In de topper tegen titelconcurrent Anderlecht kan Thibaut Courtois zijn prima seizoen nog extra glans geven. De 18-jarige keeper is een pijler van het Genkse succes. ‘Ik zweef geen ballen uit mijn doel om twee punten meer te krijgen in de krant.’

In het Astridpark staan vrijdag de twee minst gepasseerde keepers uit de eerste klasse tegenover elkaar. Silvio Proto en Thibaut Courtois slikten respectievelijk 16 en 24 goals in 27 matchen. Belangrijk verschil: Proto speelde vóór dit seizoen 208 wedstrijden op het hoogste niveau, Courtois maar één: een thuismatch tegen AA Gent, op 17 april 2009. Het werd 2-2.

Was je toen achteraf tevreden?

Thibaut Courtois: “Ik was pas zestien, maar speelde toch al vrij volwassen. Bij de tweede tegengoal had ik wel een betere positie kunnen kiezen. Dan had ik de bal kunnen plukken.

“Als ik die beelden terugzie, merk ik dat ik gegroeid ben. Ik straal meer maturiteit uit en heb meer présence. Nu stáát er iemand. Twee jaar geleden króóp ik in die goal.”

Doe je iets specifieks om die uitstraling te creëren?

“Veel draait om zelfvertrouwen. Als je denkt dat niemand je zal kloppen, ga je meer vóór je doel spelen en meer hoge ballen halen. Is dat gevoel er niet, dan deins je terug. De tegenspelers merken zoiets en trappen de centers dan almaar dichter bij je doel, waardoor je meer goals binnenkrijgt.

“Waar ik wel bewust voor kies, is om in het geel te spelen. Er is ook een bordeaux outfit, maar die vind ik niet mooi. De zwarte is dan weer niet speciaal. Met deze kleur val ik op. Als een tegenspeler in een ooghoek iets groots en geels op zich ziet afstormen, heeft dat misschien een mentaal effect.”

Typerend voor jou is de rust die bij wedstrijden over je hangt.

“Ik was op het veld nooit een uitbundige, ik blijf gewoon mezelf. Tijdens een match voel ik soms wel dat het in mijn buik niet honderd procent in orde zit. Maar veel last ondervind ik daar niet van. En als het echt te erg is, vraag ik een pilletje aan de dokter.”

Ben jij weleens onder de indruk van de wedstrijdomstandigheden?

“Op Sclessin voel je soms wel de energie letterlijk uit je wegsijpelen, de fans kunnen je er versmachten. Eens ze je vasthebben, pakken ze je echt. Het stadion van Club Brugge bijvoorbeeld is veel opener, je kunt er beter ademen. Dat is in Genk ook zo. Istvan Bakx zei me eens dat hij graag bij ons kwam spelen, omdat het publiek wat verder van het veld zit. Dat creëert een mooie, maar geen helse sfeer.”

Wat heb jij nodig om met een fris hoofd het veld te kunnen opstappen?

“Meestal ga ik een dag voor de match een durum halen. In het begin van het seizoen deed ik dat eens en toen ging het goed. Dat werd een ritueel.”

Geen kleurenshow

Jullie worden bij Genk, las ik, opgeleid als een soort libero’s die heel af en toe de bal met de handen mogen pakken.

“Bij de jeugd moesten we heel ‘hoog’ meedoen. Speel met de ruimte, vroegen ze ons altijd. Ook van Guy Martens ( doelmannentrainer, nvdr) moeten we sowieso wat vóór ons doel staan. Als je dat doet, raap je ballen die ’tussendoor’ komen dikwijls gewoon op. Daar zegt niemand iets over. Sta je in zo’n situatie op je lijn, dan kom je misschien terecht in een een-tegen-eensituatie. Daarbij moet je dan mogelijk een redding doen die iedereen fantastisch vindt, maar in feite had je dat gevaar kunnen voorkomen met een betere positionering. Dat leert Guy ons. Hij vindt goed anticiperen even mooi als een bal uit de winkelhaak halen.”

Ben je een aanhanger van de soberheid?

“Ik ben geen showkeeper. Ik zweef geen ballen uit mijn doel om twee punten meer te krijgen in de krant. Als ik een bal kan klemmen, doe ik dat. In de jeugdreeksen van Genk moest je altijd sober zijn. Je mocht ambitie hebben, maar geen dikke nek. Ik vond niet gemakkelijk schoenen in mijn maat. Op een keer kocht ik dan maar grijze. Ik herinner me dat ik die met een viltstift zwart maakte, want ze wilden geen kleurenshow in Genk.

