karretje het stadion in zijn eentje verlaten. Ballack is de vedette van de club, de jongen die hier doorbrak naar de top, na zijn komst in 1999. In 2002 was hij als speler van Leverkusen Duits Voetballer van het Jaar, daarna maakte hij de overstap naar Bayern en later naar Chelsea. In de zomer van 2010 keerde hij terug, nu is hij aan zijn laatste seizoen als speler toe. Ballack wordt op 29 september 35 jaar. Er wordt gefluisterd dat niet de club, maar Bayer zijn loon (zes miljoen euro per jaar?) betaalt. Vorig jaar hield toenmalig trainer Jupp Heynckes hem vaak op de bank. De cijfers gaven hem gelijk, want Bayer werd vicekampioen na het ongenaakbare Dortmund. Vandaag probeert trainer Robin Dutt Ballack toch in het team te schuiven. Daarvoor heeft hij in Chelsea spelverdeler Renato Augusto op de bank gezet. Tegen FC Köln moet Augusto naar de rechterkant uitwijken. Hij speelt als een krant. Op de vraag of Renato Augusto tactisch heeft gebracht wat er van hem tegen Köln werd gevraagd, antwoordt Dutt na afloop: “Daar zal ik maar beter niet op antwoorden.”

Bij 0-3 staat de bezoekende aanhang recht en scandeert: ” Nie Deutsche Meister, Sie werden nie Deutsche Meister!” FC Köln mag de voorbije decennia dan wel een paar keer op en neer gegaan zijn tussen eerste en tweede klasse, het is wel drie keer Duits kampioen geworden. Hoe goed Leverkusen zich sinds het debuut in de Bundesliga in 1979 ook heeft opgewerkt, nog nooit heeft de Werkself met de Duitse kampioensschaal kunnen pronken. In 1989/90 haalde het voor het eerst de top vijf, daarna werd het drie keer derde en zelfs vijf keer tweede. Het meest tragische seizoen was de competitie 2001/02, toen onder Klaus Toppmöller fantastisch voetbal op de mat werd gelegd, maar de ploeg in drie weken tijd de drie hoofdprijzen uit handen gaf. Eerst pakte Dortmund op de slotspeeldag in de Bundesliga de titel, vervolgens verloor Leverkusen de finale van de Champions League tegen Real Madrid. In de Duitse bekerfinale trok Schalke aan het langste eind.

Na de verloren derby zoekt trainer Robin Dutt geen excuses voor de wanprestatie. Vorig jaar trainde hij nog het bescheiden SC Freiburg, vandaag moet hij bij Leverkusen monument Jupp Heynckes doen vergeten, die overstapte naar Bayern München. Heynckes bespeelde handig de media, lachte veel en had een goed contact met zijn spelers. Kicker-redacteur Frank Lussem, die de club al 31 jaar volgt, omschrijft het zo: “Dutt is, net als Jürgen Klopp bij Dortmund, wat wij noemen: een concepttrainer. Heynckes was voor de spelers als een vader, Dutt is hun chef.”

Popsterren

Drie dagen later stapt, stipt op het afgesproken uur, Hans-Peter Lehnhoff de lobby van Hotel Lindner binnen. Het viersterrenhotel is helemaal geïntegreerd in de BayArena en is bij elke thuiswedstrijd volgeboekt, waardoor de eigen spelers niet hier, maar vijftien kilometer verder in afzondering gaan.

Al sinds 1994 – toen hij na zeven jaar Antwerp FC verliet – is Lehnhoff aan Leverkusen verbonden. Hij voetbalde er nog tot 1999 en is sindsdien teammanager. Zijn taak is de communicatie tussen spelers, trainers en sportdirecteur Rudi Völler goed af te stemmen. “Het is de bedoeling dat interne onvrede niet naar buiten doorsijpelt. Dat is niet altijd gemakkelijk. Ook bij een schijnbaar rustige en kleine club als Leverkusen wordt elk detail uitvergroot in de media. Ik zou echt niet willen ruilen met de spelers van nu. Ik verdiende minder, maar nog altijd veel meer dan mijn vader. En ik was vrijer, ik kon al eens een pint gaan drinken. Spelers van nu zijn geen voetballers meer, maar popsterren.”

Toch heeft Leverkusen behouden wat Lehnhoff bij zijn aankomst in 1994 al aantrof: het familiale karakter. “Hier heb je het gevoel dat je graag speelt, dat je graag werkt. De verhouding tussen werknemer en werkgever is zelfs nog beter dan toen ik hier nog speelde. Leverkusen bekommert zich ook om de mens achter de speler.”

Toen Lehnhoff in 1994 arriveerde, had Leverkusen 50 werknemers (spelers inbegrepen). Vandaag zijn dat er 220. “Maar Chelsea heeft er 480! Hier gebeurt ook alles. Er is een sauna, een fitness, maar ook een revalidatiecentrum waar niet alleen onze spelers, maar ook amateursporters terechtkunnen. Qua structuur en omkadering zijn wij op Cham-pions Leagueniveau.”

