Op 2 juli 2010 knikkerde Nederland in de kwartfinales van het WK in Zuid-Afrika Brazilië met 2-1 uit het toernooi. Wat gebeurde er sindsdien met de Seleção, die straks in eigen land wereldkampioen wil worden? Een analyse, samen met WK-icoon Tostão.

Dunga?” Sócrates had er weinig lovende woorden voor, toen hij in juli 2010 in Londen te gast was voor het Londen Literature Festival. Logisch. De bondscoach van Brazilië, aanvoerder van het team dat in 1994 in de VS wereldkampioen werd, en de nostalgische dokter hebben karakters die niet rijmen. De pragmaticus versus de artiest, de aanvallende creatieve middenvelder tegenover de kuitenbijter op 6. Dunga, vond Sócrates, had Brazilië in Zuid-Afrika tegen zijn volksaard laten spelen. Voorspelbaar. Te veel mikkend op de omschakeling en op het eindresultaat, de winst. Dat vond voetbalfilosoof Sócrates bijkomstig. Hadden Vincentvan Gogh of EdgarDegas geweten welke erkenning ze later zouden krijgen, ze hadden nooit zulke mooie schilderijen kunnen maken, opperde de gewezen aanvoerder van Brazilië.

Het is een visie als een ander. In elk geval was Dunga na het WK bondscoach af. Een verrassing was dat niet, Dunga had zelf in 2009 al aangegeven dat vier jaar hem genoeg leek. Achteraf bekeken puurde hij wellicht het uiterste uit zijn kern. Ronaldinho liet hij thuis, net als Neymar, die hij nog te jong vond voor het grote werk. Dunga moest het doen met Kaká en de in het Europese topvoetbal op dat moment al gebuisde Robinho, Elano, Julio Baptista en Kleberson, allemaal jongens die in de Premier League tekortschoten.

Luiz Felipe Scolari, de huidige bondscoach, was in 2010 een van de favorieten voor de opvolging. Toch werd hij het niet. Scolari had na een mislukt avontuur bij Chelsea en wat poen scheppen in Oezbekistan bij het notoire FC Bunyodkor zijn woord gegeven aan Palmeiras, een van de topclubs in São Paulo, en wilde dat respecteren. De Braziliaanse bond polste daarop Muricy Ramalho, die São Paulo FC, een andere topclub in de stad, van 2006 tot 2008 drie keer op rij kampioen had gemaakt, maar bondsvoorzitter Ricardo Teixeira kon hem niet losweken bij Fluminense, waar hij nog onder contract lag. Uiteindelijk kreeg nummer drie op het lijstje, Mano Menezes, de job. Een tussenpaus in afwachting, zo dacht iedereen toen al, van de komst van Scolari.

Verjonging

Wat was de verdienste van Menezes? Dat hij de lijn van Dunga… doortrok. Met nuances. Net als Dunga was Menezes geen romanticus. Net als Dunga (en Scolari) groeide hij op in het zuiden van Brazilië, waar ze houden van hard werken en waar de grote immigratie uit Europa een zeker arbeidsethos heeft achtergelaten. Dat en een voorliefde voor fysiek hard spel.

De verdienste van Menezes was ook dat hij een nieuw tactisch schema (4-2-3-1) in de groep sleep en dat hij een verjonging doorvoerde. De oude garde van Zuid-Afrika – Lucio, Juan, Elano, Luis Fabiano – ging eruit. Zelfs Kaká werd in 2010, op zijn 28e, al oudgenoemd. Er kwamen nieuwe namen – AlexandrePato, Ganso,… – en centraal achterin een nieuw hart: David Luiz, toen nog bij Benfica, werd gekoppeld aan Thiago Silva, in Zuid-Afrika de rookie, inmiddels de leider van de nationale ploeg. Bovendien deed een wonderkind zijn intrede: Neymar, inmiddels al goed voor 47 interlands. Bij Santos ploegmaat van Robinho, in de nationale ploeg vlot scorend.

Eén keer bezweek Menezes nog voor de lokroep van de nostalgische zielen. Na een teleurstellende Copa América in 2011 (eruit met strafschoppen in de kwartfinales tegen Paraguay) haalde hij Ronaldinho terug bij de selectie. Het bekwam hem slecht. Ronaldinho speelde ouderwets. Geniaal aan de bal, maar niks bij balverlies. Bovendien had de ster van de eigen competitie – eerst bij Flamengo, de laatste jaren bij Atlético Mineiro – een probleem met het ritme. Het Braziliaanse voetbal, zeggen de analisten hier, geeft veel ruimte weg en geeft de man in balbezit veel tijd, al wordt het spel ook in het land van de samba steeds atletischer. Daarin kan Ronaldinho zijn ding doen. Op internationaal niveau is het anders.

Vijf interlands speelde Ronaldinho onder Menezes, vijf keer werd het een teleurstelling. Dus liet de coach hem weer vallen. Menezes leidde intussen ook de Braziliaanse olympische ploeg in Londen en zag andere kleppers komen: Oscar onder meer, net voor de Spelen getransfereerd naar Chelsea, en Paulinho, op dat moment nog een van de sterren van Corinthians, inmiddels bij Tottenham en straks misschien nóg hogerop. Ook Fernandinho, inmiddels vaste waarde bij Manchester City (weliswaar in een iets andere rol), meldde zich. Ronaldinho, vond Menezes, was passé.