“Als ik mijn scheenlappen vastmaak met tape, breng ik die altijd onder mijn kousen aan. De meesten vinden dat het chic oogt als je dat op je kousen doet, maar jeugdspelers van Genk mochten dat nooit. Toen ik al bij de eerste ploeg trainde maar nog met de beloften speelde, bracht ik die tape ook eens op mijn kousen aan. Bij de rust haalde ik hem er al af. Ik voelde me er niet goed bij. Ik dacht: straks vinden ze hier dat ik veranderd ben.”

De Espinoza voor gevorderden

Wat kan nog beter bij jou?

“Ik moet mijn voeten goed, kort en snel bewegen. Dat blijft een aandachtspunt, net als mijn traptechniek.”

Dat uittrappen lijkt nochtans iets wat makkelijk trainbaar is, nee?

“Af en toe trappen we eens twintig ballen, maar je moet er ook op letten dat je zo je lies niet overbelast. Als ik nu uittrap, vliegt de bal niet superver, maar het is wel goed. Enkele jaren geleden had ik moeite om met mijn uittrappen tot aan de middenlijn te raken. Dat was in eerste instantie een kwestie van kracht. Dan wil je het forceren, waardoor je anders begint te trappen. Nu wordt er fel gelet op hoe ik mijn voet zet, zeker als we ons spelletje doen. Daarbij trapt elke keeper drie à vier ballen vanaf de middencirkel naar het doel. Als je de lat raakt, krijg je drie punten. Vliegt de bal direct in het doel, dan krijg je twee punten. Belandt de bal na één bots in het doel, dan heb je nog één punt. Bij dat spelletje ben ik niet gauw laatste.”

Hoe dikwijls raak jij dan de lat?

“Ongeveer één op de drie keer dat we dat spelen.”

Dan lach jij toch met het rubriekje ‘De Espinoza’ in het tv-programma Extra Time, waarbij spelers een heel stuk dichter staan als ze de bal op de lat proberen te trappen?

( lacht) “Maar in een loods is dat toch anders, hoor. En soms mis ik ook zes keer op rij.”

Leider worden

Hoe blik jij vooruit naar de match tegen Anderlecht?

“Het wordt een serieuze test. We zullen eens zien hoe ver we staan. Er valt wel iets te rapen als we kunnen spelen zoals tegen Club en Standard, met organisatie, niks weggeven en één of twee keer proberen te scoren.

“Anderlecht speelde ook al moeilijke matchen, wij zijn niet de enige. En bij Gent gaat het ook niet altijd makkelijk. Het wordt een open strijd.”

Ligt de klemtoon nu meer op organisatie dan enkele maanden geleden?

“Nee, het verschil is dat toen vooraan alles binnenvloog.

“Vóór Nieuwjaar hadden we ook een smallere kern, waardoor het in december wat moeilijk werd. Nu is er weer meer concurrentie, dat houdt iedereen scherp.”

Hoezeer lonken jij en je collega’s al naar de titel?

“Eigenlijk hoor je daar niet zo veel over. We bekijken het match per match. Dat is, denk ik, het beste.”

Hoe graag wil Genk die titel?

“Iedereen wil graag kampioen worden. Maar we zijn nuchter. We weten dat Anderlecht normaal gezien sterker is. Toch is er een kans, als we voortdoen zoals we bezig zijn. We moeten er voluit voor gaan, tot het moment dat het niet meer lukt. En dan moeten we gewoon die tweede plaats vasthouden.”

Hoe lang wil jij nog in Genk blijven?

“Er zijn hier veel jonge spelers, het zou mooi zijn om met hen iets uit te bouwen. Ook voor mijn opleiding en evolutie is het ideaal om zeker nog een jaar te blijven. Volgend seizoen moet ik bevestigen en meer een leider worden.

“Je moet het juiste moment kiezen om te vertrekken. Als ik naar het buitenland ga, wil ik daar niet anoniem op de bank zitten, maar spelen en carrière maken.”

De interesse van andere clubs flatteert wel, neem ik aan.

“Als er iets in de krant staat, denken trainers: als hij dat leest, zal hij misschien gaan zweven en niet meer met de ploeg bezig zijn. Bij mij heeft het juist het omgekeerde effect. Ik wil mij dan nog meer tonen, bewijzen dat ik die aandacht verdien.”

DOOR KRISTOF DE RYCK – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Er zijn veel jonge spelers in Genk, het zou mooi zijn om met hen iets uit te bouwen.” “Op Sclessin voel je soms de energie letterlijk uit je wegsijpelen, de fans kunnen je er versmachten.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content