Natuurlijk is dat makkelijker met een groter budget, maar alles op het geld steken, is niet terecht, zegt Lehnhoff. Hij herinnert zich nog hoe spelers bij Antwerp op wedstrijddagen frieten aten, met mayonaise. “Ik vroeg spaghetti met kip. Ik vroeg om na de training te kunnen rusten in plaats van meteen na de douche in mijn auto te springen. In België vond men dat niet belangrijk, die extra verzorging, omdat men dacht: met friet en ma-yonaise komen we er ook. Wat nu gebeurt met Jos Verhaegen had al veel langer gebeurd moeten zijn. In 1987 stonden de sponsors klaar voor een nieuw stadion, toen we vicekampioen werden en voor bijna 30.000 man speelden.”

Belangrijk is ook dat een club een filosofie heeft en die in de praktijk brengt. Lehnhoff: “De filosofie van Leverkusen is jonge spelers op te leiden tot ze klaar zijn om op internationaal niveau te acteren, terwijl ze daarbij ook de ploeg meezuigen naar boven. Het is niet alleen de bedoeling ze te verkopen voor meer geld, maar intussen ook blijvend mee te draaien aan de top.”

Hét uithangbord om nieuwe spelers te halen is oud-speler en international Rudi Völler, vandaag sportchef. Völler gaat na afloop van de verloren derby tegen Köln ook verhaal halen bij de scheidsrechters. De camera’s hangen op zijn huid. Völler brengt kleur in een grijze club, zegt Frank Lussem: “Leverkusen heeft nog een manager. Michael Reschke werkt al 34 jaar uitstekend achter de schermen. Om het in voetbaltermen te zeggen: Rechske is de nummer zes, Völler de nummer tien. Als Völler met een paar spelers van Leverkusen over straat loopt, komt iedereen een handtekening vragen aan Völler.”

Lehnhoff bevestigt dat: “Als wij een speler willen, springt Rudi in zijn auto en gaat met die jongen en zijn ouders praten. Völler opent deuren die anders dicht blijven.”

Dit jaar verkocht Leverkusen wéér een van zijn betere spelers, Arturo Vidal, aan Juventus. “Vidal is hier vijf jaar geweest, kwam hier piepjong aan en draagt al lang het hele financiële gewicht van zijn familie, omdat zijn vader al vroeg het gezin in de steek liet. Door het vertrek van Vidal kon Lars Bender openbloeien. Die is nu A-international.”

Dat Leverkusen er altijd in slaagt een Vidal, of voorheen een Lúcio of Emerson, aan zich te binden, is geen toeval. “De Braziliaanse markt is ook voor ons te duur geworden, maar je hebt in Zuid-Amerika nog landen waar je talent vindt. Onze scouts volgen de interlands, ook de jeugdinterlands. Als een speler ons opvalt, wordt hij door een tweede en nog eens door een derde man gevolgd. Dan gaan we zijn omgeving screenen: is het iemand die we in staat achten de sprong naar Europa te maken? De kunst is vroeg bij een speler te zijn. Je moet voor een talent durven gaan van wie je vermoedt dat hij pas één of twee jaar later zal openbloeien.”

Toeschouwers lokken

Niet alleen om talenten te halen moet Leverkusen knokken, ook om toeschouwers te lokken. De ‘pillenclub’ heeft geen grote fanbasis zoals Dortmund, Köln of Schalke. Ze moeten in de eigen regio opboksen tussen Traditionsvereine als FC Köln, Mönchengladbach, Dortmund en zelfs tweedeklasser Düsseldorf, allemaal binnen een straal van een dik uur rijden. Lehnhoff: “We moeten elke fan koesteren en in de watten leggen. Toen ik hier als speler aankwam, waren thuiswedstrijden tegen grote clubs altijd uitmatchen: er zat altijd 7000 of 8000 man van Bayern, Köln of Dortmund in het stadion. Nu hebben we een stadion met 30.200 plaatsen waarin we ook tegen toppers een thuisgevoel creëren. Dat komt omdat we dag na dag werken om toeschouwers aan ons te binden. We moeten vechten voor elke supporter. Traditie kun je niet kopen, dus proberen we een product aan te bieden dat jonge mensen die hier komen kijken aanspreekt.”

Intussen gaat het niet alleen met Leverkusen steeds beter, ook de hele Bundesliga blijft maar boomen. “Voetbal is Duitslands lievelingskind”, zegt Lehnhoff. Is voetbal ook niet het lievelingskind in Spanje en Italië? “Ja, maar wij hebben op het juiste moment nieuwe stadions gebouwd. Fans willen comfort, een leuke omgeving. In de Duitse tweede en derde klasse vind je mooiere en modernere stadions dan in de Belgische eerste klasse. Ik snap nog altijd niet waarom er in een stad als Antwerpen met een half miljoen inwoners nog steeds geen modern stadion staat. De Bosuil moet zo oud zijn als het Colosseum. Zo kun je nooit vooruit komen.” De redding voor Antwerp en Beerschot is één stadion. In München zijn Bayern en 1860 ook in één stadion gestapt. Als je vandaag niet modern denkt, maak je geen kans meer.”

DOOR GEERT FOUTRÉ

“Leverkusen bekommert zich niet alleen om de voetballer, maar ook om de mens achter de speler.” Hans-Peter Lehnhoff

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content