Helaas voor Menezes kon hij met de verjonging niet oogsten wat hij had gezaaid, want in november 2012 was ook hij passé. Toen deed Scolari, wereldkampioen met Brazilië in 2002 en vervolgens bijzonder succesvol als bondscoach van Portugal, zijn intrede. Zoals verwacht. Werd het verlies van de olympische finale in Londen – 1-2 tegen Mexico – Menezes met een paar maanden vertraging aangerekend? Het kan, Brazilië speelde er een flauwe eindstrijd, opnieuw bleek dat het verschil tussen het tempo in eigen land en dat op internationaal niveau zeer groot was. Speelde de populariteit van Scolari, vrij na twee seizoenen Palmeiras, mee? Zeer zeker.

Werd zijn lot ook bezegeld door een politieke machtsstrijd binnen de Braziliaanse bond? Ongetwijfeld. Menezes was een aanstelling van Ricardo Teixeira, schoonzoon van João Havelange. Op 12 maart 2012 gaf Teixeira zijn job als bondsvoorzitter op. Hij stapte ook uit het organisatiecomité van het WK en nam de wijk naar de VS. Te veel verhalen over corruptie en machtsmisbruik deden hem de das om. Zijn opvolger was een oude veteraan: José Maria Marin, een 79-jarige gewezen gouverneur van São Paulo. Eentje van het oude Brazilië, rechts, dictatoriaal. Eerst probeerde hij Menezes naar zijn kant te halen – zo moest de bondscoach plots zijn selectielijst eerst aan de voorzitter voorleggen voor hij hem mocht bekendmaken – maar al snel doken geruchten over een ontslag op. Toen Scolari beschikbaar werd, was het nog een kwestie van uren.

Oefeninterlands

Felipe Scolari had het bij de start ook moeilijk om de Seleção op dreef te krijgen. Hij bevestigde in een eerste fase opnieuw Ronaldinho, inmiddels al voor drie bondscoaches een steentje in de schoen, op tien, maar kwam daar snel op terug. Van zijn eerste vier (vriendschappelijke) interlands – drie in Europa, een in eigen land – kon Scolari er maar één winnen. Opvallend is wel, als je het nu bekijkt, dat zijn eerste basisploeg veel weg heeft van de selectie die straks wereldkampioen moet worden. In zijn eerste duel (tegen Engeland) startte Scolari met César; Alves, Luiz, Dante, Adriano; Paulinho, Ramires; Oscar, Ronaldinho, Neymar; Luis Fabiano. Op Luis Fabiano, Adriano en Ronaldinho na zijn ze er straks nog allemaal bij. Met andere woorden: Scolari had al snel een typeploeg in het hoofd en week daar in goed anderhalf jaar amper van af.

Zijn probleem was het vinden van evenwicht, zeker op het middenveld, waar het Braziliaanse duo in de eerste match werd overlopen door de tegenstand. Tegen Italië, in match twee, kwam er een nieuw middenveld, met Fernando en Hernanes, en kreeg Oscar het nummer tien. Hulk kwam op rechts, Fred in de spits. Tegen Rusland werd Kaká nog eens geprobeerd met Neymar op tien, maar dat was geen meevaller. Achterin stond het wél, met niet meer Dante (ex-Standard) als centrale verdediger, maar Thiago Silva. Marcelo werd de derde linksachter in drie wedstrijden. De derde bleek de goeie.

In die drie matchen kreeg de ploeg vorm. De resultaten zaten tegen, maar de ploeg stond er, zo bleek op de Confederations Cup, die werd gespeeld zonder Kaká en zonder Ronaldinho. Tijdens die generale repetitie koppelde Scolari de defensie van tegen Rusland aan de aanval van tegen Italië. Mét Fred als gecontesteerde aanvalsleider, met de niet populaire Hulk in een voor hem ongewone rol op de rechterflank en met in doel een keeper die zelfs in de Engelse tweede klasse geen plaats kon afdwingen. Maar ook: mét winst. In de finale werd een uitgeblust Spanje, waar de helden moe waren na een zoveelste lang seizoen, met 3-0 geklopt.

De ploeg van toen, verwacht iedereen in Brazilië, wordt straks ook die van het WK. Eentje zonder Robinho, die iedereen wel bij de selectie verwachtte. Robinho, en niet Bernard, die bij Sjachtar Donetsk voetbalt. Niet dat de vedette van Milan straks zou starten, maar men verwachtte hem wel bij de 23, om desnoods een wedstrijd open te breken. Scolari zweerde echter bij Bernard, die er een jaar geleden ook al bij was. Hij vond het toen een sterke groep en wil dat gevoel zo houden. Geen extra vedetten.

Een ploeg met weinig vraagtekens dus, maar als je in Brazilië de volgers polst naar de kansen op welslagen, zijn er toch een pak twijfels. Om aan spelritme te komen week doelman Júlio César in februari nog snel uit naar Toronto en de MLS. Hij is niet veel beter dan Jefferson van Botafogo, de tweede doelman, maar Scolari zweert bij zijn leiderschap. Bovendien is Scolari – dat weten ze ook in Portugal – iemand die zijn spelers trouw blijft als ze hem niet teleurstellen. Dat deed Júlio César wel in Zuid-Afrika, maar niet onder deze bondscoach.

DOOR PETER T’KINT IN RIO DE JANEIRO EN BELO HORIZONTE

Scolari had al snel een typeploeg in het hoofd en week daar in goed anderhalf jaar amper van af.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content